ECLI:NL:RBMNE:2020:5191
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep inzake WOZ-waardering van een niet-woning
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 november 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de WOZ-waardering van een niet-woning. De eiser, wonende in [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar van de gemeente [plaats] vastgestelde waarde van zijn onroerende zaak, gelegen aan [adres 1]. De waarde was vastgesteld op € 397.000, maar na bezwaar was deze verlaagd naar € 349.000. Eiser stelde dat de waarde nog lager moest zijn, namelijk € 287.000. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat de verweerder voldoende aannemelijk had gemaakt dat de waarde niet hoger was vastgesteld dan de waarde in het economisch verkeer. De rechtbank oordeelde dat de methode van de gecorrigeerde vervangingswaarde, die door de verweerder was toegepast, passend was voor de agrarische bestemming van het object. Eiser had onvoldoende onderbouwd dat de waarde lager moest zijn en zijn beroep op het gelijkheidsbeginsel werd eveneens verworpen, omdat hij niet had aangetoond dat de door hem genoemde objecten gelijk waren aan zijn object. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en dat het beroep ongegrond was.