ECLI:NL:RBMNE:2020:5189
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep inzake WOZ-waardering van een woning ongegrond verklaard
Op 30 november 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende de WOZ-waardering van een woning. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde C. van Abbe, had beroep ingesteld tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking van de gemeenten [plaats 1], [plaats 2] en [plaats 3], die de waarde van de woning op 1 januari 2017 had vastgesteld op € 1.563.000. Eiser was het niet eens met deze waardering en had bezwaar gemaakt, dat door verweerder ongegrond was verklaard.
De rechtbank heeft het procesverloop in detail bekeken, waarbij op 15 oktober 2019 een zitting plaatsvond, maar deze werd geschorst omdat verweerder geen uitnodiging had ontvangen. Na indienen van nadere gronden door eiser en aanvullende verweerschriften door verweerder, vond op 17 november 2020 een voortgezette zitting plaats via Skype. Verweerder heeft ter onderbouwing van de vastgestelde waarde een taxatierapport en een waardematrix overgelegd, waaruit bleek dat de waarde was bepaald door systematische vergelijking met vergelijkbare woningen.
De rechtbank oordeelde dat verweerder aan zijn bewijslast had voldaan en dat de waarde van de woning niet hoger was vastgesteld dan de waarde in het economisch verkeer. Eiser's argumenten over de verschillen in bouwjaar en de indexatie van vergelijkingsobjecten werden door de rechtbank niet geaccepteerd. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken.