ECLI:NL:RBMNE:2020:5166

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
26 november 2020
Zaaknummer
8249157 UC EXPL 20-70
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens gebrek aan hoofdverblijf van de huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 25 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de stichting Mitros en een huurder. De huurder, die sinds 17 februari 2010 een woning huurde van Mitros, werd verweten dat zij haar hoofdverblijf niet meer in de gehuurde woning had. Mitros stelde dat de huurder in België verbleef en dat haar zoon de woning feitelijk bewoonde. Tijdens de procedure werd de huurder vertegenwoordigd door mr. A.E.M.C. Koudijs, maar zij zelf verscheen niet op de zitting. De kantonrechter concludeerde dat de huurder zonder goede redenen niet was verschenen en dat de verklaringen van de huurder en haar getuigen onvoldoende waren om haar standpunt te onderbouwen. De kantonrechter oordeelde dat de huurder in strijd met de huurovereenkomst handelde door niet in de woning te verblijven, wat leidde tot de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning. De vordering van Mitros tot betaling van huurachterstand werd afgewezen, omdat Mitros ter zitting had aangegeven dat er geen huurachterstand meer was. De huurder werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 8249157 UC EXPL 20-70 AS/31467
Vonnis van 25 november 2020
inzake
de rechtspersoonlijkheid bezittende stichting
Stichting Mitros,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen Mitros,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.H. Andreae,
tegen:
[gedaagde] , voorheen met achternaam [achternaam],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. A.E.M.C. Koudijs.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kantonrechter verwijst naar het tussenvonnis van 23 september 2020 waarin een mondelinge behandeling via een videoconference (Skype) is bepaald op 20 oktober 2020.
1.2.
Namens Mitros is op de zitting mr. Andreae en mevrouw [A] (hierna: [A] ), [functie 1] bij Mitros, verschenen. [gedaagde] is op de zitting niet verschenen, mr. Koudijs wel. Mr. Koudijs heeft tijdens de mondelinge behandeling twee e-mails van [gedaagde] , van de avond vóór de zitting en van de ochtend vóór de zitting, doorgestuurd naar de griffier waarin [gedaagde] , zonder nadere toelichting, zegt dat zij ziek is en niet deel kan nemen aan de Skype-zitting. Een doktersverklaring is niet bijgevoegd, wel een aanvraag voor een urgentieverklaring (hierna: de urgentieverklaring). Uit die verklaring blijkt dat [gedaagde] op medische redenen belang heeft bij het vinden van andere woning, omdat het gehuurde niet langer geschikt zou zijn vanwege de trappen die [gedaagde] moet lopen. Uit die e-mails kan de kantonrechter niet afleiden dat [gedaagde] niet in staat was via Skype of telefonisch deel te kunnen nemen aan de mondelinge behandeling. Mr. Koudijs heeft desgevraagd laten weten niet meer informatie over de afwezigheid van zijn cliënte te kunnen geven en zegt haar ook niet te hebben kunnen bereiken toen hij dat probeerde. Ook de kantonrechter heeft, tevergeefs, nog geprobeerd [gedaagde] te bereiken via haar mobiele telefoonnummer. [gedaagde] had de voicemail aan staan. De kantonrechter concludeert dan ook dat [gedaagde] zonder goede opgave van redenen niet op de mondelinge behandeling is verschenen. De kantonrechter zal daaraan de gevolgen verbinden die hierna worden besproken.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Waar gaat het over?

2.1.
Mitros verhuurt sinds 17 februari 2010 aan [gedaagde] de woning aan het adres [straatnaam] [nummeraanduiding 1] te [woonplaats] (hierna: het gehuurde of de woning). Op de huurovereenkomst zijn de “Algemene huurvoorwaarden voor zelfstandige woonruimte 2006” (hierna: de Algemene Huurvoorwaarden) van toepassing. In artikel 6.4 van de Algemene Huurvoorwaarden staat onder meer de verplichting opgenomen dat de huurder het gehuurde gedurende de huurtijd zelf als woonruimte voor hem en leden van zijn huishouden zal bewonen en er zijn hoofdverblijf zal hebben.
2.2.
Volgens Mitros heeft [gedaagde] haar hoofdverblijf niet meer in de woning of heeft dat gedurende een zekere periode niet gehad. Aan haar standpunt legt Mitros onder meer het volgende ten grondslag:
2.2.1.
In maart 2019 bleek bij een huisbezoek (naar aanleiding van de huurachterstand) alleen de zoon van [gedaagde] in de woning aanwezig. De zoon heeft toen verteld dat [gedaagde] in België werkt en verblijft en slechts af en toe naar het gehuurde komt. Hij bewoont feitelijk de woning, tot kort daarvoor (hij was drie weken daarvoor gescheiden), samen met zijn vrouw en kind. De zoon wilde de woning, in verband met gewenst co-ouderschap, graag op zijn naam hebben. Daarom zou hij alle lasten al betalen. Als bewijs hiervan heeft Mitros een verklaring overgelegd van haar [functie 2] , mevrouw [B] .
2.2.2.
Naar aanleiding van de verklaring van de zoon tijdens het huisbezoek heeft Mitros [gedaagde] uitgenodigd voor een gesprek op haar kantoor. Dat gesprek heeft uiteindelijk op 2 mei 2019 plaatsgevonden. [gedaagde] was samen met een vriend, [C] (hierna: [C] ), naar dat gesprek gekomen. Namens Mitros was onder andere [functie 1] mevrouw [A] (hierna: [A] ) aanwezig. Tijdens dat gesprek heeft [gedaagde] verteld dat zij een kamer huurt in België en daar ook verzekerd is. [gedaagde] zou zich in België laten behandelen in een ziekenhuis en moeite hebben met het feit dat het gehuurde zich op de derde verdieping bevindt. Mitros heeft haar vervolgens voorgehouden dat zij op grond van de huurovereenkomst en de Algemene Huurvoorwaarden gehouden is haar hoofdverblijf in het gehuurde te hebben en heeft [gedaagde] verzocht om de huurovereenkomst dan op te zeggen. [gedaagde] heeft dit niet gedaan. Als bewijs hiervan heeft Mitros een verklaring overgelegd van [A] en haar collega [D] .
2.2.3.
In december 2019 heeft Mitros een buurtonderzoek gehouden en de bewoners van [straatnaam] [nummeraanduiding 2] , [nummeraanduiding 3] en [nummeraanduiding 4] gesproken. Ook bij dit buurtonderzoek was [A] aanwezig. Deze buren hebben allen verklaard dat op nummer [nummeraanduiding 1] , de woning van [gedaagde] , ‘een meneer alleen woont’. Twee van de buren (nr. [nummeraanduiding 3] en [nummeraanduiding 2] ) hebben verklaard dat er ‘voorheen een gezin woonde en hij en zijn vrouw uit elkaar zijn gegaan’.
2.3.
Mitros stelt dat [gedaagde] tekort is geschoten in haar verplichting het hoofdverblijf in het gehuurde te hebben en vordert daarom in deze procedure ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van [gedaagde] uit het gehuurde. Daarnaast vordert Mitros betaling van huurachterstand van € 188,11 en de huurpenningen vanaf 1 januari 2020 tot het einde van de huurovereenkomst. Ten slotte vordert Mitros veroordeling van Mitros in de proces- en nakosten.
2.4.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
2.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover relevant nader ingegaan.

3.Wat vindt de kantonrechter ervan?

Moet de huurovereenkomst worden ontbonden? Ja.

3.1.
Aan de orde is de vraag of [gedaagde] haar hoofdverblijf in het gehuurde heeft. Tussen partijen staat niet ter discussie dat [gedaagde] gelet op artikel 6.4 van de Algemene Huurvoorwaarden daartoe gehouden is. Volgens Mitros heeft [gedaagde] haar hoofdverblijf niet (meer) in het gehuurde.
3.2.
[gedaagde] heeft een en ander weersproken met verwijzing naar haar eigen verklaringen bij conclusie van dupliek, een handgeschreven verklaring van haar zoon en drie handgeschreven verklaringen van de buurtbewoners (die Mitros ook tijdens het buurtonderzoek heeft gesproken).
3.3.
De kantonrechter constateert dat de verklaringen van [gedaagde] zelf in goed Nederlands zijn geschreven, met hier en daar de nodige spel- en grammaticafouten en van bovengemiddeld niveau zijn. Bij de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter aan partijen gevraagd of ervan uit kan worden gegaan dat [gedaagde] de inhoud van de door haar overgelegde verklaringen zelf geschreven heeft. De gemachtigde van [gedaagde] heeft ter zitting verklaard dat [gedaagde] op een gemiddeld niveau Nederlands spreekt. Je kunt een gesprek met haar voeren, maar je moet vaak dingen uitleggen of anders formuleren omdat zij het niet goed begrijpt. De gemachtigde van [gedaagde] kon zich voorstellen dat [gedaagde] door iemand anders is geholpen bij het opstellen van haar verklaring. Hieruit maakt de kantonrechter op dat de betreffende verklaringen met de nodige voorzichtigheid moeten worden bekeken. De kantonrechter heeft bovendien de inhoud van de verklaringen niet kunnen toetsen door daarover vragen te stellen aan [gedaagde] bij de mondelinge behandeling omdat [gedaagde] niet is verschenen.
3.4.
De verklaringen van de buurtbewoners die [gedaagde] heeft overgelegd zijn summier. Uit de verklaring van de heer [E] ( [straatnaam] [nummeraanduiding 4] ) valt niets over de woonsituatie van [gedaagde] op te maken. Hij zegt dat Mitros niet bij hem langs is geweest. Mitros heeft dit ter zitting erkend en verklaard dat [A] en haar collega tijdens het buurtonderzoek een mevrouw, die heel slecht Nederlands sprak, hebben gesproken en dat die heeft verteld dat in het gehuurde een man alleen woonde. Mevrouw [F] ( [straatnaam] [nummeraanduiding 3] ) heeft verklaard dat [gedaagde] soms aanwezig is. Dit sluit aan bij de verklaring van [gedaagde] zelf in mei 2019, maar daaruit kan niet worden afgeleid dat [gedaagde] in het gehuurde haar hoofdverblijf had. Mevrouw [G] ( [straatnaam] [nummeraanduiding 2] ) legt niet uit wat zij onder ‘wonen’ verstaat. Bovendien is haar verklaring in strijd met wat de zoon van [gedaagde] in maart 2019 aan Mitros heeft verteld, namelijk dat zijn vrouw en kind niet meer in het gehuurde wonen. Met de inhoud van de door [gedaagde] overgelegde verklaringen van buurtbewoners wordt de uitkomst van het buurtonderzoek dat Mitros heeft laten verrichten dus niet overtuigend weersproken.
3.5.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [A] nader toegelicht hoe en wat is besproken tijdens het gesprek in mei 2019 op het kantoor van Mitros. Volgens [A] spreekt [gedaagde] goed Nederlands en heeft zelf uitgelegd dat ze niet in het gehuurde woonde maar in België verbleef en dat zij soms naar Nederland kwam. Dat hield in dat zij af en toe in het weekend en soms een keer doordeweeks in het gehuurde verbleef. Volgens [A] heeft [gedaagde] om de noodzaak van haar verblijf in België aan te tonen haar verzekeringspapieren en papieren van een ziekenhuis getoond. Toen [A] daarvan kopieën wilde maken, heeft [gedaagde] die weer teruggenomen. Daaraan wilde ze niet meewerken. [A] heeft verder verklaard dat [gedaagde] in dat gesprek heeft gezegd dat ze in België werkte, maar dat zij niet nader heeft toegelicht wat voor werk zij deed en wat ze daarmee verdiende. Evenmin is verteld waar zij precies in België verbleef, wel dat [gedaagde] op die plek een kamer huurde. [A] heeft uitgelegd hoe het buurtonderzoek in december 2019 is verlopen en blijft erbij dat is gezegd wat zij daar eerder over naar voren heeft gebracht. Mitros heeft vanwege de coronamaatregelen niet opnieuw een buurtonderzoek kunnen doen om te toetsen hoe het komt dat de door [gedaagde] overgelegde verklaringen van de buurtbewoners (deels) anders lijken te luiden dan tijdens het buurtonderzoek is verklaard. Mitros heeft ook niet gebeld met de buurtbewoners. Mitros heeft echter geen aanknopingspunten dat de uitkomst van het buurtonderzoek niet zou kloppen. Zij heeft in dit verband toegelicht dat het vaker voorkomt dat buurtbewoners na een buurtonderzoek worden benaderd door een huurder over een verklaring die zij hebben afgelegd. Er wordt dan verhaal gezocht bij de buurtbewoners. Zij sluit niet uit dat dat in dit geval ook is gebeurd en heeft gewezen op de aparte rol die [C] , een vriend van [gedaagde] , lijkt te spelen. De indruk bestaat dat [C] namens [gedaagde] het woord voert. Ook tijdens het gesprek in mei 2019 belette [C] [gedaagde] namelijk om het gesprek zelf te voeren. Hij werd boos en ging met de deuren slaan. Om die reden heeft Mitros [C] bericht dat hij niet meer bij haar welkom is. Die rol van [C] wordt verder ingevuld met stukken die Mitros heeft overgelegd. Daaruit blijkt dat hij meerdere keren uit eigen beweging contact zoekt met Mitros over het gehuurde. In één van de mails, de mail van donderdag 31 oktober 2019, zegt [C] :
“Graag wil ik ook even aandacht voor het feit dat zij nog 1 termijn moet betalen aan [naam incasso- en gerechtsdeurwaarderskantoor] , inzake de juridische zaak, waarbij haar ex-schoondochter, die respectloze kanker Turk [H] de huur over Maart storneerde, waardoor thans 1000 euro extra betaald moet worden voor deze woning, aan kosten.
Hieruit leidt de kantonrechter af dat [C] een imponerende indruk kan maken. Dit maakt dat de schriftelijke verklaringen die kennelijk op verzoek of namens [gedaagde] zijn gevraagd ook met nodige voorzichtigheid moeten worden bekeken.
Mitros heeft ten slotte nog toegelicht dat vanaf 2016 tot ergens in 2018 de huur via een automatische incasso door mevrouw [H] , de schoondochter van [gedaagde] , en vanaf haar bankrekening werd betaald. Toen mevrouw [H] de betalingen storneerde, is vanwege de ontstane huurachterstand een onderzoek naar de situatie van [gedaagde] op gang gekomen. De huurachterstand is vervolgens door [C] ingelopen. Betalingen vinden sindsdien plaats via een acceptgiro die per mail wordt verstuurd. Mitros heeft niet gekeken vanaf welke rekening de betalingen nu afkomstig zijn. Dat zou iedere willekeurige rekening kunnen zijn.
3.6.
De kantonrechter stelt voorop dat de verklaringen die Mitros bij dagvaarding heeft overgelegd op zichzelf voldoende zijn om te bewijzen dat [gedaagde] in het gehuurde niet haar hoofdverblijf heeft, maar het gehuurde feitelijk laat bewonen door haar zoon en voorheen diens vrouw en kind. Die verklaringen zijn nader onderbouwd tijdens de mondelinge behandeling. Het bewijs dat [gedaagde] daar tegenover heeft gezet roept de nodige vragen op die door [gedaagde] niet zijn beantwoord tijdens de mondelinge behandeling. Bij de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter nog geprobeerd te achterhalen wat [gedaagde] voor werk doet, waar ze van leeft en waar ze dus de huur van moet betalen, omdat ook dat niet bekend is. Daarover heeft de raadsman geen duidelijkheid kunnen geven. Hij krijgt de indruk dat [C] [gedaagde] te hulp schiet waar gewenst, vanuit de gedachte dat er wellicht een affectieve relatie tussen [gedaagde] en hem kan ontstaan. Van een affectieve relatie is in ieder geval geen sprake. [gedaagde] heeft dus het door Mitros geleverde bewijs niet of onvoldoende ontkracht en heeft evenmin verder bewijs van haar stellingen aangeboden. Dat maakt dat de kantonrechter ervan uit gaat dat [gedaagde] in het gehuurde niet haar hoofdverblijf heeft en dus in strijd handelt met het bepaalde in artikel 6.4. van de Algemene Huurvoorwaarden.
3.7.
Voor zover [gedaagde] nu wél in het gehuurde woont en de buurtbewoners daarom verklaren dat zij daar ‘woont’, wat voorstelbaar is, geldt dat de tekortkomingen uit het verleden niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden. De tekortkoming is ook van dien aard dat het de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Het gaat immers om een hoofdverplichting uit de huurovereenkomst. Bovendien zijn de belangen van Mitros, als verhuurder van schaarse sociale huurwoningen, groot bij de beëindiging van de huurovereenkomst. Daartegenover lijkt het belang van [gedaagde] beperkt, aangezien uit de door haar overgelegde urgentieverklaring blijkt dat ze om gezondheidsredenen niet meer in het gehuurde kan wonen.
3.8.
De conclusie is dat de vordering van Mitros tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van [gedaagde] uit het gehuurde wordt toegewezen op de wijze hierna vermeld.
Is er sprake van huurachterstand? Nee.
3.9.
Mitros vordert nog € 188,11 aan huurachterstand en de huur vanaf 1 januari 2020 tot het einde van de huurovereenkomst. Het einde van de huurovereenkomst wordt vandaag uitgesproken. [gedaagde] heeft betwist dat er sprake is van een huurachterstand. Ter zitting heeft Mitros aangegeven dat er geen sprake meer is van een huurachterstand. Onduidelijk is dus wat het belang nog is bij deze vorderingen. Deze vorderingen worden daarom als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
Proces- en nakosten komen voor rekening van [gedaagde]
3.10.
wordt als de meest in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van Mitros worden begroot op:
- dagvaarding € 99,01
- griffierecht € 124,00
- salaris gemachtigde €
630,00(3,5 punten x tarief € 180,00)
Totaal € 853,01
3.11.
Als Mitros nog kosten moet maken om de beslissing uit te voeren, moet [gedaagde] die ook betalen. Die eventuele kosten worden hieronder vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst voor de woning aan het adres [straatnaam] [nummeraanduiding 1] in [woonplaats] per vandaag;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om de woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en zaken en om deze woning met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van Mitros te stellen;
4.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van Mitros, ter grootte van € 853,01;
4.4.
veroordeelt [gedaagde] , als zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door Mitros volledig aan dit vonnis voldoet, om de na dit vonnis ontstane kosten te betalen, begroot op:
- € 120,00 aan salaris voor de gemachtigde,
- te vermeerderen, als het vonnis door de deurwaarder is betekend, met de explootkosten die hiervoor in rekening zijn gebracht;
4.5.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst af wat er meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2020, in aanwezigheid van de griffier.