ECLI:NL:RBMNE:2020:5139

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
24 november 2020
Zaaknummer
8559894 UC EXPL 20-4402
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming huurwoning wegens verzamelwoede en gebrek aan goed huurderschap

In deze zaak vorderde de stichting Viveste de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning van huurder [A] vanwege ernstige tekortkomingen in de nakoming van de huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat [A] zich niet als een goed huurder heeft gedragen, wat resulteerde in overlast voor omwonenden door haar verzamelwoede, ook wel aangeduid als hoarding. Viveste had eerder al een ontbindingsprocedure tegen [A] gevoerd, waarbij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden had vastgesteld dat [A] leed aan een obsessief-compulsieve verzamelstoornis. Ondanks eerdere afspraken en gedragsaanwijzingen, voldeed [A] niet aan de verplichtingen die voortvloeiden uit de huurovereenkomst en de bijbehorende allonge. De kantonrechter concludeerde dat de tekortkomingen van [A] voldoende grond vormden voor de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op vier weken na betekening van het vonnis. Tevens werd [A] veroordeeld in de proceskosten, die door Viveste waren gemaakt in het kader van deze procedure.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 8559894 UC EXPL 20-4402 BEv/35170
Vonnis van 18 november 2020
inzake
de stichting
Stichting Viveste,
gevestigd in Houten ,
verder ook te noemen Viveste ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. G.J. Scholten,
tegen:
[bewindvoerder] ,
handelend onder de naam
[bewindvoering] ,
zaakdoende in [plaats 1] ,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder van [A] ,
verder ook te noemen [A] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. R. van Veen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met bijlagen;
- de conclusie van antwoord;
- de brief van 21 augustus 2020 van deze rechtbank, waarin een mondelinge behandeling ter zitting is bepaald;
- de aan de zijde van [A] ingebrachte verklaringen van buurtgenoten.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 september 2020. Partijen hebben geantwoord op vragen van de rechter, hun standpunt toegelicht en over een weer kunnen reageren. Van het verhandelde op de zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Daarna volgt dit vonnis.

2.Het probleem

Achtergrond
2.1.
In deze procedure vordert Viveste de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woonruimte aan de [adres 1] in [plaats 2] door (de bewindvoerder van) [A] , de huurster van de woning. Volgens Viveste schiet [A] ernstig tekort in de nakoming van de voor haar uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen.
2.2.
In dit verband wordt opgemerkt dat er sprake is van een beschermingsbewind met betrekking tot de goederen van [A] . Onder de definitie van “goederen” vallen ook huurrechten. De bewindvoerder treedt daarom als formele procespartij in dit geding op, waarbij [A] als materiële procespartij wordt aangemerkt.
Standpunt van Viveste
2.3.
Op 2 oktober 2018 is tussen Viveste en [A] een huurovereenkomst gesloten voor de woning aan de [adres 1] in [plaats 2] . Aan deze huurovereenkomst is een allonge gehecht in het kader van een ‘laatste kans’. Deze allonge vindt zijn oorsprong in het verleden nu tussen (de rechtsvoorganger van) Viveste en [A] reeds een ontbindings- en ontruimingsprocedure is gevoerd met betrekking tot de woning aan de [adres 2] in [plaats 2] , welke woning eveneens van (de rechtsvoorganger van) Viveste werd gehuurd. In die procedure is uiteindelijk door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in zijn arrest van 19 juni 2018 de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning uitgesproken. Daaraan lag ten grondslag dat [A] tekort is geschoten in de nakoming van de voor haar uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen door zich niet als een goed huurder te gedragen nu er sprake was van grote overlast voor omwonenden vanwege de verzamelwoede van [A] . Daarnaast is [A] de confrontatie met haar buren aangegaan wanneer zij [A] aanspraken op haar overlastgevend woongedrag.
2.4.
In verband met de problematiek op het vorige adres zijn in de allonge diverse gedragsaanwijzingen geformuleerd, die moeten worden beschouwd als een concretisering van de verplichting van [A] om zich als een goed huurder te gedragen. Volgens Viveste leidt [A] aan een obsessief-compulsieve verzamelstoornis (aangeduid als hoarding), waardoor zij allerlei (vaak waardeloze) spullen naar haar woning brengt. Dit gedrag zorgt volgens Viveste voor overlast voor omwonenden en leidt eveneens tot een brandgevaarlijke situatie. In verband met deze omstandigheid zijn aan [A] niet alleen diverse gedragsaanwijzingen gegeven, maar is aan haar ook de verplichting opgelegd om de nodige zorg en begeleiding te aanvaarden (artikel 4 van de allonge). Uit artikel 8 van de allonge volgt vervolgens dat nieuwe tekortkomingen zullen leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
2.5.
Na het sluiten van de huurovereenkomst is volgens Viveste gebleken dat [A] niet bereid is om zich aan de haar opgelegde verplichtingen te houden. Volgens Viveste gebruikt [A] de woning louter als opslagruimte en kan er nauwelijks in worden geleefd. Viveste stelt dat het woongedrag en de verzamelwoede ook aan [adres 1] in [plaats 2] voor grote impact op de omwonenden zorgt. Zij worden voortdurend geconfronteerd met gesleep van spullen, vervuiling van de woonomgeving, stankoverlast en fout geparkeerde auto’s en aanhangers waarmee de spullen worden vervoerd. Wanneer omwonenden [A] op haar gedrag trachten aan te spreken worden zij uitgescholden en bedreigd. Volgens Viveste lijkt [A] de ernst van de situatie niet in te zien en toont zij geen zelfreflectie. [A] gedraagt zich bij herhaling niet als een goed huurder en schiet daarmee ernstig tekort in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de huurovereenkomst, de daarbij behorende allonge en de toepasselijke Algemene huurvoorwaarden, aldus Viveste .
2.6.
Op grond van het voorgaande vordert Viveste nu, samengevat:
  • de ontbinding van de huurovereenkomst met betrekking tot de woning met adres [adres 1] in [plaats 2] ;
  • de ontruiming van de woning met adres [adres 1] in [plaats 2] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
  • betaling van de proces- en nakosten.
Standpunt van [A]
2.7.
[A] betwist overlast te veroorzaken voor omwonenden. Volgens [A] heeft zij met verschillende buren gesproken en geven zij allen aan geen overlast van haar te ondervinden. [A] betwist eveneens haar woning als opslagplaats te gebruiken en geen hulp te aanvaarden. De bij de dagvaarding gevoegde foto’s van de staat van haar woning zijn volgens [A] gedateerd. Zij stelt daarnaast de nodige hulp van het Loket Wijk voor haar problematiek te hebben geaccepteerd. Volgens haar heeft Viveste haar standpunt daarom onvoldoende onderbouwd. Al met al is er geen sprake van een zodanige tekortkomingen aan de zijde van [A] dat een ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is, aldus [A] .

3.De beoordeling

3.1.
De kantonrechter stelt voorop dat in het algemeen de gestelde tekortkomingen - indien die zijn komen vast te staan - voldoende grond opleveren om de verzochte ontbinding en ontruiming toe te wijzen. Bij de beoordeling speelt verder een rol dat [A] een gewaarschuwd mens is en uitsluitend aan Viveste te danken heeft dat zij na een eerdere ontbinding toch nog vervangende woonruimte kreeg om als het ware met schone lei te kunnen beginnen. Zoals reeds onder 2.3 aan de orde is gekomen is in het verleden tussen partijen immers al eerder een ontbindings- en ontruimingsprocedure gevoerd. Viveste heeft in die procedure (geheel onverplicht) toegezegd andere passende woonruimte voor [A] te zoeken uitsluitend onder de nadrukkelijke voorwaarde dat [A] bereid is gespecialiseerde hulp (in de breedste zin van het woord) voor haar verzamelwoede te aanvaarden en aan deze hulp haar volledige medewerking te verlenen. Het voorgaande blijkt ook uit de overwegingen en artikel 4 van de bij het huurcontract behorende allonge. De huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres 1] in [plaats 2] is door Viveste aan [A] aangeboden in het kader van haar “Laatste kans”-beleid en moet als een gunst van Viveste aan [A] worden gezien.
Overlast gevende gedragingen
3.2.
De aan [A] verweten gedragingen bestaan uit het met grote regelmaat veroorzaken van stankoverlast en vervuiling van de woonomgeving als gevolg van het gesleep van grote hoeveelheden spullen naar haar woning, het schreeuwen en/of bedreigen van personen die haar aanspreken op haar gedrag en het niet meewerken en nakomen van de in de nieuwe huurovereenkomst gemaakte afspraken over het accepteren van hulpverlening en de nodige zorg om haar verzamelwoede het hoofd te bieden.
3.3.
De kantonrechter oordeelt dat de door Viveste overgelegde foto’s, onder meer foto’s die [A] zelf op 20 april 2020 bij Viveste had aangeleverd (productie 31 bij de dagvaarding), een woning laten zien waarvan de binnenruimte (maar ook onmiddellijk er buiten) in gebruik is als opslagruimte waarin ook wordt gewoond. Dit betreft dus een situatie ruim anderhalf jaar na het aangaan van de huurovereenkomst. Dit is in duidelijke strijd met de gemaakte afspraken.
3.4.
Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in zijn arrest van 19 juni 2018 in rechtsoverweging 2.4 vastgesteld dat [A] leidt een aan obsessief-compulsieve verzamelstoornis. Viveste heeft in dat verband onweersproken toegelicht dat [A] in voornoemde procedure had aangevoerd deskundige hulp te zullen inroepen voor de behandeling van haar stoornis. Voor Viveste is dat de reden geweest om middels een laatste kans contract [A] een andere woning aan te bieden. Artikel 4 van de allonge behorende bij de huurovereenkomst verplicht [A] daarom de nodige zorg en begeleiding te aanvaarden voor het beteugelen van haar verzamelwoede. Uit de door Viveste als productie 20 bij de dagvaarding overgelegde e-mail van 4 september 2019 van het sociaal team (Loket Wijk) blijkt echter dat de hulpverlening heeft moeten vaststellen dat [A] weigert iedere hulp te aanvaarden en dat zij de ernst van haar aandoening niet wenst in te zien. Dit sluit aan op de toelichting van [A] ter zitting, dat zij geen last zou hebben van een verzamelstoornis.
3.5.
De kantonrechter concludeert dat [A] zich niet heeft gehouden aan de verplichting zorg te (blijven) dragen voor een woning zonder zinloze en met het woongebruik strijdig bovenmatig opslaan van spullen. Zij heeft evenmin hulp gezocht voor de dwangstoornis waarvan zij zelf in de eerdere procedure bij het Gerechtshof nog had gezegd daaraan te lijden. Als [A] niet onder invloed van een dwangstoornis tot schending van haar contractuele verplichtingen is overgegaan, zoals zij thans stelt, is sprake van een eigen keuze de gemaakte contactuele afspraken te negeren - zonder enige rechtvaardiging en zonder enig uitzicht op verbetering. De tekortkoming rechtvaardigt dan zonder meer de ontbinding van de huurovereenkomst.
3.6.
De kantonrechter gaat er echter van uit, dat [A] en haar advocaat in de eerdere procedure bij het Gerechtshof naar waarheid hebben verklaard dat [A] leed aan een dwangstoornis. In een dergelijke situatie, waar de betrokkene inzicht in haar ziekte toont en zich bereid verklaart aan haar herstel te gaan werken, getuigt de door Viveste geboden oplossing van compassie. Het is een elegante oplossing ook voor de omwonenden van het oude woonadres van [A] gelet op de in die omgeving vastgestelde problematiek. [A] moet zich dan wel houden aan de met haar - in ieders belang, niet in de laatste plaats haar eigen belang - gemaakte afspraken.
3.7.
[A] heeft zich echter niet aan die afspraken gehouden. Sterker nog, uit haar toelichting ter zitting blijkt dat zij ook helemaal niet de intentie heeft gehad hulp te zoeken of zich aan de laatste kans verplichtingen te houden. Volgens haar toelichting ter zitting heeft zij het laatste kans contract immers alleen ondertekend omdat zij geen andere keuze had. Zij zou anders op straat komen te staan.
3.8.
Uit het voorgaande volgt dat [A] in strijd handelt met artikel 4 van de allonge (accepteren van en volledige medewerking verlenen aan iedere vorm van hulpverlening) .
3.9.
In het licht van de hiervoor beschreven voorgeschiedenis en het feit dat [A] zich (wederom) niet aan de voor haar als huurder geldende verplichtingen houdt, moeten haar gedragingen worden gekwalificeerd als een stelselmatige schending van goed huurderschap. Het valt [A] immers aan te rekenen dat zij, ondanks meerdere malen door Viveste te zijn aangesproken op haar huurderschap en ondanks dat er afspraken met haar zijn gemaakt, er niet voor heeft gezorgd zich als een goed huurder te gedragen. Dit had als gewaarschuwd mens wel op haar pad gelegen om aldus het risico van deze verstrekkende gevolgen te vermijden. Reeds op grond van het voorgaande acht de kantonrechter de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning gerechtvaardigd. Om die reden komt de kantonrechter niet toe aan de beoordeling van de discussie of [A] nog overlast voor omwonenden heeft veroorzaakt. De ontruimingstermijn zal worden gesteld op vier weken na betekening van dit vonnis.
3.10.
De door Viveste gevorderde machtiging om de ontruiming zelf uit te voeren, zal worden afgewezen, omdat de bevoegdheid tot reële executie van de veroordeling tot ontruiming reeds voortvloeit uit de artikelen 555 e.v. juncto artikel 444 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Proces- en nakosten
3.11.
[A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Viveste worden begroot op:
- dagvaarding € 100,89
- griffierecht € 124,00
- salaris gemachtigde €
360,00(2 punten x tarief € 180,00)
totaal € 584,89
3.12.
Viveste vordert ook betaling van de nakosten. Nakosten zijn de kosten die worden gemaakt om de partij die in het ongelijk is gesteld, te bewegen aan het vonnis te voldoen. De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen op de in de beslissing weergegeven wijze worden toegewezen.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen Viveste en [A] met betrekking tot de woning met adres [adres 1] in [plaats 2] ;
4.2.
veroordeelt [bewindvoerder] , in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [A] , om de woning aan de [adres 1] in [plaats 2] met al wie en al wat zich daarin vanwege [A] bevindt, binnen 4 weken na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met overgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking aan Viveste te stellen;
4.3.
veroordeelt [bewindvoerder] , in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [A] , om uit het vermogen van [A] aan Viveste de kosten van deze procedure te betalen aan de zijde van Viveste , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op
€ 584,89, waarin begrepen € 360,00 aan salaris gemachtigde;
4.4.
veroordeelt [bewindvoerder] , in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [A] , om uit het vermogen van [A] te betalen, onder de voorwaarde dat zij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door Viveste volledig aan dit vonnis voldoet, de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 90,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
- € 77,39 aan explootkosten van betekening van het vonnis, als het vonnis betekend wordt, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Slootweg, kantonrechter, en is in aanwezigheid van
mr. E.J.W. van Berkel, griffier, in het openbaar uitgesproken op 18 november 2020 en bij zijn afwezigheid ondertekend door mr. M.E. Heinemann.