In deze zaak vorderde de stichting Viveste de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning van huurder [A] vanwege ernstige tekortkomingen in de nakoming van de huurovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat [A] zich niet als een goed huurder heeft gedragen, wat resulteerde in overlast voor omwonenden door haar verzamelwoede, ook wel aangeduid als hoarding. Viveste had eerder al een ontbindingsprocedure tegen [A] gevoerd, waarbij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden had vastgesteld dat [A] leed aan een obsessief-compulsieve verzamelstoornis. Ondanks eerdere afspraken en gedragsaanwijzingen, voldeed [A] niet aan de verplichtingen die voortvloeiden uit de huurovereenkomst en de bijbehorende allonge. De kantonrechter concludeerde dat de tekortkomingen van [A] voldoende grond vormden voor de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning. De ontruimingstermijn werd vastgesteld op vier weken na betekening van het vonnis. Tevens werd [A] veroordeeld in de proceskosten, die door Viveste waren gemaakt in het kader van deze procedure.