ECLI:NL:RBMNE:2020:5134

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 november 2020
Publicatiedatum
24 november 2020
Zaaknummer
512370 HA RK 20-275
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verschoning
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verschoning van rechters in bestuursrechtelijke zaak met ideologische vereniging

Op 24 november 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, in de persoon van de verschoningskamer, een beslissing genomen op het verzoek tot verschoning van drie rechters, Mr. O. Veldman, Mr. M. Eversteijn – Delcliseur en Mr. J.L.W. Broeksteeg, in een bestuursrechtelijke zaak. Dit verzoek werd ingediend in het kader van een procedure met kenmerk 19/3128, die op 11 november 2020 ter zitting zou worden behandeld. De rechters hebben op 9 november 2020 verzocht zich te mogen verschonen, omdat zij allen lid zijn van een ideologische vereniging, waarvan de belangen in de onderhavige zaak aan de orde zijn. De vereniging, die als eisende partij optreedt, heeft een ideologisch karakter, wat de rechters deed vrezen voor de schijn van vooringenomenheid.

De rechters hebben partijen de gelegenheid geboden om bezwaar te maken tegen hun deelname aan de zaak, waarop de Kamer voor de Binnenvisserij en Hengelsportvereniging heeft gereageerd. Ondanks dat de rechters zich in staat achten om onpartijdig te oordelen, hebben zij geconcludeerd dat de schijn van vooringenomenheid kan ontstaan door hun lidmaatschap van de vereniging. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de verschoningsprocedure niet per se een mondelinge behandeling vereist en dat de rechters zich op basis van hun lidmaatschap niet vrij voelen om in deze zaak op te treden.

De verschoningskamer heeft geoordeeld dat er voldoende grond is voor het verzoek tot verschoning en heeft dit verzoek gegrond verklaard. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak. De griffier is opgedragen om deze beslissing toe te zenden aan de betrokken partijen en de president van de rechtbank.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
VERSCHONINGSKAMER
Locatie: Lelystad
Zaaknummer/rekestnummer: 512370 HA RK 20-275
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van verschoningszaken van 24 november 2020
op het verzoek in de zin van artikel 8:19 van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb) van:
Mr. O. VELDMAN,
Mr. M. EVERSTEIJN – DELCLISEUR,
Mr. J.L.W. BROEKSTEEG,
rechters,
(gezamenlijk verder te noemen verzoekers).

1.De procedure

1.1.
In de zaak met kenmerk 19/3128, die op 11 november 2020 ter zitting zou worden behandeld, hebben verzoekers, die belast zijn met de behandeling van de zaak, op 9 november 2020 het verzoek gedaan zich te mogen verschonen.
1.2.
Verzoekers hebben partijen op 9 november 2020 in de gelegenheid gesteld om kenbaar te maken of er bezwaar bestaat tegen behandeling van hun zaak door verzoekers. De Kamer voor de Binnenvisserij en Hengelsportvereniging [vereniging 1] hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.
1.3.
Uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verschoningsverzoek

2.1.
In de zaak met het onder 1.1 genoemde kenmerk is de [vereniging 2] (verder te noemen: de vereniging) de eisende partij. Verweerders zijn de Kamer voor de Binnenvisserij en Hengelsportvereniging [vereniging 1] .
2.2.
Verzoekers hebben aan hun verzoek ten grondslag gelegd dat zij allen sinds lange tijd lid van de vereniging zijn en contributie betalen. Mr. Eversteijn – Delcliseur doneert daarnaast al jarenlang maandelijks aan de vereniging. Zij heeft in het (recente) verleden activiteiten van de vereniging bezocht en zet haar lidmaatschap in bij het betalen van liggeld in een haven (daarmee wordt korting verkregen op bijvoorbeeld de [naam] ).
2.3.
Hoewel verzoekers zich in staat achten om zonder vooringenomenheid over de zaak te oordelen, zijn zij van oordeel dat de schijn van vooringenomenheid kan zijn gewekt als gevolg van voornoemde omstandigheden. Hierbij is van belang dat de vereniging een ideologisch karakter heeft en verondersteld zou kunnen worden dat haar leden de doelstellingen in de uitoefening van hun ambt onderschrijven.
2.4.
De schijn van vooringenomenheid kan bij partijen ontstaan, mede gezien het onderwerp van het geschil en één van de te beantwoorden rechtsvragen in dat kader. Het onderwerp van geschil is namelijk een beslissing van de Kamer voor de Binnenvisserij inzake de verlening van een overeenkomst van huur en verhuur van visrecht als bedoeld in artikel 33 van de Visserijwet 1963. Eén van de te beantwoorden rechtsvragen in dit kader behelst een beoordeling van de in dit geding aanwezig zijnde belangen.
2.5.
Verzoekers wijzen er op dat de vereniging verschilt van niet-ideologische instellingen of bedrijven, waarvan rechters in het dagelijks leven gebruik maken en wat gewoonlijk niet in de weg staat aan het oordelen over zaken waarbij die instelling of dat bedrijf is betrokken. Verzoekers zijn van oordeel dat het de rechterlijke onpartijdigheid dient als hierin een strikte lijn wordt gehanteerd. Die lijn komt erop neer dat waar een ideologisch kenmerk van een procespartij in het geding kan zijn in een concrete zaak, er voor wordt gewaakt dat een betrokken rechter over die zaak oordeelt. Dusdoende wordt elke schijn van partijdigheid vermeden.

3.De beoordeling

3.1.
De behandeling van een verschoningsverzoek hoeft niet ter terechtzitting plaats te vinden. De rechtbank zal daarom zonder mondelinge behandeling een beslissing nemen op het verzoek.
3.2.
Artikel 8:19 Awb bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen, kan verzoeken zich te mogen verschonen op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:15 Awb. Dit artikel bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.3.
Verschoning is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Voorop dient te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat
een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de vrees dat daarvan sprake is objectief gerechtvaardigd is.
3.4.
Van de schijn van partijdigheid kan, geheel los van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in dat specifieke geval aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthouden. Rechtzoekenden moeten immers vertrouwen kunnen stellen in het rechterlijk apparaat. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn van partijdigheid of vooringenomenheid.
3.5.
Uit het verzoek van verzoekers blijkt dat er sprake is van zodanige omstandigheden dat zij zich niet meer voldoende vrij voelen om in onderhavige zaak op te treden dan wel te beslissen. In de door verzoekers te maken belangenafweging speelt natuurbehoud een rol. Gelet op hun lidmaatschap van de vereniging zou verondersteld kunnen worden dat verzoekers natuurbehoud van groot belang vinden. Verzoekers zijn daardoor beducht voor de schijn van vooringenomenheid. De verschoningskamer heeft geen aanleiding om aan deze inschatting van verzoekers te twijfelen.
3.6.
De verschoningskamer ziet hierin een genoegzame grond voor verschoning. Het verzoek zal daarom gegrond worden verklaard.
4. De beslissing
De verschoningskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot verschoning gegrond;
4.2.
draagt de griffier van de kamer voor de behandeling van verschoningszaken op deze beslissing toe te zenden aan verzoekers, de partijen in de zaak 19/3128, alsmede aan de voorzitter van het team waarvan verzoekers deel uitmaken en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mrs. G.J.J.M Essink, voorzitter, A. van Dijk en
W.S. Ludwig als leden van de verschoningskamer, bijgestaan door mr. R. Dijkman, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 november 2020.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.