ECLI:NL:RBMNE:2020:5129

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 november 2020
Publicatiedatum
24 november 2020
Zaaknummer
UTR 20/3234
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor verbouwing tot appartementen

Op 2 november 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaak tussen Coltavast B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een aanvraag omgevingsvergunning voor het verbouwen van algemene ruimten tot appartementen. Coltavast B.V. had op 6 maart 2020 een aanvraag ingediend, maar deze werd door de gemeente op 16 maart 2020 afgewezen wegens niet voldoen aan de indieningsvereisten. De gemeente heeft vervolgens meerdere besluiten genomen om de beslistermijn te verlengen en op te schorten, maar uiteindelijk op 10 september 2020 de vergunning geweigerd vanwege strijdigheid met de beheersverordening.

Coltavast B.V. heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij van mening was dat de vergunning van rechtswege was verleend door het niet tijdig beslissen van de gemeente. Tijdens de zitting op 2 november 2020, die via Skype plaatsvond, heeft de voorzieningenrechter de argumenten van beide partijen gehoord. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was bij het treffen van een voorlopige voorziening, omdat het besluit van 10 september 2020 geen onomkeerbare gevolgen met zich meebracht en de procedure voor een voorlopige voorziening niet geschikt was voor het opdragen aan de gemeente om de vergunning bekend te maken.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat Coltavast B.V. nog steeds de mogelijkheid heeft om beroep in te stellen tegen het niet tijdig bekendmaken van de vergunning. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3234

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

2 november 2020 in de zaak tussen

Coltavast B.V., te [vestigingsplaats] , verzoekster
(gemachtigde: mr. M.L. Timmerman),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder
(gemachtigde: mr. R.M. Wiersma).

Inleiding

Op 6 maart 2020 heeft Het Bouwadvies namens verzoekster een aanvraag omgevingsvergunning ingediend voor het adres [adres] te [plaats] . De aanvraag ziet op het verbouwen van de algemene ruimten van de begane grond tot woningen (appartementen).
Op 16 maart 2020 heeft verweerder verzoekster bericht dat de aanvraag niet voldoet aan de indieningsvereisten. De beslistermijn wordt daarom onderbroken [1] .
Bij brief van 8 mei 2020 heeft verweerder de aanvrager verzocht het bouwplan aan te passen, omdat het bouwplan op onderdelen niet voldoet.
Bij besluit van 15 mei 2020 heeft verweerder de beslistermijn met zes weken verlengd [2] .
Bij besluit van 29 juni 2020 heeft verweerder de beslistermijn op de aanvraag met vier weken opgeschort [3] .
Bij besluit van 4 augustus 2020 heeft verweerder de beslistermijn op de aanvraag met zes weken opgeschort [4] om in de gelegenheid te zijn de (on)mogelijkheden nader met verzoekster te bespreken en te onderzoeken of tot een positief besluit op de aanvraag gekomen kan worden. De beslistermijn wordt verlengd, omdat de aanvraag negatief is beoordeeld. Binnen vier weken moet verzoekster aangeven of zij de aanvraag aanpast of intrekt. Indien verzoekster niet op tijd reageert, dan volgt alsnog een weigering.
Bij brief van 8 september 2020 heeft verzoekster verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig bekend maken van de van rechtswege verleende omgevingsvergunning. Daarbij heeft zij verweerder verzocht om de omgevingsvergunning zo spoedig mogelijk bekend te maken.
Bij besluit van 10 september 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd de aangevraagde omgevingsvergunning te verlenen, vanwege strijdigheid met de beheersverordening ‘Dichterswijk, Kanaleneiland, Transwijk’.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Volgens verzoekster is de vergunning van rechtswege verleend, omdat verweerder niet tijdig heeft besloten op de aanvraag. Daarnaast betwist zij dat sprake is van strijd met de beheersverordening.
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft via Skype for Business plaatsgevonden op 2 november 2020. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en [naam] . Namens verweerder heeft aan de skypezitting deelgenomen [naam] .
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verzoekster verzoekt de voorzieningenrechter:
- het primaire besluit van 10 september 2020 te schorsen en
- verweerder op te dragen tot zo spoedig mogelijke bekendmaking van de van rechtswege verleende omgevingsvergunning over te gaan.
3. De voorzieningenrechter kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist [5] .
Spoedeisend belang bij schorsing van het besluit van 10 september 2020?
4. Verzoekster heeft toegelicht dat het spoedeisend belang erin is gelegen dat het niet kunnen verbouwen op de begane grond problemen oplevert voor de afbouw en de oplevering van de 100 appartementen op de bovenliggende verdiepingen.
5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoekster geen spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening, zoals verzoekster die voor staat. Het besluit van 10 september 2020 is een weigering van een gevraagde omgevingsvergunning. Dat besluit maakt geen onomkeerbare gevolgen mogelijk die met het treffen van een voorlopige voorziening kunnen worden voorkomen. Immers, het besluit brengt geen wijzigingen aan in de bestaande (juridische) situatie en schorsing leidt niet tot alsnog een vergunning. Verzoekster mocht voor dat op 10 september 2020 genomen besluit niet overgaan tot verbouw van de algemene ruimten tot appartementen en dat mag zij nadien nog steeds niet.
Spoedeisend belang bij bekendmaking van een van rechtswege verleende vergunning?
6. De procedure voor het treffen van een voorlopige voorziening door de voorzieningenrechter is niet geschikt voor het opdragen aan verweerder om een van rechtswege verleende vergunning bekend te maken. Daarmee wordt immers geen voorlopige voorziening getroffen, maar een definitief oordeel gegeven. Daarvoor geldt een andere procedure. In de Awb is bepaald dat tegen het niet tijdig bekendmaken van een besluit van rechtswege een belanghebbende beroep bij de bestuursrechter kan instellen [6] . Verzoekster kan dat beroep nog steeds instellen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan het gevraagde verzoek dan ook niet worden toegewezen.
In de omstandigheid dat verzoekster en de toekomstige bewoners in moeilijkheden komen, is geen onverwijlde spoed gelegen om de gevraagde voorziening tot bekendmaking te treffen. De voorzieningenrechter merkt daarbij ten overvloede op dat de keuze van verzoekster om te starten met de bouw van de bovengelegen 100 appartementen voor eigen rekening en risico is.
Conclusie
7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
2 november 2020. De griffier is niet in de gelegenheid het proces-verbaal te ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.op grond van artikel 4:5, tweede lid, onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.op grond van artikel 3:9, tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
3.op grond van artikel 4:15, tweede lid, onder a, van de Awb
4.op grond van artikel 4:15, tweede lid, onder c, van de Awb
5.Artikel 8:81, eerste lid, van de Awb
6.artikel 8:55f, eerste lid, van de Awb