ECLI:NL:RBMNE:2020:5124

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 november 2020
Publicatiedatum
23 november 2020
Zaaknummer
UTR 191707
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging besluit college van burgemeester en wethouders inzake last onder dwangsom voor damwand

Op 5 november 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een einduitspraak gedaan in de zaak tussen Herôme International B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weesp. Deze uitspraak volgt op een eerdere tussenuitspraak van 3 augustus 2020, waarin de rechtbank het beroep van eiseres tegen besluiten van het college van 13 maart 2019 en 15 januari 2020 heeft behandeld. In de tussenuitspraak werd het beroep tegen het besluit van 13 maart 2019 ongegrond verklaard, maar het college kreeg de kans om een motiveringsgebrek in het besluit van 15 januari 2020 te herstellen. Het college heeft echter geen gebruik gemaakt van deze gelegenheid.

In de einduitspraak heeft de rechtbank zich geconcentreerd op het besluit van 15 januari 2020, waarin het college weigerde de last onder dwangsom voor de damwand aan te passen. De rechtbank oordeelt dat het college niet de vereiste belangenafweging heeft gemaakt, zoals voorgeschreven in artikel 5:34 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Bovendien heeft het college niet gemotiveerd waarom de looptijd van de last niet kon worden opgeschort, ondanks zijn bereidheid om een aanvraag voor een omgevingsvergunning opnieuw te beoordelen.

Aangezien het college niet heeft gereageerd op de tussenuitspraak, heeft de rechtbank geconcludeerd dat het gebrek niet is hersteld en dat het besluit in strijd is met de Awb. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres gegrond en vernietigt het besluit van 15 januari 2020. Het college wordt opgedragen om binnen acht weken na verzending van de uitspraak opnieuw te beslissen op het verzoek van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de begunstigingstermijn voor de damwand en verharding verlengd tot twee weken na de verzenddatum van het nieuwe besluit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/1707

einduitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 november 2020 in de zaak tussen

Herôme International B.V., te Amsterdam, eiseres
(gemachtigde: mr. M. van Weeren),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weesp (hierna: het college), verweerder
(gemachtigde: S. Snel).

Procesverloop

Op 3 augustus 2020 heeft de rechtbank in deze zaak een (tussen)uitspraak gedaan over het beroep van eiseres tegen de besluiten van het college van 13 maart 2019 en 15 januari 2020. Voor het procesverloop tot dat moment verwijst de rechtbank naar die (tussen)uitspraak [1] .
De rechtbank heeft in die (tussen)uitspraak het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van 13 maart 2019 ongegrond verklaard en partijen erop gewezen dat binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).
Verder heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om het motiveringsgebrek in het besluit van het college van 15 januari 2020 te herstellen, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen.
Het college heeft niet gereageerd op de geboden herstelmogelijkheid.
De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 3 november 2020 gesloten.

Overwegingen

1. Deze uitspraak ziet alleen op het besluit van 15 januari 2020, waarin het college heeft geweigerd de last onder dwangsom aan te passen voor de damwand. De uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist.
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank - kort samengevat - overwogen dat het college ten onrechte de belangenafweging die hij op grond van artikel 5:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet maken, niet heeft verricht. Bovendien heeft het college niet gemotiveerd waarom hij de looptijd van de last niet wil opschorten, ondanks zijn bereidheid een aanvraag om een omgevingsvergunning opnieuw te beoordelen.
3. De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld om het gebrek te herstellen door alsnog een belangenafweging te maken, waarbij hij in ieder geval moet ingaan op wat onder 15.2 van de tussenuitspraak is overwogen en wat eiseres hieromtrent heeft gesteld.
4. Het college heeft niet gereageerd op de tussenuitspraak. Dat betekent dat het gebrek niet is hersteld en het besluit in strijd is met de artikelen 3:4, tweede lid, en 3:46 van de Awb. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres daarom gegrond en vernietigt het besluit van
15 januari 2020.
Hoe gaat het verder?
5. Het college moet opnieuw beslissen op het verzoek dat eiseres in haar brief van
20 december 2019 heeft gedaan met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
6. De rechtbank overweegt vervolgens dat zij in de (tussen)uitspraak de voorziening heeft getroffen dat de begunstigingstermijn voor de damwand en verharding wordt verlengd totdat zij einduitspraak heeft gedaan in het beroep tegen het besluit van 15 januari 2020; Dat betekent dat eiseres vanaf nu, het moment dat deze einduitspraak wordt gedaan, aan de lasten moet voldoen. Dat eiseres dwangsommen zal verbeuren voor de damwand en verharding vindt de rechtbank, gelet op wat hierboven is overwogen, echter onredelijk. De rechtbank bepaalt daarom op grond van het bepaalde in artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb dat de begunstigingstermijn voor de damwand en verharding wordt verlengd tot twee weken na de verzenddatum van het nieuwe besluit dat het college moet nemen op het verzoek van 20 december 2019 van eiseres.
Griffierecht en proceskosten
7. In de uitspraak over het beroep tegen het besluit van 13 maart 2019 heeft de rechtbank reeds bepaald dat het college het griffierecht en de proceskosten aan eiseres moet vergoeden. Na die uitspraak zijn geen handelingen meer zijn verricht die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding is aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 15 januari 2020;
- draagt het college op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een
nieuw besluit te nemen op het verzoek van eiseres met inachtneming van deze uitspraak en
de tussenuitspraak;
- treft de voorziening dat de begunstigingstermijn ten aanzien van de damwand en
verharding wordt verlengd tot twee weken na de verzenddatum van het nieuwe besluit van
het college.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.L. Debets, griffier. De beslissing is uitgesproken op 5 november 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak over het besluit van 15 januari 2020 kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Bij partijen bekend onder procedurenummer UTR 19/1707-T.