Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Inleiding
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2006 in [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2010;
- [minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2013;
- het verweerschrift met zelfstandig verzoek van de vrouw, binnengekomen op 27 november 2019;
- de reactie op het verweerschrift met zelfstandig verzoek van de man, van 26 december 2019;
- de brief van 31 december 2019 van de man met bijlage;
- het rapport van de Raad van 31 juli 2020;
- de fax van 30 oktober 2020 van de man, met bijlagen;
- het F9-formulier van 30 oktober 2020 van de vrouw, met bijlagen.
2.De beoordeling
een stamrecht) gekregen ter hoogte van € 40.000,- van haar voormalige werkgever. De man meent dat hij aanspraak maakt op de helft van de waarde van het stamrecht op de peildatum. De vrouw daarentegen meent dat het stamrecht aan haar verknocht is en om die reden niet in de gemeenschap valt. Voor zover het stamrecht een inkomensvoorziening betreft voor na ontbinding van het huwelijk, is dat inderdaad het geval. De vraag is dan nu hoe dat deel moet worden begroot. Gezien de leeftijd van de vrouw, kan er bijvoorbeeld aan worden gedacht dat 1/3 deel van het stamrecht aan haar is verknocht en 2/3 niet.
contant geldin bezit te hebben gehad op de peildatum, dat bij helfte zou moeten worden verdeeld. Op dit moment is er echter nog geen begin van bewijs dat er op de peildatum daadwerkelijk sprake was van contact geld. Als dat er niet komt, kan de rechtbank ook geen contant geld verdelen.
gouden sieraden. Een deel zou de vrouw hebben gekregen bij het huwelijk van partijen. Daarop is dus Turks recht van toepassing. Een ander deel zou de vrouw later hebben gekregen van de man. De man denkt in 2007. Helder zal moeten worden 1) om welke sieraden het precies gaat en 2) wanneer deze zijn verkregen. Vervolgens 3) is het de vraag waar de sieraden nu zijn. De man zegt namelijk dat de vrouw de sieraden heeft (al dan niet in een kluis), maar volgens de vrouw hebben de ouders van de man de sieraden. Dat blijkt echter (nog) nergens uit. Ook zou een deel van de sieraden van [voornaam van minderjarige 1] zijn.
het winkelpand en het perceel in [plaatsnaam](Turkije) geldt dat voor het toepasselijk recht relevant is wanneer deze zijn verkregen. Oftewel, zijn het winkelpand en het perceel vóór of na 3 maart 2006 verkregen. Volgens de man zijn ze na die datum verkregen. De vrouw heeft zich daar nog niet over uitgelaten. Als het winkelpand en het perceel vóór 3 maart 2006 zijn verkregen, dan is het Turks recht van toepassing. Partijen zullen zich er dan over moeten uitlaten wat dat hier precies betekent. Als het winkelpand en het perceel na 3 maart 2016 zijn verkregen, dan vallen deze naar Nederlands recht in de gemeenschap van goederen.
een schuld zijn van € 17.000,- aan mevrouw [D]en
een schuld van € 15.000,- aan mevrouw [E]. De man heeft het bestaan van deze schulden gemotiveerd betwist. De door de vrouw overgelegde schuldbekentenissen vindt de rechtbank op voorhand niet voldoende om het bestaan van die schulden op de peildatum te kunnen vaststellen. Als dat zo blijft, kan dus niet worden vastgesteld dat de man mede draagplichtig is voor deze schulden.
3.De beslissing
- om de twee weken (in de week dat de man ochtenddienst heeft) van vrijdag 17.00 uur tot zondag 19.00 uur. De vrouw brengt de kinderen op vrijdag naar het winkelcentrum aan [straatnaam 1] in [woonplaats 1] en de man brengt de kinderen op zondag terug naar het winkelcentrum aan het [straatnaam 2] in [woonplaats 2] ;
- een gedeelte van de vakanties en feestdagen, afgestemd op het werkrooster en de gezondheid van de man. Voor de zomervakantie geldt dat [voornaam van minderjarige 2] en [voornaam van minderjarige 3] in 2021 de eerste twee weken bij de man verblijven en de volgende jaren de twee weken die de man vrij krijgt van zijn werk. De man moet vóór 1 januari van elk jaar aan de vrouw laten weten om welke twee weken het gaat;
10 december 2021in afwachting van de beslissing van de Turkse rechter.