ECLI:NL:RBMNE:2020:5120

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 november 2020
Publicatiedatum
23 november 2020
Zaaknummer
UTR 18/3239
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit WIA-uitkering en aanpassing FML

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) waarin haar WIA-uitkering niet werd gewijzigd. Eiseres, die sinds 18 juni 2012 ziek is, heeft een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) aangevraagd. Na een herbeoordeling van haar WIA-aanspraken door een derde-belanghebbende, heeft verweerder vastgesteld dat eiseres meer arbeidsongeschikt is dan voorheen, maar heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat haar medische situatie, waaronder chronisch vermoeidheidssyndroom en fibromyalgie, niet correct is beoordeeld en dat de werkwijze van verweerder niet voldoet aan de zorgvuldigheidseisen.

Tijdens de zitting is vastgesteld dat de FML (functionele mogelijkhedenlijst) door verweerder is aangepast op basis van de bevindingen van de door eiseres ingeschakelde verzekeringsarts. De rechtbank heeft geoordeeld dat de aanpassing van de FML beperkte gevolgen heeft voor de geduide functies. Eiseres heeft betoogd dat de door verweerder aangeduide schoonmaakfunctie niet geschikt is, omdat deze functie dezelfde belasting met zich meebrengt als de functie die als ongeschikt is beoordeeld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de aanpassing van de FML door verweerder voldoende gemotiveerd is en dat de nieuwe functie binnen de mogelijkheden van eiseres valt.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, maar verweerder is wel veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn begroot op € 5.257,79, inclusief de kosten van de ingeschakelde medische deskundige en het griffierecht. De uitspraak is gedaan op 23 november 2020 en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 18/3239

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.B.M. Swart)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. C.W.P. van den Berg).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen
: [naam derde-partij] N.V .te [vestigingsplaats] ,
(gemachtigde: mr. K.U.J. Hopman).

Procesverloop

Bij besluit van 27 oktober 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres meegedeeld dat haar WIA-uitkering niet wijzigt.
Bij besluit van 13 juli 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 november 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. [A] .
Het onderzoek ter zitting is geschorst en vervolgens heeft nog een nadere schriftelijke standpuntwisseling plaatsgevonden. Op 6 november 2020 heeft de rechtbank het onderzoek met instemming van partijen zonder nadere zitting gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiseres heeft zich op 18 juni 2012 ziek gemeld uit haar werk als juridisch secretaresse. Na de ziekmelding is eiseres doorlopend (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt gebleven en heeft zij een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) aangevraagd. Eiseres is eerst gedurende de maximale periode een loongerelateerde uitkering toegekend en aansluitend een vervolguitkering berekend naar 55-65% arbeidsongeschiktheid. In 2017 heeft de derde-belanghebbende een herbeoordeling van de WIA-aanspraken van eiseres aangevraagd.
2. Het bestreden besluit gaat over de uitkomst van deze herbeoordeling. Op de datum van het primaire besluit is eiseres volgens verweerder meer arbeidsongeschikt dan voorheen, namelijk 66,94%. In de bezwaarfase heeft verweerder het arbeidsongeschiktheidspercentage bepaald op 56,01%.
3. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat bij haar de diagnoses chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS) en fibromyalgie zijn gesteld. Zij kan met deze aandoeningen minder werkzaamheden verrichten dan verweerder aanneemt. Eiseres is van mening dat de werkwijze van verweerder niet voldoet aan de zorgvuldigheidseisen en dat zijn besluit onvoldoende (draagkrachtig) gemotiveerd is. Eiser heeft haar medische gronden onderbouwd met een rapport van [B] , verzekeringsarts, werkzaam bij [naam onderneming] . Deze deskundige stelt - kort weergegeven - dat eiseres meer beperkt is ten aanzien van zitten en staan dan door verweerder is aangenomen. Verweerder heeft de arbeidsmogelijkheden van eiseres zoals opgenomen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) vervolgens aangepast aan de bevindingen van [B] .
4. Voor de geduide functies heeft de aanpassing van de FML beperkte gevolgen. De functie huishoudelijk medewerker met SBC-code 111333 voldoet namelijk niet aan de nieuwe FML, maar binnen deze code duidt verweerder een soortgelijke andere functie die wel voldoet. Hiermee blijven de SBC-codes die in bezwaar zijn gehanteerd ook in beroep aan de schatting ten grondslag liggen en leidt een herberekening van de mate van arbeidsongeschiktheid niet tot een andere mate van arbeidsongeschiktheid.
5. Eiseres stelt daarentegen dat verweerder zich voor zijn conclusie dat er een geschikte schoonmaakfunctie is die de ongeschikte functie kan vervangen niet (zonder meer) mag baseren op informatie van de arbeidsdeskundig analist (ADA). Volgens eiseres is het een feit van algemene bekendheid dat in schoonmaakfuncties de hele dag wordt gestaan en/of gelopen. Aangezien beide functies exact dezelfde beschrijving hebben is de enkele stelling van de ADA dat de functies verschillen onvoldoende.
6. Volgens verweerder dient te worden uitgegaan van de door de ADA op de werkplek waargenomen feiten en niet van feiten van algemene bekendheid. In de nieuwe schoonmaakfunctie komen geen signaleringen voor op de punten staan en lopen. Eiseres is belastbaar gedurende 6 uur per dag gedurende maximaal 30 uur per week. In de nu geduide schoonmaakfunctie wordt slechts 4 uur per dag gewerkt en 5 x 10 minuten gestaan, afgewisseld met dynamisch lopen en een pauze van 15 minuten na 2 uur werk. Deze functie past daarom binnen de mogelijkheden van eiseres. In de verworpen schoonmaakfunctie wordt de belastbaarheid van eiseres overschreden, omdat 6 uur per dag wordt gewerkt en de belasting in deze functie per uur vermenigvuldigd met zes een te zware belasting per dag is.
7. De rechtbank stelt allereerst vast dat partijen het niet langer oneens zijn over de medische aspecten van het bestreden besluit, omdat verweerder de FML heeft aangepast aan de bevindingen van de door eiseres als deskundige ingeschakelde verzekeringsarts [B] .
8. Ten aanzien van de resterende arbeidskundige beroepsgrond overweegt de rechtbank dat het vaste rechtspraak is, dat in beginsel dient te worden uitgegaan van de juistheid van de in het Claim Beoordelings- en Borgings Systeem (CBBS) van verweerder opgenomen gegevens, zoals de beschrijving van de belasting in de opgenomen functies. Een uitzondering op dit beginsel kan aangewezen zijn, indien de eisende partij er in slaagt om de juistheid van de aan het CBBS ontleende feitelijke gegevens voldoende gemotiveerd te bestrijden, of indien de rechter hier zelf aan twijfelt (ECLI:NL:CRVB:2019:1737).
9. In het geval van eiseres ziet de rechtbank geen aanleiding voor twijfel, noch een overtuigend gemotiveerde bestrijding door eiseres van de juistheid van het gebruik van de vervangende schoonmaakfunctie. De stelling van eiseres dat een schoonmaker de gehele dag staat en/of loopt, is naar het oordeel van de rechtbank namelijk niet relevant, omdat eiseres een functie gedurende 4 uur per dag geduid heeft gekregen, waardoor geen sprake kan zijn van de gehele dag staan en/of lopen.
10. De overwegingen in 7 tot en met 9 leiden tot de conclusie dat het beroep niet slaagt.
11. De rechtbank stelt vast dat verweerder in beroep de FML heeft aangepast en daarmee het gebrek in de medische onderbouwing heeft hersteld. Daarom wordt aanleiding gezien met toepassing van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres. Deze kosten worden begroot op € 1.050,- voor verleende rechtsbijstand in beroep (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor de zitting). Voorts dient verweerder de kosten van de door eiseres ingeschakelde medische deskundige van € 4.207,79 en het door eiseres betaalde griffierecht van € 46,- aan haar te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 5.257,79;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 46,- aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door R. in ’t Veld, rechter, in aanwezigheid van mr. M.S.D. de Weerd, griffier. De beslissing is uitgesproken op 23 november 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.