Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gedaagde sub 2] , beherend vennoot van gerekwireerde sub 1,
[gedaagde sub 3] , beherend vennoot van gerekwireerde sub 1,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak vordert de eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, betaling van een factuur van € 3.928,06 van de gedaagde partij, een vennootschap onder firma. De eiseres stelt dat er een charterovereenkomst is gesloten op 15 maart 2019, waarbij zij een vrachtwagencombinatie ter beschikking heeft gesteld aan de gedaagde partij. De gedaagde partij betwist echter het bestaan van een overeenkomst met de eiseres en stelt dat zij een overeenkomst heeft gesloten met een andere vennootschap van de heer [A], die ook bestuurder is van de eiseres. De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de ingediende stukken, waaronder de dagvaarding, de conclusie van antwoord, en de mondelinge behandeling.
De kantonrechter oordeelt dat de eiseres niet heeft aangetoond dat er een overeenkomst is gesloten met de gedaagde partij. De eiseres heeft een charterovereenkomst overgelegd die alleen door haar is ondertekend, en de gedaagde partij heeft de ontvangst van deze overeenkomst betwist. De kantonrechter concludeert dat de eiseres niet heeft kunnen onderbouwen dat zij de partij is die met de gedaagde partij zaken heeft gedaan. Hierdoor wordt de vordering van de eiseres tot betaling van de factuur afgewezen, evenals de overige vorderingen. De eiseres wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde partij, die zijn begroot op € 720,00 aan salaris voor de gemachtigde.
Het vonnis is gewezen door mr. V. van Dam, kantonrechter, en is op 18 november 2020 in het openbaar uitgesproken.