ECLI:NL:RBMNE:2020:5084

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 november 2020
Publicatiedatum
20 november 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 862
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een omgevingsvergunning voor de bouw van een steiger met fonteinen en speeltoestellen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 november 2020 uitspraak gedaan over de omgevingsvergunning die door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest is verleend voor de bouw van een steiger met daarop speeltoestellen en fonteinen bij een kinderboerderij en educatief centrum. De eisers, bewoners van de omgeving, hebben bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, omdat de bouw zonder omgevingsvergunning was gestart. Het college had echter een aanvraag voor een legaliserende omgevingsvergunning ingediend, die na een zienswijzenprocedure werd verleend.

De rechtbank oordeelt dat het college de aanvraag voor de omgevingsvergunning op de juiste wijze heeft beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat het college niet de afweging mag maken of de bouwwerken ook op een andere locatie gerealiseerd hadden kunnen worden, maar enkel moet kijken naar de aanvraag zoals deze is ingediend. De rechtbank concludeert dat de paal met het zonnepaneel en de fonteinen passen binnen de bestemming 'Water' en dat de steiger met de fietsen, hoewel in strijd met het bestemmingsplan, met toepassing van de kruimelregeling kon worden vergund.

De rechtbank heeft de argumenten van de eisers, die stelden dat de bouw in strijd was met de redelijke eisen van welstand en dat er geen goede ruimtelijke ordening was, niet gevolgd. De rechtbank oordeelt dat het college voldoende rekening heeft gehouden met de belangen van de omwonenden en dat de steiger een educatieve functie vervult. De rechtbank verklaart het beroep van de eisers ongegrond en bevestigt de legaliserende omgevingsvergunning.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/862

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 november 2020 in de zaak tussen

[eiser 1] ,

[eiser 2] ,
[eiser 3] ,
[eiser 4] ,
[eiser 5] ,
allen te [woonplaats] , eisers
(gemachtigde: mr. G.A.H.M. Steenbakkers),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest (het college), verweerder
(gemachtigde: mr. P.A. Phielix).
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
[stichting](de stichting [stichting] ), te [plaats] ,
(gemachtigde: J. Buijze)
en
de gemeente Soest(de gemeente),
(gemachtigde: M. van Kooten).

Inleiding:

Aan het [adres] in [plaats] ligt [kinderboerderij] , kinderboerderij en duurzaam educatief centrum ( [educatief centrum] ). De gemeente is eigenaar van de locatie en [educatief centrum] wordt uitgebaat door de stichting [stichting] .
De gemeente en de stichting [stichting] hebben – in eerste instantie zonder omgevingsvergunning – aan het water bij [educatief centrum] een steiger laten bouwen met daarop een speeltoestel bestaande uit twee fietsen om twee fonteinen in het water in werking te stellen. In het water hebben de gemeente en de stichting [stichting] naast de twee fonteinen die in werking kunnen worden gezet met de fietsen op de steiger, een fontein met daarbij een paal met een zonnepaneel dat die fontein van energie voorziet neer laten zetten. De steiger met het speeltoestel is alleen te bereiken vanaf en dus tijdens de openingstijden van [educatief centrum] . Op de fontein op zonne-energie is een tijdslot aangebracht, waardoor ook deze fontein alleen in werking is tijdens de openingstijden van [educatief centrum] .
Eisers [eiser 2] en [eiser 4] hebben bij het college een verzoek om handhaving ingediend, omdat was gebouwd zonder omgevingsvergunning. Het college heeft dit verzoek afgewezen, omdat de gemeente inmiddels een aanvraag voor een legaliserende omgevingsvergunning had ingediend.
Het college heeft twee weken een ontwerpomgevingsvergunning ter inzage gelegd. Hierop zijn zienswijzen ingediend, zowel door voor- als tegenstanders van de bouwwerken.
Met een besluit van 19 augustus 2019 heeft het college aan de gemeente een omgevingsvergunning verleend voor de activiteiten bouwen en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan (de omgevingsvergunning).
Met een besluit van 13 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft het college de bezwaren van eisers tegen de omgevingsvergunning ongegrond verklaard en de omgevingsvergunning in stand gelaten.
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 15 oktober 2020. Eisers [eiser 1] , [eiser 3] en [eiser 4] waren hierbij aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigde. Ook de gemachtigde van het college en van de stichting [stichting] waren aanwezig.

Overwegingen

Toetsingskader
1. De rechtbank stelt voorop dat het college een besluit moet nemen op een aanvraag voor een omgevingsvergunning, zoals deze door de aanvrager wordt ingediend. Bij het beoordelen van de aanvraag mag het college niet de afweging maken of datgene dat wordt aangevraagd eventueel ook op een andere locatie zou kunnen worden gerealiseerd. Het college moet beoordelen of hij een omgevingsvergunning kan verlenen voor hetgeen door de aanvrager wordt aangevraagd. Dat de aanvraag in dit geval is ingediend door de gemeente, waarvan het college een bestuursorgaan is, maakt dit niet anders. Het college moet ook een aanvraag van de gemeente beoordelen op grond van de aanvraag. Dit betekent dat alle gronden die eisers aanvoeren over dat een andere locatie beter zou zijn geweest in deze procedure geen rol spelen. De vraag die de rechtbank in deze uitspraak zal beantwoorden is of het college op grond van de door de gemeente ingediende aanvraag de omgevingsvergunning mocht verlenen.
2. Op de locatie is het bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan] ’ (het bestemmingsplan) van toepassing en geldt de bestemming ‘Water’. De locatie is – voor zover voor deze uitspraak van belang – bestemd voor watergangen, waterpartijen en oevers en taluds. Er mogen andere bouwwerken behorende bij de bestemming of aangrenzende wegen met een maximale bouwhoogte van 3 meter, in- en uitritten, duikers en bruggen worden gebouwd [1] .
Paal met zonnepaneel
3. Eisers voeren aan dat de paal met het zonnepaneel gelet op de omvang en uitstraling in strijd is met bestemmingsplan en het college daarvoor geen omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen zonder dat wordt afgeweken van het bestemmingsplan.
4. Met het college is de rechtbank van oordeel dat fonteinen passen binnen de bestemming ‘Water’. De paal met het zonnepaneel maakt onderdeel uit van één van de drie fonteinen. De paal is niet hoger dan de op grond van het bestemmingsplan maximaal toegestane bouwhoogte voor andere bouwwerken en is naar het oordeel van de rechtbank dus niet in strijd met het bestemmingsplan.
5. Eisers voeren verder aan dat de paal met het zonnepaneel niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand en dat de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit hierover ten onrechte niet heeft geadviseerd.
6. Het college heeft in het verweerschrift en op de zitting toegelicht dat de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit op 17 mei 2019 kennis heeft genomen van het gehele bouwplan voor de bouw van de steiger met de twee fietsen en de fonteinen in het water met daarbij de paal met het zonnepaneel. De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit adviseerde positief over het plan, mits het materiaal en de kleur van de steiger zouden worden aangepast aan het materiaal en de kleur van de nabijgelegen ophaalbrug. De gemeente heeft bij het indienen van de aanvraag het bouwplan hierop aangepast en de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit heeft op
14 juni 2019 positief geadviseerd over de (gehele) aanvraag voor een omgevingsvergunning.
7. Hoewel het college niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid voor welstandstoetsing bij hem berust, mag hij op dat advies afgaan, nadat hij is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Het overnemen van een welstandsadvies behoeft in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders als de aanvrager of een derde-belanghebbende een advies van een andere deskundig te achten persoon of instantie heeft overgelegd dan wel concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht.
8. Naar het oordeel van de rechtbank geeft wat eisers aanvoeren geen aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of de aansluiting van de conclusies daarop. Dat eisers over het aspect welstand met betrekking tot de paal met het zonnepaneel en de steiger een andere mening zijn toegedaan dan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit is hiervoor onvoldoende. Door hen is ook geen tegenadvies overlegd van een andere deskundige. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college het welstandsadvies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit aan de omgevingsvergunning en het bestreden besluit ten grondslag mogen leggen.
9. Eisers hebben niet aangevoerd en het is de rechtbank ook niet gebleken dat zich een andere weigeringsgrond zoals opgenomen in artikel 2.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ten aan zien van de paal met zonnepaneel voordoet. De conclusie van het voorgaande is dat het college de omgevingsvergunning voor de paal met het zonnepaneel terecht heeft verleend.
Steiger met fietsen
10. Partijen zijn het er over eens dat de steiger met daarop de twee fietsen wel in strijd is met het bestemmingsplan en de rechtbank sluit zich daarbij aan. Het college heeft voor de steiger met de twee fietsen de omgevingsvergunning verleend met toepassing van
artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 2º, van de Wabo, in samenhang met artikel 4, aanhef en onderdeel 3, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (Bor), de zogenaamde kruimelregeling.
11. Eisers voeren aan dat het college geen toepassing heeft mogen verlenen aan de kruimelregeling, omdat het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
12. De rechtbank stelt voorop dat het college bij zijn besluitvorming over aanvragen die in strijd zijn met het bestemmingsplan beleidsruimte heeft. Als het college van mening is dat het bouwplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, kan hij ervoor kiezen om zijn bevoegdheid tot afwijking van het bestemmingsplan al dan niet te gebruiken. De rechtbank toetst of het college met de motivering van het bestreden besluit bij een afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot zijn besluit heeft kunnen komen.
13. Het college heeft in de omgevingsvergunning gemotiveerd waarom het bouwplan volgens hem voldoet aan de goede ruimtelijke ordening. De leefomgeving kenmerkt zich als een druk gebruikte openbare ruimte, waarbij meerdere functies als educatie en recreatie met elkaar worden gecombineerd. Gezien de openingstijden van [educatief centrum] en het feit dat de bezoekersaantallen niet zo intensief zijn, omdat er vele verschillende activiteiten op het terrein van [educatief centrum] plaatsvinden, is de aanname van het college dat er geen concrete overlast van de steiger en het geluid van de fonteinen zal zijn. Hierbij merkt het college nog op dat het geluid van een fontein voor de een als rustgevend wordt ervaren en voor de ander als overlast gevend.
In het Gemeentelijke Water- en Rioleringsplan 2018-2022 staat dat het college het water in [plaats] meer beleefbaar wil maken, om het bewustzijn over water onder inwoners, met name kinderen, te vergroten. De steiger en de paal met het zonnepaneel zijn constructies die hier invulling aan geven. Deze bevordering van het bewustzijn over water en de natuur sluit ook aan bij de bestemming die rust op [educatief centrum] . In dat opzicht is de steiger volgens het college een passende aanvulling op het educatieve karakter van de activiteiten van [educatief centrum] .
De directe leefomgeving wordt door de bouw van de steiger minimaal tot niet aangetast. De steiger is van hout, wat een passend materiaal is gezien de houten brug van de gemeente die er tegenover ligt. Het hout zal grijs worden gebeitst waardoor de steiger meer wegvalt in het park. De omvang van de steiger, de ligging op het breedste gedeelte van de watergang en bovenstaande argumenten dragen er volgens het college aan bij dat hij de belangen van de omwonenden en de angst voor overlast niet in verhouding vindt staan tot het educatieve element.
Het college noemt ook dat speelvoorzieningen in de groenbestemming aan de tegenover de steiger gelegen oever in het bestemmingsplan zijn toegestaan. Effecten op de leefomgeving van de spelelementen op de steiger kunnen dan ook nooit groter zijn dan de effecten die reeds mogen worden verwacht in deze omgeving door gebruik dat het bestemmingsplan toestaat.
De steiger is een passend en aanvullend element van [educatief centrum] . Er is geen sprake van een grove aantasting van de leefomgeving en de steiger draagt bij aan de beleving van water en geeft inzicht in energieopwekking.
14. De rechtbank kan de motivering van het college waarom hij de steiger met de fietsen in strijd met het bestemmingsplan toestaat en niet in strijd acht met een goede ruimtelijke ordening volgen.
15. Het klopt, zoals eisers aanvoeren, dat binnen de bestemming ‘Water’ in tegenstelling tot de bestemming ‘Groen’ op grond van het bestemmingsplan geen speelvoorzieningen zijn toegestaan. Het college mag bij zijn afweging om wel of geen gebruik te maken van zijn bevoegdheid tot afwijken van het bestemmingsplan echter, anders dan eisers vinden, wel acht slaan op de omliggende bestemmingen en aan de hand daarvan beoordelen welke invloed een bouwplan heeft op de leefomgeving. Dat eisers een extra bijdrage aan de ‘beleving van water’ en een aanvulling op het duurzaamheidsparkje van [educatief centrum] overbodig vinden, maakt niet dat het college deze punten niet mag meenemen in de belangenafweging. Het college heeft meerdere belangen, waaronder het belang van eisers, bij zijn besluitvorming betrokken. Het gaat daarbij niet alleen om een financieel belang van het college, zoals eisers aanvoeren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college de omgevingsvergunning voldoende zorgvuldig voorbereid en alle betrokken belangen afgewogen. Om de belangen goed in kaart te brengen heeft het college voorafgaand aan de besluitvorming een inspraakronde gehouden. Er zijn zienswijzen ingediend door zowel voor- als tegenstanders. De rechtbank kan het college volgen in zijn motivering dat andere belangen in dit geval zwaarder wegen dan de belangen van eisers. Het college mocht bij zijn beoordeling of het bouwplan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening ook betrekken dat de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit positief heeft geadviseerd over de steiger. Dat eisers de afmetingen van de steiger buitenproportioneel vinden maakt dat niet anders. Zoals onder 8 reeds aangegeven geeft wat eisers aanvoeren geen aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van het advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop. De rechtbank ziet niet welke onderzoeken verder nog hadden kunnen bijdragen aan een zorgvuldiger besluitvorming.
16. De conclusie van het voorgaande is dat dat naar het oordeel van de rechtbank het college zich bij een afweging van de betrokken belangen op basis van de motivering van het bestreden besluit in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de steiger met de fietsen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het college mocht de omgevingsvergunning hiervoor dus met toepassing van de kruimelregeling verlenen.
Conclusie
17. In deze procedure is geen plaats voor het ter discussie stellen van de locatie van de fonteinen met de paal met zonnepaneel en de steiger met fietsen. Het college moest de aanvraag zoals deze is ingediend beoordelen. De paal met het zonnepaneel is niet in strijd met het bestemmingsplan of de redelijke eisen van welstand en dus moest het college de omgevingsvergunning hiervoor verlenen. De steiger met fietsen is wel in strijd met het bestemmingsplan, maar het college mocht de omgevingsvergunning hiervoor met toepassing van de kruimelregeling verlenen. Het college heeft dus terecht een legaliserende omgevingsvergunning verleend.
18. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. I.C. de Zeeuw-'t Lam, griffier. De beslissing is uitgesproken op 20 november 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Artikel 10 van de regels van het bestemmingsplan.