ECLI:NL:RBMNE:2020:5060

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 november 2020
Publicatiedatum
19 november 2020
Zaaknummer
16/140841-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door snelheidsovertreding en negeren van verkeerslicht

Op 19 november 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 juni 2019 in Veenendaal een dodelijk verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte reed met een snelheid van ongeveer 65 km/u, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 50 km/u was. Bovendien negeerde hij een verkeerslicht dat al zes seconden op rood stond, waardoor hij een overstekende fietster aanreed. De fietster overleed ter plekke aan haar verwondingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat leidde tot de fatale aanrijding. De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 240 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 24 maanden. De rechtbank hield rekening met de spijt van de verdachte en zijn verantwoordelijkheid richting de nabestaanden, evenals de financiële gevolgen die hij zal ondervinden door het ongeval. De verdachte is voor het eerst in aanraking gekomen met justitie en heeft geen relevante recidive. De rechtbank weegt de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zwaar mee in de strafmaat, ondanks de ernst van het feit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/140841-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 november 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1970] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 november 2020. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. M.P.C. van Essen, advocaat te Alphen aan den Rijn.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de standpunten en vordering van de officier van justitie J.R.F. Esbir Wildeman en van wat verdachte, de raadsman en de nabestaande [nabestaande] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:op 3 juni 2019 te Veenendaal als bestuurder van een bestelauto zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] is overleden;
subsidiair:op 3 juni 2019 te Veenendaal als bestuurder van een bestelauto zich zodanig heeft gedragen dat hij gevaar en/of hinder heeft veroorzaakt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van de vraag of het rijgedrag van verdachte gekwalificeerd moet worden als overtreding van artikel 6 dan wel artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot de hoogte van snelheid waarmee verdachte zou hebben gereden heeft de raadsman het volgende bepleit. In de tenlastelegging is gekeken naar de snelheid ten tijde van het passeren van de laatste detectielus. De raadsman verzoekt om uit te gaan van 63 km/uur, zijnde de laagste snelheid van het gemiddelde van het traject tussen de eerste detectielus en de stopstreep, zijnde 63-68 km/uur.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de raadsman heeft geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal daarom niet uitschrijven wat er in de bewijsmiddelen staat, maar de bewijsmiddelen enkel opsommen. De rechtbank verwijst met voetnoten naar de vindplaatsen van de bewijsmiddelen in het dossier.
  • De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 5 november 2020;
  • de verklaring van getuige [getuige] ;
  • proces-verbaal verkeersongevallenanalyse, de conclusies met betrekking tot de verkeersregelinstallatie, pagina 75;
  • proces-verbaal verkeersongevallenanalyse, de conclusies met betrekking tot de snelheid, pagina 77;
  • schouwverslag, opgemaakt door G.W. Krever, forensisch arts, pagina 97 en 98.
Bewijsoverwegingen
Uit de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen volgt dat verdachte bij het passeren van de detectielus die het dichtst bij de stopstreep ligt tussen de 65 en 74 kilometer per uur reed.
Bij de beoordeling van deze zaak zal de rechtbank uitgaan van de onderkant van deze bandbreedte, te weten 65 km/uur, omdat dit immers minimaal de snelheid is waarmee verdachte het kruispunt opreed.
Om tot een veroordeling voor overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te kunnen komen, is onder meer vereist dat verdachte schuld heeft aan een aanrijding, in die zin dat hij – zoals ten laste is gelegd – zich zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend heeft gedragen.
Op grond van vaste rechtspraak van de Hoge Raad komt het bij de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 aan op het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet kan reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Aan de hand van vorenstaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank - kort gezegd - de volgende feiten en omstandigheden vast:
  • verdachte heeft met een door hem bestuurde bestelauto met aanhanger een verkeerslicht genegeerd dat al minimaal 6 seconden rood licht uitstraalde;
  • verdachte reed met een te hoge snelheid, namelijk in ieder geval 15 km/uur te hard, op een plaats waar 50 km/uur was toegestaan;
  • verdachte heeft bij het naderen van de stopstreep zijn snelheid verhoogd (geaccelereerd);
  • verdachte kwam kort hierna in botsing met een overstekende fietsster, in wiens rijrichting het verkeerslicht reeds 2,2 seconden groen licht uitstraalde.
De rechtbank is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat het ongeval waarbij de fietsster [slachtoffer] is overleden aan verdachtes schuld te wijten is. Met betrekking tot de mate van schuld is de rechtbank van oordeel dat het rijgedrag van verdachte gekwalificeerd dient te worden als zeer onvoorzichtig en onoplettend.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 3 juni 2019 te Veenendaal als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorvoertuig, te weten een bestelauto (Ford Transit gekentekend [kenteken] ) met aanhanger, daarmede rijdende over de openbare weg, te weten de Rondweg-West, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend
- met een snelheid van ongeveer 65 km/u te rijden, en
- vervolgens geen gevolg te geven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij niet gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat reeds 6 seconden rood licht uitstraalde, maar is hij (met onverminderde snelheid) doorgereden, en
- vervolgens een fietser, te weten [slachtoffer] , aan te rijden, ten gevolge waarvan
die [slachtoffer] tegen (de voorruit van) voornoemde bestelauto kwam en is
gelanceerd en op de (naast gelegen) weg is gevallen, waardoor die [slachtoffer] is komen te overlijden.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander wordt gedood.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 240 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 120 dagen hechtenis;
- een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaar, met aftrek, waarvan 1 jaar voorwaardelijk.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit de mate van schuld en verwijtbaarheid te plaatsen in de eerste categorie van de LOVS-oriëntatiepunten, te weten de categorie van aanmerkelijke schuld. De raadsman heeft hierbij verwezen naar de relatief beperkte snelheidsovertreding van verdachte. Bij de hoogte van de op te leggen straf heeft de raadsman verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is gekomen, ook niet voor verkeersfeiten.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte reed in zijn bestelbus met een te hoge snelheid richting een kruispunt en verhoogde die snelheid op het moment dat hij de stopstreep naderde. Hij negeerde een rood verkeerslicht, dat al zes seconden op rood stond, en kwam daarna in botsing met een overstekende fietsster, mevrouw [slachtoffer] . Het verkeerslicht voor haar rijrichting was groen. Ten gevolge van dit zeer onvoorzichtige rijgedrag van verdachte werd ze meters door de lucht geslingerd en kwam ze verderop op het asfalt terecht. Ze overleed ter plekke aan de opgelopen verwondingen.
Uit de ter terechtzitting door de partner van het slachtoffer voorgelezen schriftelijke verklaring blijkt hoezeer het onverwachte overlijden van zijn vrouw zijn leven en het leven van hun toen 11-jarige dochter in één klap definitief veranderde. Ze missen haar dagelijks, op alle levensterreinen en haar overlijden heeft een enorm gat heeft achtergelaten in hun gezin. Ditzelfde geldt - blijkens requisitoir van de officier van justitie – zeker ook voor de vier andere kinderen van het slachtoffer en hun partner(s) en overige familieleden en vrienden van het slachtoffer.
Om te bevorderen dat voor dezelfde feiten door rechtbanken en gerechtshoven ongeveer dezelfde straffen worden opgelegd, zijn landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting ontwikkeld (LOVS-oriëntatiepunten). Anders dan door de raadsman naar voren is gebracht, gaat de rechtbank in deze oriëntatiepunten uit van de categorie ‘ernstige schuld’, omdat sprake is van zeer onvoorzichtig rijgedrag van verdachte. Voor het veroorzaken van een verkeersongeval met de dood tot gevolg, waarbij sprake is van ernstige schuld, wordt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden en een rijontzegging voor de duur van 2 jaar genoemd.
Reclassering Nederland heeft over verdachte een rapport opgesteld, gedateerd 13 februari 2020. Geadviseerd wordt verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en eventueel een werkstraf. Door een voorwaardelijke gevangenisstraf kan betrokkene zijn bedrijf voortzetten en zijn (grote) gezin blijvend onderhouden.
Uit het strafblad van verdachte van 30 september 2020 is gebleken dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen. Het voornoemde oriëntatiepunt gaat uit van een verdachte die first offender is. Het ontbreken van relevante recidive heeft dan ook geen invloed op de straftoemeting.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte spijt heeft betuigd en verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn rijgedrag, ook richting de nabestaanden.
Bij de vraag of aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd, heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte een groot gezin heeft en kostwinner is. Daarnaast zal hij nog in lengte van jaren de financiële gevolgen van het strafbare feit ondervinden. Hij is als gemoedsbezwaarde niet verzekerd. Het waarborgfonds gaat de aan de nabestaanden uitgekeerde bedragen op verdachte verhalen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal, naast de gevolgen voor zijn bedrijf en gezin, tot gevolg hebben dat de ontstane schulden nog verder oplopen. Daarmee zal het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet alleen gevolgen hebben voor verdachte, maar ook grote (financiële) gevolgen hebben voor het gezin van verdachte.
Dit alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat afgeweken moet worden van het LOVS-oriëntatiepunt en dat geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd. Dit zegt niets over de ernst van het feit. Het is een zeer ernstig feit met onomkeerbare gevolgen voor de nabestaanden, maar in de afweging van alle belangen, heeft de rechtbank de persoonlijke omstandigheden van verdachte zwaar mee laten wegen.
Om die reden zal aan verdachte een werkstraf voor de duur van 240 uur en een rij-ontzegging van 24 maanden worden opgelegd. Verdachte heeft een eigen schildersbedrijf en is voor de uitoefening van zijn werkzaamheden aangewezen op zijn rijbewijs. Gelet daarop bepaalt de rechtbank dat van deze rij-ontzetting 17 maanden voorwaardelijk zijn met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de periode dat het rijbewijs al ingehouden is geweest.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen:
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
  • 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
240 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 120 dagen hechtenis;
-
ontzegtverdachte ter zake van het onder primair bewezen verklaarde
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
24 maanden;
- bepaalt dat de duur van de ontzegging wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest;
- bepaalt dat van
de ontzegging een gedeelte, groot 17 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A. Spee, voorzitter, mrs. C.S.K. Fung Fen Chung en
D. Riani el Achhab, rechters, in tegenwoordigheid van D.G.W. van de Haar-Kleijer, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 november 2020.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 3 juni 2019 te Veenendaal, althans in Nederland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorvoertuig, te weten
een bestelauto (Ford Transit gekentekend [kenteken] ) met aanhanger,
daarmede rijdende over de openbare weg, te weten de Rondweg-West,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend,
- met een snelheid van ongeveer 65-74 km/u te rijden, althans met een
(aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat motorvoertuig toegestane
maximumsnelheid van 50 km/u, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid
dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of
- ( vervolgens) (ter hoogte van de oversteekplaats voor fietsers en voetgangers)
geen gevolg te geven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt,
immers is hij niet gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd driekleurig
verkeerslicht dat (reeds 6 seconden) rood licht uitstraalde, maar is hij (met
onverminderde snelheid) doorgereden, en/of
- ( vervolgens) een fietser, te weten [slachtoffer] , aan te rijden, ten gevolge waarvan
die [slachtoffer] op/tegen (de voorruit van) voornoemde bestelauto (aan) kwam en/of is
weggeslingerd/gelanceerd en/of op de (naast gelegen) weg is gevallen/terecht is
gekomen, waardoor die [slachtoffer] is komen te overlijden;
De in deze tenlastelegging gebruikt termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wegenverkeersweg 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 3 juni 2019 te Veenendaal, althans in Nederland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorvoertuig, te weten
een bestelauto (Ford Transit gekentekend [kenteken] ) met aanhanger,
daarmede rijdende over de openbare weg, te weten de Rondweg-West,
- met een snelheid van ongeveer 65-74 km/u heeft gereden, althans met een
(aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat motorvoertuig toegestane
maximumsnelheid van 50 km/u, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid
dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was, en/of
- ( vervolgens) (ter hoogte van de oversteekplaats voor fietsers en voetgangers)
geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod
inhoudt, immers is hij niet gestopt voor een voor zijn rijrichting bestemd
driekleurig verkeerslicht dat (reeds 6 seconden) rood licht uitstraalde, maar is hij
(met onverminderde snelheid) doorgereden, en/of
- ( vervolgens) een fietser, te weten [slachtoffer] , heeft aangereden, ten gevolge
waarvan die [slachtoffer] op/tegen (de voorruit van) voornoemde bestelauto (aan)
kwam en/of is weggeslingerd/gelanceerd en/of op de weg is gevallen/terecht is
gekomen, waardoor die [slachtoffer] is komen te overlijden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op de weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikt termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Wegenverkeersweg 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte