ECLI:NL:RBMNE:2020:5059

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juli 2020
Publicatiedatum
18 november 2020
Zaaknummer
C/16/494365 / FL RK 19-2375
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en benoeming van voogdij in een complexe gezinszaak met ernstige zorgen over de opvoedsituatie

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 30 juli 2020 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over vier minderjarige kinderen, alsook de benoeming van de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering als voogd. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om beëindiging van het gezag, omdat de kinderen in hun ontwikkeling bedreigd werden door de langdurige problematiek van de moeder, waaronder drugsgebruik en een gewelddadige relatie met de vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is om een veilige opvoedsituatie te bieden, en dat de kinderen sinds 2019 bij hun grootmoeder verblijven, die hen wel een veilig opvoedklimaat kan bieden.

De rechtbank heeft de feiten en de geschiedenis van de moeder en de kinderen in overweging genomen, waaronder eerdere ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen. De moeder heeft ontkend drugs te gebruiken, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat haar gedrag en de omstandigheden in het gezin een ernstige impact hebben gehad op de kinderen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de beëindiging van het gezag geen ongerechtvaardigde inbreuk op het gezinsleven oplevert, gezien de noodzaak om de kinderen te beschermen.

De rechtbank heeft het verzoek van de moeder om een deskundigenonderzoek afgewijzen, omdat zij voldoende informatie had om tot een beslissing te komen. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
Zittingsplaats: Lelystad
zaakgegevens: C/16/494365 / FL RK 19-2375
datum uitspraak: 30 juli 2020

beschikking beëindiging van het ouderlijk gezag

in de zaak van

Raad voor de Kinderbescherming, hierna: de Raad,

gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2011 te [geboorteplaats 1] , hierna: [voornaam van minderjarig 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2013 te [geboorteplaats 1] , hierna: [voornaam van minderjarig 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum 3] 2014 te [geboorteplaats 1] , hierna [voornaam van minderjarige 3] ,
[minderjarige 4], geboren op [geboortedatum 4] 2016 te [geboorteplaats 1] , hierna: [voornaam van minderjarige 4] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] , hierna: de moeder,

wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. R.F.P. Scheele,
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, hierna: de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
De kinderrechter merkt als informanten aan:

[informant 1] , hierna: de vader,

wonende te [woonplaats 1] .

[informant 2] , hierna: de grootmoeder (moederszijde),

wonende te [woonplaats 2] ,

[informant 3] , hierna: de echtgenoot van de grootmoeder,

wonende te [woonplaats 2] ,

[informant 4] , hierna: de grootvader (moederszijde),

wonende te [woonplaats 3] ,

Het verloop van de procedure

De Raad heeft op 24 december 2019 een verzoek met bijlagen ingediend. Het verzoek is op 27 december 2019 binnengekomen bij de griffie van de rechtbank.
De rechtbank heeft verder ontvangen:
- de bereidverklaring van de GI van 10 december 2019, en
- een verweerschrift van 10 maart 2020 met zelfstandig verzoek van de moeder.
Op 12 maart 2020 vond er een mondelinge behandeling plaats. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door mr. Scheele,
- de vader,
- mevrouw [A] namens de Raad, en
- mevrouw [B] namens de GI.
De grootouders en de echtgenoot van de grootmoeder zijn als informant opgeroepen, maar
niet verschenen.
De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek aangehouden, omdat de moeder hoger
beroep had ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank van 31 december 2019 tegen de
ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. Het gerechtshof heeft op 2 juli 2020 uitspraak
gedaan.
De behandeling is voortgezet op 2 juli 2020. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door mr. Scheele,
- de grootmoeder en haar echtgenoot de heer [informant 3] ,
- mevrouw [A] namens de Raad, en
- mevrouw [B] en de heer [C] namens de GI.
De vader en de grootvader zijn opgeroepen, maar niet verschenen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam van minderjarig 1] , [voornaam van minderjarig 2] , [voornaam van minderjarige 3] en [voornaam van minderjarige 4] wordt uitgeoefend door de moeder.
Bij beschikking van de kinderrechter van 3 juli 2018 zijn [voornaam van minderjarig 1] , [voornaam van minderjarig 2] , [voornaam van minderjarige 3] en [voornaam van minderjarige 4] onder toezicht gesteld van Samen Veilig Midden-Nederland. Deze ondertoezichtstelling duurde tot 3 juli 2019.
Sinds juli 2019 verblijven [voornaam van minderjarig 1] , [voornaam van minderjarig 2] , [voornaam van minderjarige 3] en [voornaam van minderjarige 4] bij hun grootmoeder.
Bij beschikking van 7 oktober 2019 zijn de kinderen voorlopig onder toezicht gesteld van de GI. Sinds 15 oktober 2019 zijn de kinderen met een spoedmachtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst bij hun grootmoeder en haar echtgenoot. Bij beschikking van 31 december 2019 is de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing van de kinderen uitgesproken tot 31 december 2020.
De rechtbank heeft ambtshalve kennisgenomen van het dictum van de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 juli 2020 waarbij de beschikking van deze rechtbank van 31 december 2019 is bekrachtigd.
Moeder is op [geboortedatum 5] 2020 bevallen van [minderjarige 5] . De rechtbank heeft ook ambtshalve kennisgenomen van de beschikking van het gerechtshof van 18 juni 2020 die betrekking heeft op [voornaam van minderjarige 5] .

Het verzoek en standpunt van de Raad

De Raad heeft verzocht het gezag van de moeder over [voornaam van minderjarig 1] , [voornaam van minderjarig 2] , [voornaam van minderjarige 3] en [voornaam van minderjarige 4] te beëindigen en de GI tot voogd over [voornaam van minderjarig 1] , [voornaam van minderjarig 2] , [voornaam van minderjarige 3] en [voornaam van minderjarige 4] te benoemen.
De kinderen worden volgens de Raad in hun ontwikkeling bedreigd, omdat zij zich sinds jonge leeftijd langere tijd in een thuissituatie hebben bevonden waarin zij werden blootgesteld aan verwaarlozing en huiselijk geweld. De Raad ziet dat de moeder haar leven al langdurig niet op de rit heeft. Zij valt terug in drugsgebruik en heeft een gewelddadige relatie met de vader van de kinderen. Deze jarenlange problematiek heeft grote gevolgen voor de ontwikkeling van de kinderen. De moeder kan ze geen veilige opvoedsituatie bieden. De grootmoeder en haar echtgenoot bieden de kinderen wel een veilig opvoedklimaat. De kinderen hebben er baat bij om bij de grootmoeder op te groeien.

Het standpunt en het verzoek van de moeder

De moeder ontkent dat zij drugs gebruikt, maar zegt dat zij niet weet wat zij tijdens psychoses doet. Voor de psychoses heeft de moeder medicatie voorgeschreven gekregen en de dosis is verhoogd, waardoor zij er geen last meer van moet hebben. De moeder wil wekelijks testen doen om aan te kunnen tonen dat zij clean is. Daarnaast vindt zij maatschappelijk werk een idee om in beeld te krijgen welke hulp zij op de lange termijn nodig heeft. De moeder wil de komende tijd laten zien dat zij de verzorging en opvoeding voor de kinderen kan dragen en zij bij haar op kunnen groeien.
De voorgaande ondertoezichtstelling en uithuisplaatsingen zijn positief afgerond. Gedurende de (voor-)laatste ondertoezichtstelling is er nauwelijks betrokkenheid van Samen Veilig Midden-Nederland (de vorige GI) geweest. Dit laat zien dat de moeder in staat is om de kinderen te verzorgen en op te voeden. Verder is er gedurende deze laatste ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing geen objectief onderzoek gedaan naar terugplaatsing van de kinderen bij de moeder. Dit is in strijd met artikel 3 IVRK en 8 EVRM. Het beëindigen van het gezag van de moeder is in dit geval disproportioneel, ongemotiveerd en onzorgvuldig.
De moeder verzoekt een deskundigenonderzoek te gelasten ex. artikel 810a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Er is geen diagnostische onderbouwing waaruit blijkt dat de kinderen niet door of bij moeder opgevoed kunnen worden.

De beoordeling

Beëindiging van het gezag
De beslissing van de rechtbank
De rechtbank wijst de verzoeken van de Raad toe. Dit betekent dat het gezag van de moeder wordt beëindigd. De rechtbank zal uitleggen waarom zij tot dit oordeel komt.
De moeder is niet in staat geweest om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding binnen een voor de kinderen aanvaardbare termijn te dragen. Volgens de wet is dat een reden om het gezag van een ouder te beëindigen (artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek).
Uit het rapport van de Raad en de toelichting van de grootmoeder blijkt dat de moeder al sinds (in ieder geval) 2010 drugs gebruikt. Ook tijdens de zwangerschappen van een aantal van de kinderen heeft zij drugs gebruikt. De GI heeft aangegeven dat het in gesprekken met de moeder op kantoor lijkt alsof zij onder invloed is van verdovende middelen. De moeder geeft bij de GI meerdere malen aan dat zij aan zichzelf gaat werken. Later betwist zij dat, zegt dat zij geen probleem heeft en trekt zich terug uit de samenwerking met de GI.
De grootmoeder draagt met haar echtgenoot de zorg voor de kinderen, inclusief de pasgeboren [voornaam van minderjarige 5] . Zij heeft tijdens de zitting aangegeven dat de kinderen vertellen over wat er thuis allemaal is gebeurd. Dat is erg schokkend en confronterend. Daarnaast hebben zij woedeaanvallen en laten zij veranderingen in hun gedrag zien. De kinderen zijn aangemeld bij [naam instelling] , waar zij behandeld zullen worden. De moeder heeft na de recente uithuisplaatsing nauwelijks invulling gegeven aan haar moederschap. Sinds [voornaam van minderjarig 1] , [voornaam van minderjarig 2] , [voornaam van minderjarige 3] en [voornaam van minderjarige 4] bij de grootmoeder en haar echtgenoot verblijven, zijn de bezoeken van moeder op één hand te tellen. Na de geboorte van [voornaam van minderjarige 5] is de moeder slechts twee keer op bezoek geweest. De grootmoeder zegt dat de moeder op dit moment meer de rol van “tante” in het leven van de kinderen inneemt.
De rechtbank constateert dat de moeder de problemen van haar en de kinderen bagatelliseert. Er zullen daadwerkelijk gelukkige momenten zijn geweest met de kinderen, maar de wijze van opvoeden, de agressieve relatie tussen de ouders en het drugsgebruik van de ouders hebben een negatieve invloed (gehad) op de ontwikkeling van de kinderen. Zij hebben dingen gezien die heel erg schadelijk voor hen zijn geweest. De rechtbank maakt zich ook zorgen over de relatie van de moeder met de vader. Zij zegt dat er van een relatie geen sprake meer is, maar geeft aan dat hij nog wel eens in haar huis verblijft.
De rechtbank is van oordeel dat beëindiging van het gezag van de moeder zonder perspectiefonderzoek geen ongerechtvaardigde inbreuk op het gezinsleven oplevert (artikel 8 lid 2 EVRM). Het is voor de rechtbank onmogelijk om de geschiedenis van de moeder en de in het verleden liggende kinderbeschermingsmaatregelen van de kinderen niet bij haar oordeel te betrekken. Hiermee zou de rechtbank de belangen van de kinderen tekort doen.
Vanaf 2011 tot en met april 2015 zijn de oudste twee kinderen [voornaam van minderjarig 1] en [voornaam van minderjarig 2] uithuisgeplaatst geweest bij de grootmoeder en haar echtgenoot. Daarnaast hebben [voornaam van minderjarig 2] tot 10 juni 2015 en [voornaam van minderjarig 1] tot 26 september 2016 onder toezicht gestaan. Vervolgens zijn alle vier de kinderen vanaf 3 juli 2018 onder toezicht gesteld. De pasgeboren [voornaam van minderjarige 5] staat nu ook onder toezicht en is uithuisgeplaatst bij de grootmoeder. De moeder is meerdere malen opgenomen geweest op de spoedeisende hulp van ziekenhuizen, omdat zij onder invloed was van GHB en/of cocaïne en/of benzodiazepine en/of opiaten, ook tijdens haar laatste zwangerschap. Verder zijn er vele meldingen bij Veilig Thuis gedaan vanuit verschillende professionals. Als triest dieptepunt noemt de rechtbank nog dat de kinderen vlak voor de meest recente uithuisplaatsing getuige zijn geweest van gruwelijk huiselijk/seksueel geweld van vader richting moeder, waarna zij in paniek het huis hebben verlaten.
De rechtbank is van oordeel dat de aanvaardbare termijn voor [voornaam van minderjarig 1] , [voornaam van minderjarig 2] , [voornaam van minderjarige 3] en [voornaam van minderjarige 4] hierdoor is verstreken. De kinderen hebben er belang bij en verdienen het - na alles wat ze hebben meegemaakt - om in een stabiele, veilige, geweldloze en drugsvrije omgeving op te groeien en dat is bij hun grootmoeder en haar echtgenoot.
Voogdij
Als er geen ouders meer met het gezag zijn belast, wordt er een voogd over minderjarige kinderen benoemd. De rechtbank is met de Raad van oordeel dat de vader niet in staat is om de kinderen een veilige opvoedomgeving te bieden, gelet op zijn verleden met het gebruik van verdovende middelen, huiselijk geweld en het buitensporig straffen van de kinderen. De GI heeft zich bereid verklaard de voogdij over [voornaam van minderjarig 1] , [voornaam van minderjarig 2] , [voornaam van minderjarige 3] en [voornaam van minderjarige 4] op zich te nemen. De rechtbank zal de GI daarom met de voogdij over hen belasten.
Deskundigenonderzoek
De rechtbank zal gelet op wat hiervoor staat het zelfstandige verzoek van de moeder afwijzen. De rechtbank is van oordeel, dat zij voldoende is voorgelicht. De moeder laat een patroon zien van tijdelijke oplevingen, gevolgd door diepe dalen. Als gevolg hiervan zijn de kinderen ernstig beschadigd. Dit maakt dat er naar het oordeel van de rechtbank geen nader onderzoek hoeft te worden gedaan.

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van
[belanghebbende 1], geboren op [geboortedatum 6] 1989 in [geboorteplaats 2] over [voornaam van minderjarig 1] , [voornaam van minderjarig 2] , [voornaam van minderjarige 3] en [voornaam van minderjarige 4] ,
belast de Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering tot voogd over de minderjarige kinderen:
[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2011 te [geboorteplaats 1] ,
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2013 te [geboorteplaats 1] ,
[minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum 3] 2014 te [geboorteplaats 1] ,
[minderjarige 4] , geboren op [geboortedatum 4] 2016 te [geboorteplaats 1] .
wijst het anders of meer verzochte af,

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mr. K.G. van de Streek (voorzitter en kinderrechter), mr. P.K. Nihot en mr. G.A.M. Peper, (kinder)rechters, in tegenwoordigheid van de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2020.
JT
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden