ECLI:NL:RBMNE:2020:5054

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
18 november 2020
Zaaknummer
UTR - 20 _ 672
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning wegens aanwezigheid van harddrugs en de toepassing van het Damoclesbeleid

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 november 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de sluiting van een woning van eisers, die in Hilversum wonen. De burgemeester had op 25 september 2019 besloten om de woning voor drie maanden te sluiten vanwege de vondst van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs tijdens een politie-inval op 3 juni 2019. Eisers, die in Marokko verbleven, stelden dat zij niet op de hoogte waren van de drugs in hun woning en dat het besluit tot sluiting niet evenredig was. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester op basis van artikel 13b van de Opiumwet bevoegd was om de woning te sluiten en dat de eisers redelijkerwijs op de hoogte hadden kunnen zijn van de aanwezigheid van de harddrugs. De rechtbank weegt de persoonlijke omstandigheden van eisers mee, maar concludeert dat deze niet zwaarder wegen dan het algemeen belang van het handhaven van de openbare orde. De rechtbank verklaart het beroep van eisers ongegrond en bevestigt de sluiting van de woning.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/672

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 november 2020 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , te [plaats] , eisers
(gemachtigde: mr. R.J. Ouderdorp),
en
de burgemeester van de gemeente Hilversum, verweerder
(gemachtigde: mr. R.J. Heuft).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen
Dudok Wonen, te [plaats] , gemachtigde: H. Sevim.

Procesverloop

Bij besluit van 25 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder besloten tot sluiting van de woning van eisers aan de [adres] te [plaats] voor drie maanden.
Bij besluit van 29 januari 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft, met toestemming van partijen, bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten op 14 oktober 2020.

Overwegingen

1. Eisers huren de woning aan de [adres] te [plaats] . Op 3 juni 2019 heeft de politie in het kader van een strafrechtelijk onderzoek de woning van eisers doorzocht. Van deze huiszoeking is een bestuurlijke rapportage opgesteld, die aan partijen ter beschikking is gesteld. In de rapportage staat vermeld dat in de woning 80,1 gram cocaïne en 88 gram hasj is gevonden. Verder heeft de politie in de woning en in een schuurtje dat bij de woning hoort een luchtdrukwapen, een digitale weegschaal, een vacumeermachine, diverse mobiele telefoons en een kluis aangetroffen.
2. Verweerder heeft de woning gesloten vanwege de aanzienlijke handelshoeveelheid harddrugs die is aangetroffen en de verstoring van de openbare orde die dit geeft. In tegenstelling tot de bezwaarschriftenadviescommissie stelt verweerder zich op het standpunt dat eisers wisten of redelijkerwijze konden weten dat deze harddrugs in de woning aanwezig was. Persoonlijke verwijtbaarheid speelt daarbij geen rol. Dat eisers niet op de hoogte waren van de Afspraak op Locatie die in 2014 heeft plaatsgevonden acht verweerder niet voldoende en onwaarschijnlijk. Bovendien was de tuin hermetisch afgesloten en beveiligd met prikkeldraad, hetgeen ongebruikelijk is.
Beroepsgronden
3. Eisers hebben aangevoerd dat het besluit onvoldoende is gemotiveerd. Eisers wisten niet van de harddrugs in de woning. Zij verbleven vanaf februari 2019 in Marokko. Alleen eiseres is op 13 mei 2019 teruggekomen. Zij is vanwege de Ramadan zeer beperkt thuis geweest. Zij wisten niet van de Afspraak op Locatie die in 2014 heeft plaatsgevonden en dat hun zoon tijdelijk drugs in het huis heeft verstopt. Het is niet evenredig om te handhaven. Ten onrechte stelt verweerder dat persoonlijke verwijtbaarheid geen rol speelt bij de evenredigheid. Eisers hebben beiden psychiatrische problematiek en belang bij een vertrouwde omgeving. Hun persoonlijke omstandigheden moeten ook worden meegewogen.
Dat de woning hermetisch is afgesloten mag niet aan het bestreden besluit ten grondslag worden gelegd, omdat dit niet aan het primaire besluit ten grondslag is gelegd.
Verweerder had beter moeten motiveren waarom hij van het advies van de bezwaarschriftencommissie is afgeweken. Er was geen sprake van overlast en dus geen reden om de openbare orde te herstellen. Omdat er geen sprake was van handel, was de noodzaak tot sluiting minder aanwezig.
Procesbelang eisers
4. De periode van sluiting van de woning is inmiddels afgelopen. Vraag die dan rijst is welk belang eisers bij deze procedure hebben. Eisers hebben aangevoerd dat hun belang bij deze procedure is gelegen in de omstandigheid dat de huurovereenkomst van de woning is ontbonden en zij terug wensen te keren naar de woning als blijkt dat het besluit tot sluiting van de woning niet rechtmatig was. In het verweerschrift heeft verweerder aangevoerd dat eisers inmiddels een andere woning hebben betrokken. Eisers hebben hierop gereageerd dat zij alsnog wensen terug te keren en rehabilitatie voor hen ook van groot belang is. Ook zou een vernietiging van het besluit voor hen kunnen leiden tot een eventuele schadevergoeding en proceskostenveroordeling. De rechtbank ziet hierin voldoende aanleiding om een procesbelang aan te nemen.
Oordeel rechtbank
Opiumwet en Damoclesbeleid
5. In artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet (hierna: OW) is bepaald dat de burgemeester bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of op bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als in de bij de Opiumwet behorende lijst I of lijst II wordt verkocht, afgeleverd, verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
6. Gelet op de tekst van artikel 13b, eerste lid van de OW, beschikt verweerder bij de uitoefening van de daarin neergelegde bevoegdheid over beleidsvrijheid. Daaruit vloeit voort dat de rechter de invulling van die bevoegdheid door de burgemeester terughoudend moet toetsen. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS) van 14 maart 2018 [1] volgt dat bij aanwezigheid van meer dan 0,5 gram harddrugs de aangetroffen hoeveelheid harddrugs in beginsel (mede) bestemd wordt geacht voor de verkoop, aflevering of verstrekking. In een dergelijk geval zal daarom het vermoeden van handel in harddrugs door verweerder in beginsel voldoende zijn aangetoond. Het is vervolgens aan de rechthebbende op het pand om aannemelijk te maken dat de aangetroffen hoeveelheid harddrugs niet voor verkoop, verstrekking of aflevering aanwezig was. Indien het tegendeel niet aannemelijk wordt gemaakt, is de burgemeester ingevolge artikel 13b, eerste lid, van de OW bevoegd om ten aanzien van het pand een last onder bestuursdwang op te leggen.
7. Verweerder heeft met betrekking tot zijn sluitingsbevoegdheid beleid opgesteld. Dat beleid is neergelegd in de “Beleidsregels gemeente Hilversum, sluiting lokalen en woningen op grond van artikel 13b Opiumwet, Damoclesbeleid” (Damoclesbeleid).
8. Volgens dit beleid is verweerder in geval van handel in harddrugs bij een eerste overtreding bevoegd om de woning voor een periode van drie tot zes maanden te sluiten. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de hiervoor in r.o.1 genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat in het pand een handelshoeveelheid harddrugs is verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is geweest. Eisers hebben immers niet aannemelijk gemaakt dat de hoeveelheid harddrugs niet voor dat doel aanwezig was. De rechtbank stelt daarom vast dat gelet op dit beleid en gelet op het feit dat meer dan 0,5 gram harddrugs, in dit geval 160 keer de in de rechtspraak genoemde hoeveelheid, is gevonden in de woning verweerder in beginsel bevoegd was om tot sluiting van de woning over te gaan zonder eerst een waarschuwing te geven.
Evenredigheid
9. De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of het besluit in dit geval evenredig is. Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Verweerder dient alle omstandigheden van het geval te betrekken in zijn beoordeling en te bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden, moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb die maken dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen [2] . Van belang is of eisers wisten of redelijkerwijs konden weten dat er een handelshoeveelheid harddrugs in de woning aanwezig was. Ook de persoonlijke belangen van eisers spelen bij deze afweging een rol.
10. Hoewel eisers betwisten dat zij op de hoogte waren van de aanwezigheid van harddrugs in de woning, is de rechtbank van oordeel dat zij hiervan redelijkerwijze op de hoogte hadden kunnen zijn. Eisers stellen dat zij vanaf februari 2019 in het buitenland verbleven. Eiseres is echter op 13 mei 2019 teruggekomen naar Nederland. Weliswaar stelt zij dat ze in die periode weinig in de woning zou zijn geweest, maar dat is niet aannemelijk gemaakt. Daar komt bij dat van een bewoner van een pand tot op zekere hoogte mag worden verwacht dat hij of zij zich op de hoogte stelt van wat er in het pand gebeurt tijdens zijn of haar afwezigheid. Dit klemt des te meer als hij of zij na lange afwezigheid weer terugkeert in de woning. Het gaat hier immers niet om kleine hoeveelheden drugs. Als huurders van het pand kunnen eisers dan ook verantwoordelijk worden gehouden voor wat er zich in de woning afspeelt. Dat de zoon van eisers pas in de ontruimingsprocedure zou hebben verklaard dat hij degene is geweest die de drugs in de woning heeft verstopt maakt het vorenstaande niet anders.
Daarbij komt dat reeds in 2014 een Afspraak op Locatie op het adres is geplaatst en het onaannemelijk is dat eisers hiervan niet op de hoogte zijn geweest. Uit de bestuurlijke rapportage blijkt namelijk dat de aanleiding hiervoor was gelegen in een bedreiging van hun zoon. De zoon had te horen gekregen dat hij ontvoerd zou worden en de ontvoerders zouden al een voorschot hebben gehad en op de hoogte zijn van het adres van de ouders. De niet onderbouwde stelling van eisers dat zij niet van de afspraak op de hoogte waren, is dan ook onwaarschijnlijk. Verder geldt dat eisers zelf weliswaar niet verdacht worden van strafbare feiten, maar van belang is dat persoonlijke verwijtbaarheid in een bestuursrechtelijke procedure over een woningsluiting geen rol speelt, zoals ook is omschreven in het Damoclesbeleid. De toepassing van de Opiumwet is gebaseerd op het pand en niet op de persoon.
11. De rechtbank is van oordeel dat de medische problemen die door eisers zijn genoemd niet maken dat verweerder de woning niet heeft mogen sluiten. Niet gebleken is dat eisers om medische redenen alleen in deze woning zouden kunnen wonen. Daarbij komt dat inmiddels gebleken is dat eisers een andere woning betrokken hebben. De rechtbank is van oordeel dat de persoonlijke belangen van eisers in dit kader minder zwaar wegen dan het algemeen belang van verweer tot het handhaven en herstellen van de openbare orde. Daar komt bij dat hetgeen door eisers in beroep is aangevoerd over het niet kunnen bekostigen van het creëren van een extra ruimte voor eiser en zijn benodigde herstel na zijn operatie in maart van dit jaar, niet in bezwaar is aangevoerd en reeds daarom bij de beoordeling van het bestreden besluit geen rol kan spelen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder, gelet op de feiten en omstandigheden in deze zaak en de ernst van de overtreding, geen aanleiding heeft hoeven zien om aan te nemen dat er sprake was van bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 van de Awb om van het beleid af te wijken. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat verweerder de belangen van eisers heeft onderkend.
12. Eisers hebben nog aangevoerd dat verweerder in strijd met artikel 7:13 van de Awb onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij is afgeweken van het advies van de bezwaarschriftencommissie. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat hij voldoende heeft gemotiveerd waarom hij in dit geval wel aannemelijk heeft gevonden dat eisers wisten van de drugs in de woning dan wel dit redelijkerwijze hadden kunnen weten en om die reden is afgeweken van het advies. Daarmee heeft verweerder dit naar het oordeel van de rechtbank voldoende gemotiveerd en is niet in strijd gehandeld met artikel 7:13 van de Awb.
13. Eisers hebben voorts aangevoerd dat verweerder in de beslissing op bezwaar een nieuw feit aan het besluit ten grondslag heeft gelegd door te stellen dat de achtertuin van eisers hermetisch is afgesloten en beveiligd met prikkeldraad. De rechtbank stelt vast dat dit weliswaar niet eerder door verweerder was genoemd, maar dat dit feit niet als grondslag dient voor het besluit, maar als onderbouwing voor het standpunt van verweerder dat eisers wel op de hoogte hadden moeten zijn van de aanwezige drugs. Dit betoog slaagt daarom niet.
14. Eisers hebben tot slot aangevoerd dat het verweerschrift niet rechtsgeldig is ingediend, omdat dit niet is ondertekend. Het dient volgens hen daarom buiten beschouwing te worden gelaten. De rechtbank interpreteert dit standpunt aldus dat eisers hiermee bedoelen dat niet kan worden vastgesteld of het verweerschrift, vanwege het ontbreken van een handtekening, is ingediend door een daartoe bevoegd persoon. De rechtbank stelt vast dat het verweerschrift weliswaar niet is ondertekend, maar zowel de daarbij behorende brief als de aanvulling op het verweerschrift daarop wel. Dat is gebeurd ‘namens de burgemeester’ door mr. Heuft. De verweerschriften zijn afgedrukt op briefpapier van de gemeente Hilversum. Uit het dossier blijkt dat mr. van Heuft vanaf het begin de behandelaar van dit dossier is geweest, zo is het primaire besluit door haar verzonden, was zij namens de burgemeester aanwezig bij de hoorzitting van de bezwaarcommissie alsook tijdens de zitting bij de voorzieningenrechter op 4 november 2019. De rechtbank heeft dan ook geen reden eraan te twijfelen dat het verweerschrift door een daartoe bevoegde persoon was ingediend. Dat het verweerschrift niet is ondertekend, doet daaraan niet af.
15. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder het besluit om de woning voor drie maanden te sluiten in redelijkheid kunnen nemen.
16. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.G. Kamphof, griffier. De beslissing is uitgesproken op 17 november 2020
en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

2.Uitspraak van de ABRvS van 28 augustus 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:2912).