ECLI:NL:RBMNE:2020:5049

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
18 november 2020
Zaaknummer
UTR - 20 _ 1867
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een gebiedsverbod opgelegd aan een minderjarige in het kader van openbare orde en proportionaliteit

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil over een gebiedsverbod dat aan eiser, een minderjarige, was opgelegd door de burgemeester van de gemeente Utrecht. Eiser was betrokken bij een incident op 23 december 2019 waarbij een bushokje werd vernield. Tijdens zijn aanhouding werd vuurwerk aangetroffen, zowel in zijn capuchon als in zijn woning. De rechter-commissaris had op 27 december 2019 de voorlopige hechtenis van eiser geschorst, maar de burgemeester vreesde voor herhaling van het incident en legde een gebiedsverbod op. Eiser stelde dat het besluit niet proportioneel en niet subsidiariteit was, en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn belangen.

De rechtbank heeft allereerst de vraag beantwoord of eiser nog een procesbelang had, aangezien het gebiedsverbod inmiddels was verlopen. Vervolgens werd beoordeeld of de burgemeester de verstoring van de openbare orde aannemelijk had gemaakt en of er een ernstige vrees voor verdere verstoring bestond. De rechtbank concludeerde dat de burgemeester voldoende redenen had om het gebiedsverbod op te leggen, gezien de omstandigheden van het incident en de betrokkenheid van eiser. De rechtbank oordeelde dat het gebiedsverbod voldeed aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, en dat de burgemeester zijn besluit voldoende had gemotiveerd.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van de openbare orde en de bevoegdheid van de burgemeester om maatregelen te nemen ter bescherming daarvan, ook in situaties waarin de betrokken persoon nog niet onherroepelijk is veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1867

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiser] (eiser) en [wettelijk vertegenwoordiger] , in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van eiser, te [woonplaats] , tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. J.J. Weldam),
en
de burgemeester van de gemeente Utrecht, verweerder
(gemachtigde: mr. S. Radoelare Tewari).

Procesverloop

Bij besluit van 27 december 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder een gebiedsverbod met meldplicht opgelegd aan eiser.
Bij besluit van 9 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via Skype for Business op 17 september 2020. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Wat was de aanleiding voor het gebiedsverbod?
1. Op 23 december 2019 is er op de Tigrisdreef in Utrecht een bushokje vernield. Eiser was een van de verdachten en is aangehouden door de politie. Van deze aanhouding is proces-verbaal opgemaakt. In de capuchon van eiser is vuurwerk aangetroffen. Tijdens de doorzoeking van de woning is zwaar en illegaal vuurwerk gevonden. Op 27 december 2019 heeft de rechter-commissaris de voorlopige hechtenis van eiser geschorst.
2. Verweerder heeft vervolgens een gebiedsverbod aan eiser opgelegd. Bij het primaire besluit is een kaart gevoegd, waarop het gebied waarvoor het verbod geldt is aangegeven. Verweerder heeft aan dit besluit ten grondslag gelegd te vrezen voor herhaling van het incident waarmee de openbare orde zou worden verstoord. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij mocht afgaan op de juistheid van de bevindingen in het proces-verbaal. Omdat vaststond dat eiser betrokken was bij het incident, is hem een gebiedsverbod opgelegd. Daarbij was geen ruimte voor een uitgebreide belangenafweging. De rechter-commissaris maakt in het kader van het strafrecht een andere afweging dan de afweging die verweerder maakt.
Waarom is eiser het niet eens met het gebiedsverbod?
3. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder ten onrechte overweegt dat er door het korte tijdsbestek geen ruimte was voor een (uitgebreide) belangenafweging. Hij had ruim de tijd om het besluit af te stemmen op de beslissing van de rechter-commissaris. De rechter-commissaris heeft rekening gehouden met de belangen van eiser en heeft een belangenafweging gemaakt. Dat heeft verweerder niet gedaan. Het besluit is niet proportioneel en niet subsidiair en niet in overeenstemming met het schorsingsbevel van de rechter-commissaris. De beslissing had niet genomen mogen worden omdat eiser uiteindelijk is vrijgesproken.
Welke vragen moet de rechtbank beantwoorden?
4. Verweerder kan een gebiedsverbod opleggen als een persoon de openbare orde heeft verstoord en er ernstige vrees voor verdere verstoringen van de openbare orde bestaat. Dit staat in artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet. Daarbij is van belang dat een bevel noodzakelijk is voor de handhaving van de openbare orde. De rechtbank zal eerst ambtshalve de vraag beantwoorden of eiser nog een procesbelang heeft in deze zaak, omdat het gebiedsverbod inmiddels verlopen is. De rechtbank zal vervolgens de vraag beantwoorden of verweerder de verstoring van de openbare orde aannemelijk heeft gemaakt en zo ja, of ook een ernstige vrees voor verdere verstoring bestond. Daarna beoordeelt de rechtbank of het gebiedsverbod voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Heeft eiser een procesbelang?
5. Eiser heeft aangevoerd dat hij schade heeft geleden omdat hij werkte als pizzakoerier en hij vanwege het gebiedsverbod zijn werkzaamheden niet meer kon verrichten. De werkzaamheden van eiser in de avonduren bij [bedrijf] worden in de gedingstukken genoemd, onder meer in het rapport van de Raad voor de kinderbescherming. De rechtbank is van oordeel dat eiser daarmee een begin van bewijs heeft geleverd dat hij schade heeft geleden. Het gebiedsverbod gold vanaf 20.00 uur ’s avonds, dus is aannemelijk dat het invloed heeft gehad op de inkomsten van eiser uit zijn werkzaamheden bij [bedrijf] .
Heeft eiser de openbare orde verstoord en was vrees voor herhaling aanwezig?
6. Voor het opleggen van een gebiedsverbod is niet vereist dat voor de gedragingen op grond waarvan het gebiedsverbod wordt opgelegd een onherroepelijke veroordeling door de strafrechter is uitgesproken. Voldoende is dat aannemelijk wordt gemaakt dat deze gedragingen hebben plaatsgevonden. Het gebiedsverbod kan immers worden opgelegd op het moment dat sprake is van vrees voor verstoring van de openbare orde. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 24 december 2019 blijkt dat eiser is aangetroffen ten tijde van het incident, dat hij verdacht werd van vernieling van het bushokje, dat vuurwerk in de capuchon van eiser werd gevonden en dat er vervolgens zwaar en illegaal vuurwerk in de woning van eiser is aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder deze bevindingen uit het proces-verbaal heeft kunnen gebruiken om vast te stellen dat sprake was van verstoring van de openbare orde door eiser en dat sprake was van de kans op herhaling. Verweerder heeft daarin voldoende aanleiding kunnen zien om de maatregel aan eiser op te leggen. Dat eiser later is vrijgesproken van vernieling maakt dit niet anders, nu het bij het opleggen van een maatregel gaat om de beslissing die verweerder met de op dat moment beschikbare informatie maakt.
Voldoet het gebiedsverbod aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit?
7. De rechtbank is van oordeel dat bij het bestreden besluit ook aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit is voldaan. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd waarom hij voor het gebiedsverbod heeft gekozen en dat het gebiedsverbod in verhouding staat tot het te bereiken doel. Verweerder heeft bij het nemen van het besluit voldoende rekening gehouden met de belangen van eiser als minderjarige. Gelet op de verdenking die op dat moment tegen eiser bestond heeft hij de afweging mogen maken. Ook volgt de rechtbank verweerder in zijn standpunt dat hij veel belang heeft mogen hechten aan het feit dat het bestreden besluit is genomen kort voor de jaarwisseling in een wijk waar veel sprake was van verstoring van de openbare orde. Verweerder heeft het algemeen belang van de openbare orde zwaarder mogen wegen dan de (financiële) belangen van eiser. Dat verweerder het bestreden besluit had moeten afstemmen op de beslissing van de rechter-commissaris, zoals door eiser is betoogd, volgt de rechtbank niet. De rechter-commissaris heeft een ander, strafrechtelijk, toetsingskader, waarbij getoetst wordt of iemand in voorlopige hechtenis blijft. Verweerder besluit in het kader van de Gemeentewet over een gebiedsverbod en een meldplicht en maakt zijn eigen afwegingen. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van mr. R.G. Kamphof, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.