In deze zaak heeft eiser, een inwoner van Amersfoort, op 16 maart 2020 een handhavingsverzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, omdat er tussen 22.00 en 7.00 uur afval in de ondergrondse restafvalcontainer bij zijn woning werd gedeponeerd. Na herhaalde verzoeken en een ingebrekestelling, heeft eiser op 22 juni 2020 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn handhavingsverzoek, geregistreerd onder zaaknummer UTR 20/2420. Daarnaast heeft eiser op 7 oktober 2020 een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, geregistreerd onder zaaknummer UTR 20/3511.
De voorzieningenrechter heeft op 18 november 2020 uitspraak gedaan. De rechter oordeelde dat het handhavingsverzoek van eiser wel degelijk als zodanig moest worden beschouwd, ondanks de stelling van verweerder dat het verzoek niet duidelijk genoeg was. De voorzieningenrechter stelde vast dat verweerder niet tijdig op het handhavingsverzoek had beslist, wat resulteerde in een gegrond beroep. Eiser heeft recht op een dwangsom van € 1.442,- omdat de beslistermijn van acht weken ruimschoots was overschreden.
De voorzieningenrechter heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 1.050,-, en het griffierecht van € 178,- moet aan eiser worden vergoed. Verweerder is opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog te beslissen op het handhavingsverzoek van eiser. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, omdat het beroep gegrond is verklaard.