In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 30 oktober 2020 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2] BV, tegen mr. P. Dondorp, de behandelend rechter in een kort geding over de nakoming van een minnelijke regeling in een arbeidsgeschil. Verzoekers voerden aan dat de planning van de zitting niet rekening hield met hun verhinderdata en dat de afwijzing van hun verzoek om verplaatsing in strijd was met het procesreglement.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter in haar beslissingen handelde volgens het procesreglement en dat er geen sprake was van vooringenomenheid. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter niet verplicht was om rekening te houden met de verhinderdata van verzoekers, aangezien deze niet tijdig en voldoende gemotiveerd waren ingediend. Bovendien was de beslissing om de zitting op 7 oktober 2020 te plannen begrijpelijk, gezien de omstandigheden van de zaak en het spoedeisende karakter van het kort geding.
De wrakingskamer concludeerde dat de vrees voor partijdigheid van de rechter niet objectief gerechtvaardigd was en dat de rechter op correcte wijze had gehandeld. Het verzoek tot wraking werd daarom ongegrond verklaard, en de procedure in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing.