ECLI:NL:RBMNE:2020:5028

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 november 2020
Publicatiedatum
18 november 2020
Zaaknummer
16/706832-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Doodslag en poging doodslag met vrijspraak van moord

Op 18 november 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van doodslag en poging tot doodslag op 12 augustus 2017. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer, geboren in 1960, op gruwelijke wijze om het leven heeft gebracht in zijn woning te Soest. De verdachte heeft het slachtoffer meermalen geslagen, verwurgd en gestoken, wat resulteerde in de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de verdenking van moord en poging tot moord, omdat niet kon worden bewezen dat de verdachte met voorbedachten rade handelde. De rechtbank heeft de verdachte bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf van 13 jaren. De zaak werd behandeld in het openbaar op 4 november 2020, maar de verdachte was niet aanwezig, aangezien hij in Azerbeidzjan verbleef. Zijn advocaat was wel aanwezig, maar niet gemachtigd om hem te vertegenwoordigen. De rechtbank heeft de standpunten van de officier van justitie en de advocaat van de nabestaanden gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding voldeed aan de wettelijke eisen en dat er geen redenen waren om de vervolging uit te stellen. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder forensisch onderzoek en DNA-analyse, in overweging genomen en geconcludeerd dat de verdachte schuldig was aan doodslag en poging tot doodslag, maar niet aan moord. De rechtbank heeft ook de schadevergoeding aan de nabestaanden toegewezen, die als gevolg van de feiten schade hebben geleden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/706832-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 november 2020
in de strafzaak tegen verdachte:
[verdachte],
geboren op [1990] in [geboorteplaats] (Sovjet-Unie),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
verblijvende op het adres: [woonplaats] , [adres] (Azerbeidzjan).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft in het openbaar plaatsgevonden op 4 november 2020. Verdachte, die momenteel in Azerbeidzjan verblijft, was niet bij deze zitting aanwezig. Zijn advocaat, mr. S. Aytemur, was wel aanwezig, maar was niet door verdachte gemachtigd hem ter zitting te vertegenwoordigen. De zaak is daarom bij verstek behandeld. Dit betekent dat de rechtbank alleen kennis heeft genomen van de standpunten van de officier van justitie,
mr. J.R.F. Esbir Wildeman, en de advocaat van de nabestaanden, mr. C.E. Jeekel. De nabestaanden [nabestaande 1] en [nabestaande 2] hebben ter zitting een slachtofferverklaring afgelegd.

2.TENLASTELEGGING

De volledige tenlastelegging is in de bijlage bij dit vonnis opgenomen. Het Openbaar Ministerie verdenkt verdachte er - samengevat weergegeven - van dat hij:
1. op 12 augustus 2017 [slachtoffer] , al dan niet met voorbedachten rade, heeft gedood, door hem (met een hard voorwerp) te slaan/stompen en/of door zijn keel dicht te knijpen en/of hem te verwurgen en/of hem de ademhaling te beletten en/of door anderszins met kracht mechanisch stomp botsend en/of drukkend geweld op hem uit te oefenen;
2. op 12 augustus 2017 heeft geprobeerd [slachtoffer] , al dan niet met voorbedachten rade, te doden (primair), danwel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (subsidiair), door hem meermalen met een mes te steken/prikken.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in deze zaak, moet zij kijken of is voldaan aan de voorvragen die in de wet worden genoemd. Dat is het geval: de dagvaarding voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mocht verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Volgens de officier van justitie kan worden bewezen dat verdachte het slachtoffer heeft geslagen, gestoken en verwurgd. Uit forensisch onderzoek blijkt dat het slachtoffer is overleden door een combinatie van het slaan/stompen en de verwurging. De officier van justitie acht feit 1 daarom wettig en overtuigend te bewijzen. Uit het forensisch onderzoek blijkt verder dat het steken niet tot de dood van het slachtoffer heeft geleid. De officier van justitie is echter van oordeel dat verdachte, door het slachtoffer herhaaldelijk in het bovenlichaam en het hoofd te steken, wel geprobeerd heeft het slachtoffer op die manier te doden. Ook feit 2 primair kan daarom wettig en overtuigend worden bewezen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van zowel feit 1 als feit 2 primair niet kan worden bewezen dat verdachte handelde met voorbedachten rade, zodat verdachte van dat onderdeel moet worden vrijgesproken.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Aantreffen van het slachtoffer
Op 12 augustus 2017 kwam bij de politie de melding binnen dat er in de woning aan de [adres] in [woonplaats] iemand zou liggen die bijna dood zou zijn. [2] In de woonkamer van deze woning werd een man liggend in een grote plas bloed aangetroffen. [3] Het slachtoffer, dat werd geïdentificeerd als [slachtoffer] , geboren op [1960] [4] , bleek te zijn overleden. [5] Uit onderzoek is gebleken dat het tijdstip van overlijden op 12 augustus 2017 tussen 04:00 uur en 10:00 uur ligt. [6]
Vaststelling van de doodsoorzaak
Pathologen Buiskool, De Boer, Soerdjbalie-Maikoe en Kubat van het Nederlands Forensisch Instituut zijn betrokken geweest bij het onderzoek naar en de rapportage over de oorzaak van het overlijden van [slachtoffer] . [7] Er is sectie verricht op het lichaam van de overledene. Bij deze sectie is onder meer het volgende bevonden:
C2 Verspreid over het lichaam (met name aan het hoofd, de romp en de bovenste ledematen) zijn in totaal 37 scherprandige huidperforaties met onderliggende steekkanalen (steekletsels) en circa 30 scherprandige snijletsels waargenomen. Onder andere de milt en de linker nier waren geperforeerd. [8] Het diepst gemeten steekkanaal was circa 7 centimeter.
C3 Verspreid over het lichaam (aan het gelaat, het achterhoofd, de rechterarm, de romp, de hals en de ledematen) zijn huidverkleuringen van onderhuidse bloeduitstortingen waargenomen.
C4 Op de linkerwang zijn twee bij elkaar gelegen huidverscheuringen met bloeduitstortingen waargenomen. Over en in het verlengde van deze letsels verliepen rode streepvormige huidverkleuringen en bloeduitstortingen.
C6 Aan de oogleden beiderzijds zijn uitwendige letsels waargenomen.
C7 In het wangslijmvlies, het tandvlees en de lippen binnenwaarts zijn uitgebreide bloeduitstortingen waargenomen.
C8 Aan de voorzijde van de borstkas zijn meerdere gebroken ribben waargenomen.
C9 Aan de hals/kaaklijn zijn rode huidverkleuringen van bloeduitstortingen waargenomen. Het tongbeen was beiderzijds gebroken met omgevende bloeduitstorting. Het linker bovenste hoorntje van het strottenhoofd was gebroken met omgevende bloeduitstorting. [9]
C10 In de schedelhuid en beide slaapspieren zijn bloeduitstortingen waargenomen. In de schedelbasis zijn in de voorste schedelgroeven lijnvormige breuken met bloeduitstorting waargenomen. [10]
De letsels sub C3, C4, C6, C7, C8 en C10 zijn volgens de pathologen bij leven ontstaan door
inwerking van uitwendig mechanisch stomp botsend, drukkend geweld op het lichaam, zoals
door meervoudig slaan (al of niet met structureren), stompen, vallen, drukken op de romp en
mond of een combinatie daarvan. De vastgestelde letsels aan/in de mond (sub C7) zouden
behoudens door het stomp botsend geweld ook door (samen)drukken van de mond/kaken
kunnen zijn veroorzaakt, met belemmering van de luchtwegen en zuurstofvoorziening in de
longen tot gevolg, met zuurstofgebrek als uiteindelijk gevolg. De aan/in de hals/kaaklijn
vastgestelde letsels (sub C9) zijn bij leven ontstaan door ingewerkt uitwendig mechanisch
stomp botsend geweld op de hals, samendrukkend geweld op de hals (verwurging) of een
combinatie daarvan. [11] De letsels sub C2 zijn bij leven ontstaan door ingewerkt uitwendig
mechanisch scherprandig geweld, zoals door steken/snijden met één of meer scherprandige
voorwerpen, zoals één of meerdere messen. [12]
Het intreden van de dood wordt volgens de pathologen verklaard door gevolgen van
uitwendig mechanisch stomp botsend, drukkend geweld op het lichaam (op het hoofd, de
romp en de mond), samendrukkend geweld op de hals (verwurging) of een combinatie
daarvan. Het meervoudig scherprandig stekend/snijdend geweld heeft geen (substantiële) rol
van betekenis gespeeld bij het intreden van de dood. [13]
Sporenonderzoek in de woning van het slachtoffer
Forensisch onderzoekers [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben onderzoek verricht in de flatwoning gelegen aan de [adres] te [woonplaats] . Op de grond in de entree zagen zij diverse met en in bloed gezette schoenafdrukken. Zij zagen dat de zool van deze schoen voorzien was van een soort noppenprofiel met kleine, vierkante blokjes. [14] Zij volgden het spoor van gecontamineerde schoensporen vanuit de hal richting de woonkamer. Achterin de kamer zagen zij een man in een plas bloed op de grond liggen. Ter hoogte van het hoofd van het slachtoffer zagen zij twee omgevallen plantenpotten liggen. Tevens zagen zij daar scherven van kapot gevallen/geslagen bloempotten. [15] Vanuit de hal leidde het spoor van met bloed gecontamineerde schoensporen met het vierkante noppenprofiel ook in de richting van de badkamer. Zij zagen op de knop van de rechter waterkraan sporen van bloed. Op grond van de sporen concluderen zij dat iemand met bebloede handen de kraan heeft opengedraaid en mogelijk iets heeft afgewassen of schoongespoeld. [16]
Forensisch onderzoekers [verbalsant 3] en [verbalisant 2] hebben de bloedvlek op de draaiknop van de kraan bemonsterd en voorzien van SIN AAJW0912NL. [17] Uit onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat uit het celmateriaal met SIN AAJW0912NL#01 zowel een DNA-hoofdprofiel van ‘Onbekende man A’ (matchkans: kleiner dan 1 op 1 miljard) als DNA-kenmerken van minimaal één andere persoon, namelijk [slachtoffer] , kan worden afgeleid. [18]
Op 13 maart 2018 is van [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ) in Azerbeidzjan een speekselmonster afgenomen. [19] De speekselbemonstering heeft SIN AAJP6329NL toegekend gekregen. [20] Van het referentiemateriaal AAJP6329NL is een DNA-profiel verkregen. Uit onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat het DNA-profiel van verdachte [verdachte] met SIN AAJP6329NL matcht met het DNA-profiel van het bloedspoor op de kraan met SIN AAJW0912NL#01. Dit betekent dat het bloedspoor op de kraan afkomstig kan zijn van [verdachte] . De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig persoon matcht met dit DNA-profiel, is kleiner dan één op één miljard. [21]
Onderzoek naar de schoensporen
Forensisch onderzoekers [verbalisant 4] en [verbalsant 3] zagen dat er op de galerij van de vierde verdieping een gestempeld bloedspoor liep van de voordeur van de flatwoning [adres] naar het trappenhuis van de nooduitgang. [22] Op de tweede, vierde en zesde trede van de trap die leidt naar de beneden gelegen derde verdieping, zagen zij gestempeld bloed zitten. [23] Forensisch onderzoekers [verbalisant 5] , [verbalisant 6] en [verbalsant 3] hebben vervolgens een onderzoek ingesteld met het chemische middel Bluestar. Tussen de tweede en derde verdieping werden door hen geen sporen waargenomen. Op de galerij van de derde verdieping zagen zij dat er sporen zichtbaar werden gemaakt van vermoedelijk met bloed gecontamineerde schoenzolen. Ter hoogte van perceel [adres] hield het spoor op. Tussen perceel [nummer] en het verderop gelegen trappenhuis werd geen spoor meer aangetroffen. Toen zij de deurmat van perceel [adres] behandelden met Bluestar, zagen zij een luminescentie reactie. Zij trokken hieruit de conclusie dat het spoor van bebloede schoenzoolafdrukken, dat startte bij perceel [adres] op de vierde verdieping, eindigde bij perceel [adres] op de derde verdieping. [24] Op dit adres stond volgens de gemeentelijke basisadministratie, onder anderen, [verdachte] ingeschreven. [25]
Ook in de woning met nummer [nummer] is met Bluestar een onderzoek ingesteld. Op de vloer van de entree en de hal werd door de verbalisanten een positieve reactie op de aanwezigheid van bloed waargenomen. Onder meer een Perzisch tapijt op de vloer van de entree (met SIN AAIN4935NL), dat een positieve reactie gaf op aanwezigheid van bloed, is inbeslaggenomen. [26]
Drie bloedsporen op het Perzisch tapijt zijn bemonsterd. [27] Deze sporen zijn voorzien van
SIN AAIN4935NL#01, SIN AAIN4935NL#02 en SIN AAIN4935NL#03. [28] Uit onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat uit het celmateriaal met zowel SIN AAIN4935NL#02 als SIN AAIN4935NL#03 een DNA-hoofdprofiel van [slachtoffer] kan worden afgeleid. De matchkans is kleiner dan 1 op 1 miljard. [29]
NFI-deskundige Limborgh heeft aan de hand van twee hypotheses een bloedspoorpatroonanalyse uitgevoerd.
Hypothese 1: De in en/of met bloed gezette schoenafdrukken zijn door de dader achtergelaten.
Hypothese 2: De in en/of met bloed gezette schoenafdrukken zijn door iemand anders dan de dader achtergelaten. [30]
De conclusie is dat de bevindingen van het onderzoek waarschijnlijker tot veel waarschijnlijker zijn wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is. [31]
Een schoenspoordeskundige heeft onderzoek gedaan naar het aangetroffen schoenspoor. Hieruit volgt dat het schoenspoor zeer waarschijnlijk afkomstig is van een schoen van het merk Diadora, type Trident. [32]
Op 11 augustus 2017 om 20:36 uur is er geld gepind met de bankpas van verdachte [verdachte] . Van deze transactie zijn videobeelden veiliggesteld. [33] Verbalisant [verbalisant 7] herkent verdachte [verdachte] op deze beelden. [34] Op de beelden is te zien dat de gebruiker van de pinpas schoenen draagt van het merk Diadora. [35] Twee medewerkers van het bedrijf [bedrijf] , dat diverse merken schoenen, waaronder van het merk Diadora, verkoopt [36] , hebben de schoen op een foto van de beelden herkend als zijnde een Diadora Trident S SW. [37]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank stelt vast dat het slachtoffer door middel van slaan/stompen en verwurging om het leven is gebracht. Zij concludeert dat het - gelet op de hoeveelheid en de aard van de verwondingen - niet anders kan dan dat deze zijn toegebracht met de bedoeling om het slachtoffer om het leven te brengen. Naast voornoemde verwondingen zijn in totaal 67 steek- en snijletsels in/aan het bovenlichaam en hoofd van het slachtoffer toegebracht. Uit het pathologieonderzoek blijkt dat het steek- en snijletsel niet tot de dood van het slachtoffer heeft geleid, maar de rechtbank concludeert - gelet op de hoeveelheid steekverwondingen en de plaatsen op het lichaam waar deze verwondingen zijn toegebracht - dat ook geprobeerd is het slachtoffer door middel van messteken om het leven te brengen.
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of het verdachte is geweest die dit (dodelijke) letsel bij het slachtoffer heeft toegebracht. Zij is van oordeel dat dit het geval is. In de woning van het slachtoffer is DNA van verdachte aangetroffen. Daarnaast is er een spoor van in en met bloed gezette schoenafdrukken aangetroffen dat leidde van de woning van het slachtoffer tot in de woning van verdachte. In de woning van verdachte is DNA van het slachtoffer aangetroffen. Verder is gebleken dat verdachte op de avond voor het overlijden van het slachtoffer hetzelfde type schoenen heeft gedragen als degene die het slachtoffer om het leven heeft gebracht. De rechtbank acht feit 1 en feit 2 primair daarom wettig en overtuigend te bewijzen.
De vraag die de rechtbank tot slot moet beantwoorden, is of verdachte het slachtoffer met voorbedachten raad om het leven heeft gebracht (feit 1) en om het leven heeft proberen te brengen (feit 2 primair). Om dit bewezen te achten, moet de rechtbank vast kunnen stellen dat verdachte niet in een opwelling heeft gehandeld, maar enige tijd heeft kunnen nadenken over het te nemen of genomen besluit om het slachtoffer te doden. De rechtbank concludeert dat op grond van het dossier niet is vast te stellen met welke bedoeling verdachte naar de woning van het slachtoffer is gegaan en wat er zich voorafgaand aan het toebrengen van het (dodelijke) letsel in de woning heeft afgespeeld. Daarom kan niet worden bewezen dat sprake was van voorbedachten raad. Verdachte zal dan ook van die onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich op 12 augustus 2017 schuldig heeft gemaakt aan doodslag en poging tot doodslag op het slachtoffer. Omdat de bewezen verklaarde gedragingen een sterk samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren, is sprake van eendaadse samenloop.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte:
1.
op 12 augustus 2017 te Soest opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk
- (met een stomp en hard voorwerp) tegen het hoofd en de romp en de mond van die [slachtoffer] geslagen/gestompt en
- die [slachtoffer] verwurgd en
- anderszins met kracht mechanisch stomp botsend en/of drukkend geweld tegen het hoofd en de romp en de mond van die [slachtoffer] uitgeoefend,

ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;

2 primair.

op 12 augustus 2017 te Soest, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meermalen met een mes, althans een scherp en puntig voorwerp, in het bovenlichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken/geprikt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Verdachte zal worden vrijgesproken van alles wat meer of anders in de tenlastelegging is opgenomen dan wat hierboven is bewezen verklaard. De rechtbank heeft eventuele spel- en typfouten in de tenlastelegging aangepast, maar dat is niet in het nadeel van verdachte gebeurd.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Er is niet gebleken dat er zo'n rechtvaardigingsgrond voor de door verdachte gepleegde feiten bestond. Deze feiten zijn dus strafbaar.
De wet noemt de door verdachte gepleegde feiten:
eendaadse samenloop van: doodslag (feit 1) en poging tot doodslag (feit 2 primair).

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Er is niet gebleken dat er in het geval van verdachte sprake is van zo’n schulduitsluitingsgrond. In het bijzonder merkt de rechtbank in dit verband op dat zij geen aanleiding ziet om verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren. Verdachte is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor
de duur van 13 jaren. Verdachte moet volledig toerekeningsvatbaar worden geacht.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
De feiten
Verdachte heeft het slachtoffer op gruwelijke wijze in zijn eigen woning om het leven gebracht. Hij heeft zeer vaak op het slachtoffer ingeslagen en -gestoken en heeft hem daarnaast gewurgd. Hij heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan doodslag en poging doodslag op het slachtoffer. Doodslag is een van de ernstigste delicten die de Nederlandse strafwetgeving kent. Verdachte heeft het slachtoffer zijn kostbaarste bezit ontnomen, namelijk zijn leven. Hij heeft daarnaast de nabestaanden hun vader, broer, opa, oom en zwager afgenomen. Hij heeft de familie van het slachtoffer daarmee ontzettend veel verdriet toegebracht. Dat verdachte het slachtoffer heeft gedood, naar het lijkt om een onbenullige reden als geluidsoverlast, en daarvoor geen verantwoordelijkheid heeft genomen, is voor de nabestaanden onbegrijpelijk en onverteerbaar, blijkt ook uit de ter zitting voorgelezen verklaringen van de zoon en dochter van het slachtoffer. Levensdelicten leiden niet alleen tot onnoemlijk veel leed bij de nabestaanden, maar ook tot hevige gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. De rechtbank neemt dit alles verdachte zeer kwalijk en rekent hem ook zwaar aan dat hij hiervoor geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van verdachte enkel rekening kunnen houden met de justitiële documentatie van verdachte van 14 oktober 2020
- waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen - en wat summiere informatie uit het dossier. Verdachte is direct na het plegen van de strafbare feiten naar Azerbeidzjan gevlucht en is sindsdien niet meer teruggekomen. Hierdoor is het niet mogelijk geweest onderzoek te doen naar de geestesgesteldheid en overige persoonlijke omstandigheden van verdachte.
Uit het dossier volgt dat verdachte, die afkomstig is uit Azerbeidzjan, ten tijde van het plegen van de strafbare feiten 27 jaar oud was en nog bij zijn moeder woonde. Hij ontving een bijstandsuitkering en volgde een traject van de gemeente dat bedoeld was voor mensen met psychische klachten. Uit getapte gesprekken tussen de moeder en zus van verdachte zou ook kunnen worden afgeleid dat verdachte psychische klachten ervoer. Uit gegevens die de vader van verdachte vanuit Azerbeidzjan heeft verstrekt, volgt dat bij verdachte schizofrenie van het paranoïde type zou zijn vastgesteld. De rechtbank kan echter niet vaststellen welke waarde aan deze informatie moet worden gehecht. Zij acht het weliswaar aannemelijk dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde last had van psychische klachten, maar er is onvoldoende informatie voorhanden om een eventuele stoornis vast te kunnen stellen, laat staan de mate waarin die stoornis op het moment van de strafbare feiten van invloed is geweest op de gedragingen en keuzes van verdachte. De rechtbank is daarom, net als de officier van justitie, van oordeel dat de strafbare feiten volledig aan verdachte kunnen worden toegerekend.
Redelijke termijn
Verdachte is op 13 maart 2018 in het kader van een rechtshulpverzoek in Azerbeidzjan gehoord. De rechtbank is van oordeel dat verdachte sindsdien op de hoogte is van het strafrechtelijk onderzoek in deze zaak. Als uitgangspunt geldt dat een strafzaak binnen 2 jaar na aanvang van de redelijke termijn met een eindvonnis dient te zijn afgerond. De redelijkheid van de duur van een zaak is echter ook afhankelijk van de invloed van de verdachte op het procesverloop. Verdachtes vlucht naar Azerbeidzjan heeft voor de nodige vertraging van de strafrechtelijke procedure gezorgd. Zo kostte het bijvoorbeeld meer tijd om een vergelijkend DNA-onderzoek te laten plaatsvinden en is, door gebrek aan contact tussen verdachte en zijn raadsvrouw, lange tijd onduidelijk geweest of de verdediging onderzoekswensen had. Hoewel er ruim tweeënhalf jaar is verstreken tussen de aanvang van de redelijke termijn en het uitspreken van dit vonnis, is de rechtbank daarom van oordeel dat geen sprake is van een schending van de redelijke termijn.
Conclusie
De ernst van de feiten en het feit dat verdachte hiervoor geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen, rechtvaardigen de oplegging van een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij het bepalen van de duur hiervan heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Alles afwegend acht zij de door de officier van justitie gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 13 jaren passend en geboden. Deze straf zal dan ook aan verdachte worden opgelegd. De rechtbank zal daarnaast de gevangenneming van verdachte bevelen.

9.BENADEELDE PARTIJ

De nabestaanden, de dochter en zoon van het slachtoffer, [nabestaande 1] en [nabestaande 2] , hebben een verzoek tot schadevergoeding ingediend. Het totaalbedrag van deze vordering bedraagt € 47.740,88, bestaande uit € 32.740,88 aan materiële schade en € 15.000,00 aan immateriële schade.
Het totaalbedrag bestaat uit:
Begraafplaatsrechten: € 14.101,00
Grafkelder: € 1.000,00
Grafmonument: € 5.653,50
Uitvaartbegeleiding: € 6.209,15
Religieuze toevoeging uitvaart: € 1.140,00
Kosten lunch na uitvaart: € 968,00
Linten en stiften: € 56,00
Extra maand huur: € 497,18
Opruimen/leeghalen appartement: € 1.100,00
Opruimen/leeghalen appartement: € 781,52
Reiskosten
A: [nabestaande 1] : € 218,40
B: [nabestaande 2] : € 168,48
12. Ziektekosten
A: [nabestaande 1] : € 385,00
B: [nabestaande 2] : € 472,65
13. Shockschade [nabestaande 1] : € 15.000,00
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de nabestaanden toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de dochter en zoon van het slachtoffer als gevolg van de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade hebben geleden. De gevorderde kosten zijn onderbouwd en zijn niet betwist. Zij komen de rechtbank ook niet onrechtmatig of ongegrond voor en kunnen dan ook worden toegewezen. Bij de toewijzing is nog wel het volgende van belang.
De nabestaanden hebben gezamenlijk één vordering ingediend. In de vordering staat niet bij elke schadepost vermeld of de dochter of de zoon de kosten heeft voldaan. De rechtbank kan de vordering niet voor het geheel toewijzen aan zowel de dochter als de zoon en brengt daarom een verdeling aan. Het totaalbedrag van schadeposten dat de rechtbank aanmerkt als ‘algemene’ kosten (te weten: schadeposten 1 tot en met 10, die zien op de begrafenis van het slachtoffer en het opleveren van het appartement van het slachtoffer) zal voor de helft worden toegewezen aan de dochter en voor de helft aan de zoon. Eventuele verrekeningen kunnen door de nabestaanden onderling worden geregeld. Van de overige schadeposten (te weten: schadeposten 11 tot en met 13) is duidelijk op wie deze betrekking hebben. Deze zullen dan ook aan die partij worden toegewezen.
Het voorgaande leidt tot toewijzing van de vordering aan [nabestaande 1] tot een (totaal)bedrag van € 31.356,58, bestaande uit:
- De helft van schadeposten 1 tot en met 10: € 15.753,18
- Reiskosten (schadepost 11): € 218,40
- Ziektekosten (schadepost 12): € 385,00
- Shockschade (schadepost 13): € 15.000,00
Aan [nabestaande 2] wordt de vordering toegewezen tot een (totaal)bedrag van € 16.394,30, bestaande uit:
- De helft van schadeposten 1 tot en met 10: € 15.753,17
- Reiskosten (schadepost 11): € 168,48
- Ziektekosten (schadepost 12): € 472,65
De toegewezen bedragen dienen te worden vermeerderd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Verdachte zal daarnaast ook worden veroordeeld in de kosten die de nabestaanden in het kader van de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog moeten maken, tot op heden begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De rechtbank heeft de volgende artikelen van het Wetboek van Strafrecht toegepast, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde: 36f, 45, 55 en 287.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
13 jaren;
Voorlopige hechtenis
- beveelt de gevangenneming van verdachte;
Benadeelde partij [nabestaande 1] (feit 1 + feit 2 primair)
- wijst de vordering van [nabestaande 1] toe tot een bedrag van
€ 31.356,58, bestaande uit
€ 16.356,58 aan materiële schade en € 15.000,00 aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [nabestaande 1] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2017 tot aan de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [nabestaande 1] aan de Staat € 31.356,58 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2017 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 191 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed;
Benadeelde partij [nabestaande 2] (feit 1 + feit 2 primair)
- wijst de vordering van [nabestaande 2] toe tot een bedrag van
€ 16.394,30, bestaande uit
materiële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [nabestaande 2] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2017 tot aan de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [nabestaande 2] aan de Staat € 16.394,30 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 augustus 2017 tot de dag van de algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met 116 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Bos, voorzitter,
mrs. L.C. Michon en L.M.M. Heppe, rechters,
bijgestaan door mr. M.Z. Schoppink, griffier,
en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 november 2020.
mr. L.C. Michon is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
Hij op of omstreeks 12 augustus 2017 te Soest, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk
- ( met een stomp en/of hard voorwerp) op/tegen het hoofd en/of de romp en/of de mond, althans het lichaam van die [slachtoffer] geslagen/gestompt en/of
- de keel van die [slachtoffer] dichtgeknepen en/of die [slachtoffer] verwurgd en/of die [slachtoffer] de ademhaling belet en/of belemmerd en/of
- anderszins met kracht mechanisch stomp botsend en/of drukkend geweld op/tegen het hoofd en/of de romp en/of de mond, althans het lichaam van die [slachtoffer] uitgeoefend en/of (in elk geval) (een) (gewelddadige) (andere) handeling(en) verricht en/of aangewend tegen die [slachtoffer] ,
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij op of omstreeks 12 augustus 2017 te Soest ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven,
meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op tegen het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken/geprikt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 12 augustus 2017 te Soest ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in/op tegen het (boven)lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken/geprikt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 oktober 2018, genummerd PL0900-2017247366 (TGO Breed 0817), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 1604. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 8] , p. 85.
3.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 8] , p. 86.
4.Proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [verbalisant 9] , p. 394.
5.Een geschrift, te weten: een schouwverslag van de GGD regio Utrecht, p. 125.
6.Proces-verbaal forensisch dossier, p. 1025.
7.Een geschrift, te weten: het Pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke dood van het NFI, p. 1 en 2 en bijlage 1.
8.Een geschrift, te weten: het Pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke dood van het NFI, p. 4.
9.Een geschrift, te weten: het Pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke dood van het NFI, p. 5.
10.Een geschrift, te weten: het Pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke dood van het NFI, p. 6.
11.Een geschrift, te weten: het Pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke dood van het NFI, p. 7.
12.Een geschrift, te weten: het Pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke dood van het NFI, p. 8.
13.Een geschrift, te weten: het ‘Pathologieonderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke dood’ van het NFI, p. 8.
14.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 1042.
15.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 1043.
16.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 1044.
17.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 1087.
18.Een geschrift, te weten: het rapport ‘DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in Soest op 12 augustus 2017’ van het NFI, p. 1204.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 857.
20.Proces-verbaal aanvraag DNA-onderzoek referentiemonster verdachte en benoeming DNA-deskundige, p. 1297.
21.Een geschrift, te weten: het rapport ‘DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in Soest op 12 augustus 2017’ van het NFI, p. 1306.
22.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 1068.
23.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 1069.
24.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 1103.
25.Proces-verbaal relaas, p. 11-12.
26.Proces-verbaal sporenonderzoek, p. 1103.
27.Een geschrift, te weten: het rapport ‘Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in Soest op 12 augustus 2017’ van het NFI, p. 1191.
28.Een geschrift, te weten: het rapport ‘Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in Soest op 12 augustus 2017’ van het NFI, p. 1192.
29.Een geschrift, te weten: het rapport ‘Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van het aantreffen van het stoffelijk overschot van [slachtoffer] in Soest op 12 augustus 2017’ van het NFI, p. 1193.
30.Een geschrift, te weten: het rapport ‘Bloedspoorpatroonanalyse naar aanleiding van het aantreffen van een stoffelijk overschot op 12 augustus 2017 in Soest’ van het NFI, p. 1244.
31.Een geschrift, te weten: het rapport ‘Bloedspoorpatroonanalyse naar aanleiding van het aantreffen van een stoffelijk overschot op 12 augustus 2017 in Soest’ van het NFI, p. 1257.
32.Proces-verbaal van bevindingen alle beelden, p. 174.
33.Proces-verbaal van bevindingen alle beelden, p. 175.
34.Proces-verbaal van bevindingen, p. 401.
35.Proces-verbaal van bevindingen alle beelden, p. 175.
36.Proces-verbaal van bevindingen, p. 206.
37.Proces-verbaal van bevindingen, p. 207.