ECLI:NL:RBMNE:2020:5022

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 november 2020
Publicatiedatum
17 november 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2142
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing bijstandsuitkering en de wijze van vaststelling van het recht op bijstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht over de afwijzing van een aanvraag voor een bijstandsuitkering. De eiser had op 20 maart 2019 een aanvraag ingediend voor bijstand, welke op 10 mei 2019 door de gemeente werd afgewezen. Op 16 augustus 2019 werd een herzien besluit genomen, waarbij de gemeente een bijstandsuitkering toekende voor de periode van 20 maart tot en met 31 maart 2019, maar het eerdere besluit werd gehandhaafd voor de rest van de periode. Eiser ging in bezwaar tegen het besluit van 21 april 2020, waarin zijn bezwaar ongegrond werd verklaard, en stelde beroep in bij de rechtbank.

De zitting vond plaats via Skype for Business, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de gemeente ten onrechte had gekeken naar het gemiddelde inkomen van eiser in plaats van het recht op bijstand per maand vast te stellen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de gemeente op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die op € 1.050,- werden vastgesteld. De rechtbank benadrukte dat de gemeente haar berekeningen duidelijker moet toelichten in het nieuwe besluit.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2142

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser
(gemachtigde: mr. J.H.F. de Jong),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder
(gemachtigde: M. Hofstee).

Procesverloop

Bij besluit van 10 mei 2019 heeft verweerder (de gemeente) de aanvraag van eiser van 20 maart 2019 voor een bijstandsuitkering afgewezen.
Op 16 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft de gemeente een herzien besluit afgegeven en aan eiser een bijstandsuitkering toegekend over de periode 20 maart 2019 tot en met
31 maart 2019. Voor het overige blijft het besluit van 10 mei 2019 gehandhaafd.
Bij besluit van 21 april 2020 (het bestreden besluit) heeft de gemeente het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en aan eiser een proceskostenvergoeding toegekend.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 november 2020 via Skype for Business. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De gemeente heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft na afloop van de zitting meteen mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van dit proces-verbaal een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,-.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Het gaat in deze zaak om eisers aanvraag om een bijstandsuitkering van 20 maart 2019. De gemeente heeft op 16 augustus 2019 beslist dat eiser een aanvullende bijstandsuitkering krijgt over de periode 20 tot en met 31 maart 2019. Vanaf 1 april 2019 krijgt eiser geen bijstandsuitkering meer, omdat hij volgens de gemeente vanaf toen met zijn werk als aspirant beveiliger meer verdiende dan de voor hem geldende bijstandsnorm. De gemeente heeft hierbij gekeken naar het gemiddelde inkomen dat eiser heeft verdiend van april tot en met augustus 2019.
3. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank terecht aangevoerd dat de gemeente op grond van de wet verplicht is om zijn recht op bijstand per maand vast te stellen [1] . De gemeente mag daarom niet kijken naar eisers gemiddelde inkomen, maar moet per maand beoordelen of eiser recht heeft op een bijstandsuitkering en zo ja, hoe hoog die uitkering dan is.
4. De gemeente moet een nieuw besluit nemen op eisers bezwaarschrift. Hierbij merkt de rechtbank op dat het haar – los van het voorgaande – niet duidelijk is geworden hoe de gemeente zijn berekeningen heeft gemaakt. De rechtbank geeft de gemeente in overweging dit duidelijk(er) uit te leggen in de nieuwe beslissing op bezwaar.
5. De rechtbank vernietigt het besluit op bezwaar van 21 april 2020 en draagt de gemeente op om binnen zes weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.E. van Gestel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 november 2020 en zal ook worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 45 lid 1 van de Participatiewet.