ECLI:NL:RBMNE:2020:5016

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 augustus 2020
Publicatiedatum
17 november 2020
Zaaknummer
UTR 20/1153
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens te late indiening van beroepsgronden en ontbreken van besluitkopie

In deze zaak heeft eiser op 18 maart 2020 beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht, welke uitspraak dateert van 7 februari 2020. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat het beroepschrift niet voldoet aan de wettelijke eisen. Dit betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen.

De rechtbank heeft eiser op 27 mei 2020 een aangetekende brief gestuurd waarin hij werd verzocht om binnen vier weken aan te geven waarom hij het niet eens was met het besluit. Eiser heeft echter niet tijdig gereageerd; zijn gronden zijn pas op 6 juli 2020 ingediend, terwijl de deadline op 24 juni 2020 lag. Eiser beweert dat hij eerder een globale beschrijving van de gronden heeft gegeven, maar dit blijkt niet uit het dossier. Hierdoor is het beroep niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Daarnaast heeft eiser geen kopie van de uitspraak op bezwaar ingediend, terwijl de rechtbank hier ook om had gevraagd. Eiser heeft wel een andere uitspraak op bezwaar overgelegd, maar deze betreft een andere datum dan waartegen hij in beroep is gegaan. Om deze redenen heeft de rechtbank besloten het beroep niet inhoudelijk te behandelen en het niet-ontvankelijk te verklaren. Er is geen sprake van een vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier, op 24 augustus 2020.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1153

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 augustus 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser,
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend op 18 maart 2020 tegen een uitspraak op bezwaar van verweerder van 7 februari 2020.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Het beroepschrift voldoet niet aan de wettelijke eisen, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet zeggen waarom hij het niet eens is met het besluit en dit ook uitleggen. Dat worden ‘beroepsgronden’ genoemd. Dit staat in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Als dat niet gebeurt is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom er geen beroepsgronden zijn genoemd. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
3. De rechtbank heeft eiser op 27 mei 2020 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat hij binnen vier weken moet aangeven waarom hij het niet eens is met het besluit. In deze brief staat dat als eiser niet aan dit verzoek voldoet, de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk kan verklaren.
4. Eiser heeft niet op tijd gereageerd op deze brief. Eiser had uiterlijk op 24 juni 2020 zijn gronden kenbaar moeten maken. Hij heeft dat gedaan op 6 juli 2020. Eiser stelt in zijn gronden dat hij al eerder op verzoek van de rechtbank de globale beschrijving van de gronden heeft opgesomd. Dit blijkt echter niet uit het dossier. Dat betekent dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is (artikel 8:54 Awb).
5. De rechtbank stelt vast dat eiser ook geen kopie van de uitspraak op bezwaar heeft ingediend, terwijl de rechtbank daar ook in de aangetekende brief van 27 mei 2020 om heeft gevraagd. Tegelijkertijd met zijn gronden heeft eiser wel een uitspraak op bezwaar van
2 januari 2019 overlegd, maar uit het dossier blijkt dat eiser in beroep komt tegen een uitspraak op bezwaar van 7 februari 2020. Ook om deze reden is het beroep niet-ontvankelijk.
6. Het beroep zal dus niet inhoudelijk worden behandeld.
7. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is op 24 augustus 2020 gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.