In deze zaak heeft verzoekster, woonachtig in [plaats], een verzoek ingediend om vergoeding van haar proceskosten na het intrekken van haar beroep tegen een besluit van de heffingsambtenaar van de gemeente Gooise Meren. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 3 november 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder zaaknummer UTR 20/2876. Verweerder, de heffingsambtenaar, heeft op 13 oktober 2020 gereageerd op het verzoek van verzoekster.
De rechtbank overweegt dat op 5 augustus 2020 een besluit door verweerder is genomen, waartegen verzoekster in beroep is gegaan. Echter, op 6 oktober 2020 heeft verzoekster aangegeven dat zij het beroep wenst in te trekken, na contact met verweerder. Bij deze intrekking heeft zij verzocht om vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank wijst erop dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) alleen kosten gemaakt door een professionele juridische hulpverlener voor vergoeding in aanmerking komen. Aangezien verzoekster geen advocaat of andere professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld, zijn er geen kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
De rechtbank concludeert dat, omdat verzoekster het beroep heeft ingetrokken zonder dat verweerder heeft gedaan wat verzoekster wilde, er geen grond is voor vergoeding van de proceskosten. De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 3 november 2020 door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier.