Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 augustus 2020 in de zaak tussen
Procesverloop
23 maart 2020.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, op 27 augustus 2020, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht behandeld. Eiser had beroep aangetekend tegen een besluit van verweerder van 23 maart 2020. De rechtbank heeft echter besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat eiser het griffierecht niet op tijd heeft betaald. Dit griffierecht bedraagt € 178,- en is een vereiste voor de behandeling van het beroep. De rechtbank heeft eiser op 10 juli 2020 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen vier weken betaald moest worden. Aangezien het griffierecht niet tijdig is ontvangen en eiser geen geldige reden heeft gegeven voor deze vertraging, kan de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelen. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals bepaald in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Er is geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van P.W. Hogenbirk, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.