ECLI:NL:RBMNE:2020:5010

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 augustus 2020
Publicatiedatum
17 november 2020
Zaaknummer
UTR 20/1122
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht en te late indiening

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen behandeld. De rechtbank heeft op 24 augustus 2020 geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op twee belangrijke redenen: ten eerste heeft eiser het griffierecht van € 48,- niet op tijd betaald, en ten tweede is het beroep te laat ingediend.

De rechtbank heeft eiser op 8 mei 2020 een aangetekende brief gestuurd waarin hij werd verzocht het griffierecht binnen vier weken te betalen. Eiser heeft echter geen geldige reden gegeven voor het niet tijdig betalen van het griffierecht. Daarnaast is het beroep ingesteld op 16 maart 2020, terwijl de beslissing op bezwaar op 23 januari 2020 bekend is gemaakt. Dit betekent dat het beroepschrift te laat is ingediend, aangezien dit uiterlijk op 5 maart 2020 had moeten gebeuren.

De rechtbank heeft eiser verzocht om binnen twee weken aan te geven waarom het beroepschrift na de termijn is ingediend, maar eiser heeft geen verklaring gegeven voor deze termijnoverschrijding. Hierdoor concludeert de rechtbank dat er geen verontschuldiging is voor het verzuim. Gezien deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het beroep niet inhoudelijk kan worden behandeld en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Er is geen sprake van een vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1122

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 augustus 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 23 januari 2020.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser heeft namelijk het griffierecht niet (op tijd) betaald, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Iemand die in beroep gaat moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval is het griffierecht € 48,-.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. De rechtbank heeft eiser op 8 mei 2020 een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat eiser het griffierecht binnen vier weken moet betalen aan de rechtbank.
5. De rechtbank heeft het bedrag niet (op tijd) ontvangen. Eiser heeft daar geen geldige reden voor gegeven.
6. Verder merkt de rechtbank op dat eiser te laat is met het instellen van beroep. Een beroep moet worden ingesteld binnen zes weken nadat de beslissing op bezwaar bekend is gemaakt. Dit heeft eiser niet gedaan.
7. In dit geval is de beslissing op bezwaar bekend gemaakt op 23 januari 2020. Eiser heeft beroep ingesteld op 16 maart 2020. Dat is te laat. Het beroepschrift had uiterlijk op 5 maart 2020 ontvangen moeten zijn.
8. Het beroepschrift is door de rechtbank ontvangen op 16 maart 2020. Vervolgens heeft de rechtbank eiser bij aangetekende brief van 10 juni 2020 verzocht om binnen twee weken aan te geven waarom het beroepschrift na afloop van de beroepstermijn is ingediend.
9. Eiser heeft geen reden gegeven voor deze termijnoverschrijding. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat er geen verontschuldiging is voor dit verzuim.
10. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld. Het beroep is namelijk kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 van de Awb), omdat eiser het griffierecht niet heeft betaald én omdat hij te laat beroep heeft ingesteld.
11. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier, op 24 augustus 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.