ECLI:NL:RBMNE:2020:5002

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 november 2020
Publicatiedatum
17 november 2020
Zaaknummer
16/217931-19, 16/152089-18 (gev. ttz) en 16/069272-19 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal, aanranding en mishandeling met veroordeling tot taakstraf voor belediging en bedreiging van ambtenaren

Op 17 november 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2001, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal, aanranding en mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de diefstal van een telefoon, een PlayStation en vijf PlayStation-spellen, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij deze goederen had gestolen. De rechtbank oordeelde dat de aangifte van het slachtoffer niet werd ondersteund door ander bewijs.

De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan belediging van twee ambtenaren in functie, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en wederspannigheid. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich op 19 juli 2018 in Almere had verzet tegen de aanhouding door politieambtenaren en hen had beledigd door hen te beschimpen en te bedreigen. De rechtbank legde een taakstraf op van 40 uren, rekening houdend met het feit dat de verdachte gelijktijdig werd veroordeeld voor een zwaarder feit.

De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld. De vordering van het slachtoffer van de diefstal werd afgewezen omdat de verdachte daarvan werd vrijgesproken. De vordering van de ambtenaar die beledigd en bedreigd was, werd volledig toegewezen, inclusief wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen, met uitzondering van gijzeling vanwege zijn jeugdige leeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/217931-19, 16/152089-18 (gev. ttz) en 16/069272-19 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 november 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] te [woonplaats] ,

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 februari 2020, 14 april 2020, 3 juni 2020, 11 augustus 2020 en 3 november 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vorderingen en de standpunten van officier van justitie, mr. C.J. Booij en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. R.M.F.R. Ketwaru, advocaat te Amsterdam, alsmede [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , benadeelde partijen, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
parketnummer 16/217931-19:
hierna:
feit 1
op 1 december 2018 in Lelystad samen met een ander een telefoon, een PlayStation en vijf Playstationspellen toebehorend aan [slachtoffer 1] heeft gestolen.
parketnummer 16/152089-18:
feit 1(hierna:
feit 2)
op 19 juli 2018 in Almere opzettelijk de ambtenaar [slachtoffer 2] gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling en door naar hem te spugen heeft beledigd;
feit 2(hierna:
feit 3)
op 19 juli 2018 in Almere [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;
feit 3(hierna:
feit 4)
op 19 juli 2018 in Almere [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;
feit 4(hierna:
feit 5)
op 19 juli 2018 in Almere zich met geweld en/of bedreiging met geweld heeft verzet tegen de ambtenaren [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , werkzaam in de rechtmatige
oefening van zijn/hun bediening;
parketnummer 16/069272-19:
feit 1(hierna:
feit 6)
op 24 november 2017 in Almere, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen;
feit 2(hierna:
feit 7)
op 24 november 2017 in Almere, [slachtoffer 4] heeft mishandeld.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/217931-19, 16/152089-18 en 16/069272-19 ten laste gelegde feiten respectievelijk feit 1, de feiten 2 tot en met 5 en de feiten 6 en 7.

3.VOORVRAGEN

Geldigheid van de dagvaarding en bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van het tenlastegelegde.
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De raadsman heeft ten aanzien van het onder feit 6 en 7 tenlastegelegde bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. Door het onjuist verwerken van het origineel dossier is er sprake van een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde, en daarmee een grove veronachtzaming van de belangen van verdachte en zijn recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Hij heeft daartoe aangevoerd dat er sprake is van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering aangezien de rechtbank, het Openbaar Ministerie en de verdediging niet beschikken over een origineel dossier dan wel een kopie conform het originele dossier maar slechts een digitaal afschrift daarvan. Dit maakt dat niet kan worden getoetst of ontlastend materiaal in het digitale afschrift ontbreekt. Tevens wordt de verdediging beperkt in haar mogelijkheid om tegenonderzoek te doen omdat eventueel belastende of ontlastende onderdelen mogelijk niet compleet zijn. Verdachte wordt hiermee in zijn verdedigingsbelang geschaad.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging, omdat uit het door verbalisant [verbalisant] ondertekende proces-verbaal van bevindingen van 14 mei 2020 blijkt dat er sprake is van een kopie van het dossier conform het originele dossier.
De rechtbank stelt vast dat uit het proces-verbaal van bevindingen van 14 mei 2020 blijkt dat het fysieke originele dossier is zoekgeraakt en dat het dossier om onbekende reden niet is geregistreerd. De stukken in het dossier zijn daarom opnieuw uitgeprint en ongetekend verzonden. Dit maakt dat er sprake is van een tekortkoming. Het opstellen van het proces-verbaal van bevindingen van 14 mei 2020 waarin wordt gerelateerd dat de stukken opnieuw zijn uitgeprint conform het origineel doet daar niet aan af.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat dit niet tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie dient te leiden. Hiervoor is immers alleen plaats indien met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grote veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan dienst recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak is tekortgedaan. Het enkele feit dat het originele dossier is zoekgeraakt kan niet tot de gevolgtrekking leiden dat van een zodanig ernstige inbreuk op beginselen van een behoorlijke procesorde sprake is dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden in de verklaard in de strafvervolging.
Geen redenen tot schorsing van de vervolging
De rechtbank heeft tenslotte vastgesteld dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder feit 1 tenlastegelegde. De officier van justitie acht het onder feit 2 tot en met 7 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1, 2, 6 en 7 tenlastegelegde. De raadsman heeft daartoe het volgende aangevoerd:
  • Voor feit 1 geldt dat uit de aangifte en het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] blijkt dat het de medeverdachte is geweest die de telefoon heeft gepakt. Verdachte en medeverdachte kunnen het Playstation niet meegenomen hebben, aanzien de getuige niet heeft verklaard dat zij heeft gezien dat zij iets bij zich hadden toen zij de woning verlieten. Als verdachte en medeverdachte het Playstation wel bij zich hadden gehad dan had de getuige dit moeten zien.
  • Voor feit 2 geldt dat verdachte stellig heeft ontkend dat hij het woord “kankerlijer” heeft gebruikt. Daarnaast heeft verdachte verklaard niet in de richting van verbalisant te hebben gespuugd, maar op de grond.
  • Voor feit 6 geldt dat het proces-verbaal van bevindingen van 21 januari 2018, pagina 26 van het dossier, geen bewijskracht heeft in de zin van artikel 344 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering aangezien een ongetekend proces-verbaal blijkens vaststaande jurisprudentie moet worden aangemerkt als een schriftelijk bescheid. Dit betekent dat er onvoldoende wettig bewijs in het dossier aanwezig is. Daarnaast geldt dat handelingen die verdachte worden verweten, gelet op de plaats van aanraking en de vluchtigheid daarvan, niet kunnen worden aangemerkt als een ontuchtige handeling in de zin van artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
  • Voor feit 7 geldt dat verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer heeft geduwd. Een enkele duw kan niet worden aangemerkt als mishandeling in de zin van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De raadsman heeft zich te aanzien van het onder feit 3, 4 en 5 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1
De rechtbank heeft vastgesteld dat zich in het dossier een aangifte van [slachtoffer 1] bevindt waarin hij aangeeft dat zijn dochter op 1 december 2018 thuis was met verdachte en zijn vriend [A] en dat de diefstal van de telefoon, PlayStation en bijbehorende spellen door hen moet zijn gepleegd. Verdachte heeft verklaard dat hij op 1 december 2018 in de woning van aangever is geweest. Verdachte heeft echter ontkend dat hij de goederen heeft weggenomen. De aangifte wordt verder niet gesteund door ander bewijs. Gelet hierop is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte degene is die de goederen heeft gestolen. De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
Vrijspraak feit 6 en 7
De rechtbank stelt vast dat de processen-verbaal die zich in het dossier bevinden niet zijn ondertekend. Dit maakt dat deze stukken moeten worden aangemerkt als “andere geschriften” als bedoeld in artikel 344 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering en slechts als bewijsmiddel kunnen gelden in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen. Aangezien er zich in het dossier geen andersoortige bewijsmiddelen bevinden die de niet kenbaar ondertekende verklaring van aangeefster ondersteunen is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende wettig bewijs aanwezig is om verdachte te veroordelen voor het onder feit 6 en 7 tenlastegelegde. De rechtbank zal verdachte dan ook hiervan vrijspreken.
Bewijsmiddelen feit 2 tot en met 5 [1]
Verbalisant [slachtoffer 2]heeft aangifte gedaan. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 19 juli 2018 was ik aan het werk als politieagent. Ik deed mee aan een openbaar vervoer controle. Bij deze controle heeft verdachte [verdachte] , geboren [geboortedatum] 2001 mij bedreigd door het volgende te zeggen: "Ik heb je gezicht gezien. Ik ga je dood maken." "Ik ga jou ouders dood maken." "En ik hoop dat zij vannacht nog dood gaan." Ik heb dit de verdachte meerdere keren horen herhalen. Dit heeft mij persoonlijk geraakt.
De verdachte spuugde herhaaldelijk in mijn richting. Hij riep ook: "Kankerlijers!" Dit taste mij in mijn eer aan omdat ik het een vreselijk ziekte vind. [2] Dit alles deed hij in aanzien van veel publiek op straat en op de balkons van de aan de straat gelegen flats.
Tijdens zijn verzet bij aanhouding van de verdachte, maakte de verdachte slaande bewegingen in mijn richting. Vervolgens zijn wij door zijn verzet op de grond gevallen waarbij ik met mijn rechter knie hard op de grond kwam, hier voelde ik direct pijn aan. [3]
Verbalisant [slachtoffer 3]heeft aangifte gedaan. Hij heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik voelde mij bedreigd doordat de verdachte herhaaldelijk zei: “Ik ga je doodmaken, je weet niet wie mijn vader is, ik heb jullie gezien”. Ik was bang dat de verdachte zijn woorden tot uitvoer zou brengen. De woorden van de verdachte gaan steeds door mijn hoofd waardoor ik mij onveilig voel.
De verdachte is genaamd:
[verdachte] . [4]
Verbalisant [slachtoffer 2], [...] van politie Landelijke eenheid, heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Op 19 juli 2018 was ik belast met het toezicht houden bij een controle op
zwartrijders in de stadsbussen te Almere. Ik zei tegen de jongeman dat hij was staande gehouden. Ik zag dat hij weer weg wilde lopen en ik hield de jongeman tegen door mijn vlakke hand tegen zijn borst te houden om hem zo het weglopen te beletten. Ik zei hem "Blijf nu staan, je bent staande gehouden." Ik zag en voelde dat de jongeman door probeerde te lopen. Hierop zei ik hem dat hij moest blijven staan. Ik zag en voelde dat hij door bleef lopen. Ik pakte de jongeman bij zijn arm en zei dat hij was aangehouden. Ik voelde dat hij krachtig met de arm zich probeerde los te trekken. Op dat moment zag ik dat hij slaande bewegingen in mijn richting maakte. Ik voelde dat de verdachte zich krachtig probeerde los te trekken en dat hij weg wilde lopen. Ook zag ik dat hij een trappende beweging maakte in mijn richting.
Ik hoorde dat de verdachte bleef schreeuwen: “Ik heb jullie gezichten gezien, jullie gaan dood, jullie gaan allemaal dood.” Wij probeerden hem stil te houden, maar ik voelde dat de verdachte zich hevig verzette door rukkende bewegingen te maken en trappende bewegingen met zijn benen te maken. [5] Hierop hebben we de verdachte naar de grond gewerkt, waar hij op zijn buik kwam te liggen. Bij het naar de grond werken van de verdachte bleef de verdachte zich verzetten en kwamen wij ten val.
De verdachte bleef wild om zich heen trappen, waarna hem een beenklem is aangelegd door zijn linkervoet in de rechter knieholte te leggen en vast te klemmen met zijn eigen rechter onderbeen. De verdachte bleef echter schreeuwen dat hij ons dood ging maken en dat hij ook onze ouders dood zou maken. Tevens zag ik dat de verdachte die geboeid op zijn buik op de grond lag en vast gehouden door collega [slachtoffer 3] en met zijn benen vast geklemd door een handhaver van [naam onderneming] , met zijn hoofd wild heen en weer draaide en telkens spuugde in de richting van ons. De verdachte bleef schreeuwen en spugen. Hij bleef schreeuwen “Jullie gaan dood.” Telkens wanneer de verdachte iets los werd gelaten met de bedoeling hem tot rust te laten komen, begon hij zich weer te verzetten door met zijn armen te draaien en zijn lijf weg te drukken.
De verdachte bleef schelden dreigen en spugen in onze richting, waarna we hem een zgn. spuugnetje hebben omgedaan. Ik zag en voelde dat bij het overeind zetten van de verdachte dat deze zich bleef verzetten door te rukken met zijn armen en weer trappende bewegingen te maken met zijn benen. Het lukte ons de verdachte deels in de auto te krijgen, maar de verdachte drukte zich met kracht telkens weer uit de auto, zodat collega [slachtoffer 3] vanuit de binnenzijde de verdachte in de auto moest trekken en dat de verdachte vanuit de buitenzijde door de collega's uit Almere in de auto werd gedrukt, waarbij hij trappende bewegingen bleef maken. Tijdens deze handelingen bleef de verdachte schreeuwen dat we dood gingen en dat onze ouders ook dood gingen.
Eenmaal in de auto bleef de verdachte zich krachtig verzetten en lukte het niet hem in een normaal zittende positie achterin te krijgen. Op dat moment zag ik dat de verdachte op de achterbank en zich bleef verzetten door met zijn benen te trappen met zijn lijf te kronkelen en met kracht proberen zijn handen uit de boeien te trekken. Op het moment dat de verdachte bijna weer rechtop zat, begon hij zich weer te verzetten door met zijn armen zich af te duwen en te proberen met zijn benen uit de auto te komen. Al die tijd bleef de verdachte roepen dat de politie kankerlijers waren en dat we allemaal dood gingen. Hij bleef herhalen: Ik heb jullie gezichten gezien, ik ga jullie allemaal kapot maken ik hoop dat jullie ouders vannacht dood gaan. Ik zag dat de verdachte bleef spugen. Ik zag dat de verdachte bij het uitstappen zich weer verzette tegen de collega die hem aan de arm vasthield en dat hij zich probeerde los te trekken en in tegengestelde richting wilde bewegen dan waar hij naar toe moest. [6] Ik liep er achter en ik zag dat de verdachte trappende bewegingen maakte. Ik zag en hoorde dat hij bleef schreeuwen en trappen. [7]
Verbalisant [slachtoffer 3], [.] van politie Landelijke Eenheid, heeft in een proces-verbaal van bevindingen onder meer het volgende gerelateerd, zakelijk weergegeven:
Ik was op 19 juli 2018 belast met een assistentiedienst te Almere.
Ik zag dat [verdachte] zich bleef verzetten. Ik zag dat hij zijn armen strak gespannen hield en steeds heen en weer bewoog. Ik voelde dat [verdachte] zijn hoofd met kracht naar boven duwde. Ik zag dat [verdachte] zijn armen nog zo gespannen en gestrekt hield, dat zijn pezen zichtbaar waren. Ik zat boven [verdachte] en pakte zijn linker arm. Ik voelde dat zijn arm gespannen was. Ik voelde dat [verdachte] zijn arm met kracht weg duwde. Ik voelde dat de rug en armen van [verdachte] gespannen en hard waren. Ik hoorde [verdachte] schreeuwen: “Ik heb jullie gezien.” Ik zag dat hij met zijn benen begon te schoppen. Ik hoorde [verdachte] direct schreeuwen: “Je weet niet wie mijn vader is. Ik maak je dood. Ik heb jullie allemaal gezien. Kankerlijers.” Ik zag dat inmiddels meerdere personen op de balkons stonden van de aldaar aanwezige flat. Ik zag dat de personen naar ons aan het kijken waren. Deze flat bevond zich zo dicht bij dat de personen alles konden horen en goed konden zien. [8]
Ik zag dat [verdachte] zijn hoofd in de richting van collega [slachtoffer 2] draaide en spuugde. Ik voelde dat [verdachte] zich zelf weer op pompte en met kracht op zijn zij probeerde te draaien. Ik zag dat hij wild met zijn benen bewoog. Ik hoorde [verdachte] schreeuwen: “Ik heb jullie allemaal gezien. Kankerlijers. Ik maak je ouders dood. Ik maak je dood.” Ik voelde dat hij zich wederom op pompte en met kracht op zijn zij probeerde te rollen. Ik zag dat hij wederom met zijn benen begon te schoppen. Ik zag dat [verdachte] ondanks dat hij tegen de grond gedrukte spuugde. Ik hoorde hem schreeuwen: " Ik heb jullie gezien. Ik zag dat hij wederom probeerde te spugen, dit bleef echter in de spuugmuts zitten. Ik duwde het hoofd van hem naar beneden. Ik voelde dat hij met kracht omhoog kwam met zijn hoofd en rug. Ik voelde dat hij zich in mijn richting duwde. Ik voelde dat hij met kracht tegen mij aan duwde. [verdachte] duwde mij naar de andere kant van de achterbank. Ik voelde dat hij met kracht het tegen hield. Ik voelde dat [verdachte] zijn rug, nek en schouders hard en gespannen waren. Ik hoorde hem schreeuwen: “Ik heb jullie gezien.” Ik zag dat hij wederom met zijn verzet begon. Ik zag dat hij zijn lichaam strak en gespannen hield. Ik hoorde [verdachte] schreeuwen: “Ik heb jullie gezien.” [9]
De door [verdachte] gemaakte doodsbedreiging en het steeds herhalen dat hij ons gezien heeft, geeft mij een onveilig en bedreigend gevoel. [10]
Verdachteheeft ter terechtzitting van 3 november 2020 onder meer verklaard, zakelijk weergeven:
U vraagt mij of ik iets wil zeggen over wat er is gebeurd op 19 juli 2018 in Almere. Nadat ik op de grond was gevallen was ik mij aan het verzetten.
Bewijsoverwegingen
Deze bewijsmiddelen worden, ook in hun onderdelen, slechts gebruikt ter bewijs van het feit of de feiten, waarop ze gezien hun inhoud betrekking hebben.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 2
op 19 juli 2018 te Almere, opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Kankerlijers" en door in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] te spugen;
feit 3
op 19 juli 2018 te Almere, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik heb je gezicht gezien, ik ga je dood maken";
feit 4
op 19 juli 2018 te Almere, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je dood maken, je weet niet wie mijn vader is" en "Ik heb jullie gezien";
feit 5
op 19 juli 2018 te Almere, zich met geweld en bedreiging met geweld, heeft verzet tegen meerdere ambtenaren, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , van de politie , werkzaam in de rechtmatige oefening van hun bediening, te weten belast met het toezicht bij/op een controle op zwartrijders (in stadsbussen) en/of belast met assistentiedienst, door meermalen
- te duwen en te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin voornoemde politieambtenaren verdachte trachtten te geleiden en
- zich met zijn gehele lichaam te verzetten waardoor voornoemde verbalisanten ten val zijn gekomen en
- te schoppen, te trappen, te slaan en te spugen in de richting van voornoemde politieambtenaren.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 2
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd;
feit 3 en 4, telkens:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 5
wederspannigheid.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een jeugddetentie van 2 weken, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde een contactverbod, inhoudende dat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 4] .
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht te volstaan met de oplegging van een taakstraf in vorm van een werkstraf. Het opleggen van een contactverbod met betrekking tot het slachtoffer heeft geen meerwaarde aangezien verdachte na de datum van het onder feit 6 en 7 tenlastegelegde geen contact meer heeft gehad met het slachtoffer.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op zeer heftige wijze langdurig verzet bij zijn aanhouding. Hierbij heeft hij geweld gebruikt en zich herhaaldelijk beledigend en bedreigend uitgelaten jegens de verbalisanten die hem hadden aangehouden. Meerdere pogingen om verdachte uit eigen beweging tot rust te laten komen mochten niet baten. Het gedrag van verdachte ging door tot in zijn cel. Dergelijk gedrag is ernstig, niet alleen omdat hiermee het werk van deze ambtenaren wordt bemoeilijkt, maar ook omdat zij erdoor in hun gezag worden aangetast. Bovendien getuigt dergelijk gedrag jegens deze ambtenaren in functie van een gebrek aan respect voor deze mensen en voor het openbaar gezag en heeft verdachte bovendien de lichamelijke integriteit van één van hen geschonden. Uit diens verklaring volgt dat verdachte door zijn verzet de ambtenaar pijn aan diens knie en elleboog heeft bezorgd.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 6 oktober 2020 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten als de onderhavige is veroordeeld.
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte voorts kennisgenomen van een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 4 februari 2020, opgemaakt door [B] , raadsonderzoeker. Uit dit rapport volgt dat de Raad adviseert om verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen.
De op te leggen straf
De oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS gaan voor een belediging van een ambtenaar in functie door een minderjarige uit van een taakstraf van 25 uur. Voor bedreiging door een minderjarige gaan de oriëntatiepunten uit van een taakstraf van 20 uur. Voor wederspannigheid door een minderjarige gaan de oriëntatiepunten uit van een taakstraf van 30 uur.
De rechtbank houdt er bij het bepalen van de op te leggen straf rekening mee dat verdachte gelijktijdig wordt veroordeeld voor een veel zwaarder feit (onder het parketnummer 16/013940-20). Voorts houdt de rechtbank in strafverminderende zin rekening met het tijdsverloop.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het tijdsverloop, een voorwaardelijke straf geen toegevoegde waarde meer heeft.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 40 uur passend en geboden is en zal deze straf aan verdachte opleggen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 240,66. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 tenlastegelegde.
[slachtoffer 2]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 500,--. Dit bedrag bestaat uit materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 tenlastegelegde.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in de vordering, omdat verdachte dient te worden vrijgesproken het onder 1 ten laste gelegde feit.
[slachtoffer 2]
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering van [slachtoffer 2] , te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 1]
De raadsman heeft zich niet uitgelaten over de vordering van [slachtoffer 1] .
[slachtoffer 2]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 2] moet worden afgewezen dan wel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Uit het schade-onderbouwingsformulier volgt immers niet dat geestelijk letsel is vastgesteld hetgeen vereist is om te kunnen spreken van aantasting in zijn persoon als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om zijn stelling nader te onderbouwen zal een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het onder feit 1 tenlastegelegde zal worden vrijgesproken. Dit laat onverlet de mogelijkheid van [slachtoffer 1] om de vordering bij de burgerlijke rechter aan te brengen. Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
[slachtoffer 2]
De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder feit 2 bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door het roepen van kankerlijer en het spugen in zijn richting, de benadeelde partij in zijn persoon heeft aangetast. Nadere onderbouwing is derhalve niet vereist. De schade komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering geheel toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 juli 2018 tot aan de dag van volledige betaling. Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2] van het bedrag van € 500,--, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 juli 2018 tot de dag van volledige betaling. Gijzeling zal in verband met de jeugdige leeftijd van verdachte achterwege blijven.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan voornoemde benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg, 180, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Ontvankelijkheid
- verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte ter zake van het tenlastegelegde;
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1, 6 en 7 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 2 tot en met 5 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 2 tot en met 5 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafbestaande uit een
werkstraf van 40 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 20 dagen;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- verklaart [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 500,--, bestaande uit een vergoeding voor immateriële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2018 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 500,-- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 juli 2018 tot de dag van volledige betaling, waarbij gijzeling in verband met de jeugdige leeftijd van verdachte achterwege zal blijven;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. A.W.M. van Hoof en S. Rosendahl, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I.S.A. Nahumury, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 november 2020.
Mr. Van Hoof is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
parketnummer 16/217931-19:
hij op of omstreeks 1 december 2018 te Lelystad, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een telefoon,
- een PlayStation en/of
- vijf (PlayStation) spellen,
in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
parketnummer 16/152089-18:
1
hij op of omstreeks 19 juli 2018 te Almere, opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer 2] , [.] van politie (Eenheid Midden-Nederland), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen: "Kankerlijers" en/of door naar, althans in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] te spugen, althans door woorden en/of een gebaar van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2
hij op of omstreeks 19 juli 2018 te Almere, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Ik heb je gezicht gezien, ik ga je dood maken" en/of "Ik ga jouw ouders doodmaken, ik hoop dat zij vannacht nog dood gaan", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3
hij op of omstreeks 19 juli 2018 te Almere, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je dood maken, je weet niet wie mijn vader is" en/of "Ik heb jullie gezien", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4
hij op of omstreeks 19 juli 2018 te Almere, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen één of meerdere ambtenaren, te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , [.] van de politie (Eenheid Midden-Nederland), werkzaam in de rechtmatige oefening van zijn/hun bediening, te weten belast met het toezicht bij/op een controle op zwartrijdens (in stadsbussen) en/of belast met assistentiedienst, door (meermalen)
- te duwen en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die waarin voornoemde (politie)ambtenaren verdachte trachtten te geleiden en/of
- zich met zijn gehele lichaam te verzetten (waardoor voornoemde verbalisanten ten val zijn gekomen) en/of
- te schoppen en/of te trappen en/of te slaan en/of te spugen in de richting van voornoemde (politie)ambtenaren;
parketnummer 16/069272-19:
1
hij op of omstreeks 24 november 2017 te Almere, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, hebbende verdachte
- die [slachtoffer 4] met zijn hand bij de heup en/of de knie en/of de borst(en) betast/aangeraakt
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkheid hierin dat
- hij, verdachte, onverhoeds die [slachtoffer 4] met zijn hand bij de heup en/of de knie en/of de borst(en) heeft betast/aangeraakt;
2
hij op of omstreeks 24 november 2017 te Almere, [slachtoffer 4] heeft mishandeld door
haar met de hand bij de keel vast te pakken en/of in een houdgreep te houden, althans met zijn onderarm op/tegen haar keel te duwen/houden.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 20 juli 2018, genummerd PL0900-2018209047, opgemaakt door politie Midden-Nederland, district Flevoland, doorgenummerd pagina 31. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 1.
3.Pagina 2.
4.Pagina 7.
5.Pagina 9.
6.Pagina 10.
7.Pagina 11.
8.Pagina 12.
9.Pagina 13.
10.Pagina 14.