ECLI:NL:RBMNE:2020:4978

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 augustus 2020
Publicatiedatum
13 november 2020
Zaaknummer
16/661477-13 (TUL)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging proeftijd na overtreding van voorwaarden door veroordeelde met kinderpornografische afbeeldingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 augustus 2020 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de proeftijd van een veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1989, was eerder veroordeeld voor het voorhanden hebben van kinderpornografische afbeeldingen en had een voorwaardelijke gevangenisstraf van 446 dagen gekregen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van zeven jaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan het in bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen, wat een overtreding van de opgelegde voorwaarden inhoudt. De reclassering had geadviseerd om de proeftijd met twaalf maanden te verlengen, omdat de veroordeelde ondanks eerdere behandeling en toezicht door zijn partner opnieuw in de fout was gegaan. Tijdens de zitting heeft de veroordeelde erkend dat hij in een zwak moment kinderpornografische afbeeldingen had bekeken en opgeslagen op zijn telefoon. De rechtbank oordeelde dat een (gedeeltelijke) tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf niet wenselijk was, omdat dit de behandeling van de veroordeelde zou onderbreken en de kans op recidive niet zou verminderen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de proeftijd met één jaar verlengd, zodat de bijzondere voorwaarden voortduren.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/661477-13 (TUL)
Beslissing op grond van artikel 6:6:21, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 28 augustus 2020
op de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf in de zaak tegen:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
( [postcode] ) [woonplaats] , [adres] ,
hierna: veroordeelde.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken, waaronder:
- het onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer in deze rechtbank van 10 september 2013 in de zaak tegen veroordeelde met voormeld parketnummer, waarbij veroordeelde is veroordeeld voor (onder andere) het voorhanden hebben van kinderpornografische afbeeldingen, tot een gevangenisstraf voor de duur van 446 dagen, met aftrek, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 7 jaren. Aan deze voorwaardelijke straf heeft de rechtbank – kort weergegeven – de volgende bijzondere voorwaarden verbonden, dat veroordeelde:
* zich zal melden bij de Reclassering Nederland en zich dient te gedragen naar de aanwijzingen van de Reclassering;
* mee zal werken aan een behandeling bij [naam instelling] of een soortgelijke ambulante
forensische zorginstelling;
* mee dient te werken aan een traject van vrijwilligers van COSA;
* zal toestaan dat zijn computer wordt gecontroleerd op de aanwezigheid van
kinderporno en dierenporno;
  • de mededeling als bedoeld in artikel 366a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is op 9 oktober 2013 per post aan veroordeelde toegezonden;
  • het advies van de Reclassering Nederland van 1 juli 2020 inhoudende een advies tot verlenging van de toezichtstermijn met één jaar;
  • de op 10 juli 2020 ter griffie ingekomen vordering van de officier van justitie tot verlenging van de proeftijd met één jaar;
  • de overige stukken die zich in het dossier bevinden.

2.Het onderzoek ter terechtzittingHet onderzoek is gehouden ter openbare terechtzitting van 28 augustus 2020. Daarbij zijn gehoord:

- de officier van justitie mr. T. Tanghe;
- de veroordeelde;
- de raadsman van veroordeelde, mr. S.J. Daniels, advocaat te Utrecht;
- de mevrouw [A] , reclasseringswerker.

3.De rapportage en de toelichting daarop

In het adviesrapport van de Reclassering Nederland wordt weergegeven dat veroordeelde op 13 oktober 2013 is gestart met zijn behandeling bij [naam instelling] . De behandeling is in oktober 2014 in overleg met de reclassering beëindigd omdat de sterke symbiotische relatie met zijn 62 jarige partner interfereerde met de groepsbehandeling. Gezien het sterke toezicht door de partner werd de kans op recidive gering geacht. Op 6 november 2019 kwam bij de reclassering het bericht dat veroordeelde op zijn Telegram een kinderporno afbeelding had staan. De zedenpolitie heeft op 11 februari 2020 de laptop en telefoon van veroordeelde meegenomen. Veroordeelde heeft daarna meteen contact met de reclassering opgenomen en heeft aangegeven dat hij kinderporno had gedownload op zijn telefoon. Het sterke toezicht door de partner van veroordeelde is niet afdoende gebleken. De partner controleerde wel het internet gebruik maar niet de telefoon. De reclassering heeft veroordeelde meteen aangemeld bij [naam instelling] , waar hij inmiddels weer sinds 23 april 2020 in behandeling is. Nu er nog geen zicht is op een terechtzitting waarop de nieuwe feiten worden behandeld, dreigt het huidige het toezicht op 8 september 2020 te vervallen. Hoewel veroordeelde bereid is om zijn behandeling bij [naam instelling] in een vrijwillig kader voort te zetten, is de reclassering van mening dat een stok achter de deur is geïndiceerd zodat hij niet de mogelijkheid heeft om met de behandeling te stoppen zonder dat dit consequenties zal hebben. De reclassering adviseert om het toezicht met twaalf maanden te verlengen.
[A] is ter terechtzitting als deskundige gehoord en heeft, in aanvulling op het rapport en het advies, verklaard dat veroordeelde goed meewerkt aan de behandeling en zijn medicatie gebruikt. In tegenstelling tot zijn eerdere behandeling erkent veroordeelde nu zijn pedoseksuele gevoelens. Ten behoeve van de nieuwe zaak zullen te zijner tijd een nieuw advies van de reclassering en een Pro Justitia rapportage worden opgesteld.
Een (gedeeltelijke) tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt niet wenselijk geacht. Dit zou de behandeling van veroordeelde onderbreken en veroordeelde zal dan na zijn detentie weer thuis komen en er zal niets veranderd zijn. De reclassering is voorts van oordeel dat een taakstraf geen meerwaarde heeft.

4.De standpunten

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de schriftelijke vordering tot verlenging van de proeftijd met één jaar.
4.2
Het standpunt van de veroordeelde en de verdediging
De veroordeelde heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij in een zwak moment meerdere keren kinderpornografische afbeeldingen heeft bekeken en op zijn telefoon heeft gezet. Hij wist wel dat dit niet mocht, maar het was niet in hem opgekomen om hiermee te stoppen. Hij kent het advies van de reclassering en is het hier mee eens.
De raadsman heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie en verzocht om de proeftijd met één jaar te verlengen.

5.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank overweegt dat uit het rapport en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat veroordeelde zich opnieuw heeft schuldig gemaakt aan het in het bezit hebben van kinderpornografische afbeeldingen en daarmee de aan hem opgelegde algemene voorwaarden heeft overtreden.
Veroordeelde is, jaren na het afsluiten van zijn behandeling en ondanks het toezicht door zijn partner, weer op zoek gegaan naar kinderpornografische afbeeldingen en heeft dit opgeslagen op zijn telefoon. Veroordeelde was, ondanks dat hij wist dat dit niet mocht, niet in staat uit eigener beweging daarmee te stoppen. De rechtbank acht voortzetting van de huidige behandeling van veroordeelde noodzakelijk om zo de kans op recidive te verminderen. Gelet op de persoon van veroordeelde is een (gedeeltelijke) tenuitvoerlegging van de destijds voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf niet wenselijk. Dit zou de noodzakelijk behandeling van veroordeelde onderbreken waardoor de kans op recidive niet verminderd zal worden.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen en de in voormeld vonnis bepaalde proeftijd moet worden verlengd, zodat de bijzondere voorwaarden voortduren.
De rechtbank heeft daarbij gelet op artikel 6:6:19 van het Wetboek van Strafvordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
- wijst de vordering toe en verlengt de in voormeld vonnis van 10 september 2013 bepaalde proeftijd met één jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. P.M. Leijten, voorzitter, mrs. H.A. Gerritse en
L.M.G de Weerd, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg als griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 augustus 2020.