ECLI:NL:RBMNE:2020:4935

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
12 november 2020
Zaaknummer
UTR 19/5497
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 29 oktober 2020 uitspraak gedaan op het verzet van de opposante tegen een eerdere uitspraak van 6 februari 2020, waarin haar beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposante had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder van 23 september 2019, maar had haar beroepschrift buiten de wettelijke termijn ingediend. De rechtbank oordeelde dat er geen geldige reden was voor deze termijnoverschrijding, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard.

De opposante ging in verzet tegen deze uitspraak en stelde dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding. Zij voerde aan dat verweerder haar de indruk had gegeven dat de bezwaarprocedure nog niet was afgerond, omdat er op 24 december 2019 een hoorzitting had plaatsgevonden. De rechtbank onderzocht of de eerdere uitspraak terecht was en of er inderdaad geen twijfel bestond over de uitkomst van de zaak.

De rechtbank concludeerde dat de opposante pas na de beroepstermijn contact had opgenomen met verweerder en dat zij op de hoogte was van het feit dat de beroepstermijn al was verstreken. De rechtbank oordeelde dat de hoorzitting op 24 december 2019 geen aanleiding gaf om aan te nemen dat de bezwaarprocedure nog liep. De rechtbank handhaafde haar eerdere oordeel en verklaarde het verzet ongegrond, waardoor de uitspraak van 6 februari 2020 in stand bleef.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/5497 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 oktober 2020 op het verzet van

[opposante] , te [woonplaats] , opposante,

(gemachtigde: mr. E.I. Robert),

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposante heeft ingediend tegen het besluit van verweerder van 23 september 2019.
In de uitspraak van 6 februari 2020 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Opposante is tegen deze uitspraak in verzet gegaan. De zitting heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2020 via een beeld- en geluidverbinding (Skype for Business). Opposante is verschenen, samen met haar gemachtigde. Verweerder is verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 6 februari 2020 het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat opposante het beroepschrift buiten de beroepstermijn heeft ingediend en hier geen geldige reden voor heeft gegeven. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposante gelijk heeft met haar beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 6 februari 2020 niet juist was.
3. Opposante is van mening dat de uitspraak van de rechtbank van 6 februari 2020 niet juist is omdat er wel sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Opposante heeft na ontvangst van de beslissing op bezwaar van 23 september 2019 contact gezocht met verweerder om alsnog gehoord te worden op haar ingediende bezwaarschrift. Verweerder heeft aangegeven een fout te hebben gemaakt, waardoor er in de beslissing op bezwaar van 23 september 2019 is gezegd dat opposante is gehoord, terwijl dat niet het geval was.
4. Op 24 december 2019 heeft er alsnog een fysieke hoorzitting plaatsgevonden. Deze hoorzitting is gepland in het kader van het door opposante ingediende bezwaar. Aan het einde van deze hoorzitting heeft de behandelaar aangegeven dat de beslissing op bezwaar van 23 september 2019 wordt gehandhaafd en dat opposante zich tot de rechtbank dient te wenden. Doordat door verweerder op 24 december 2019 alsnog een hoorzitting is gepland, heeft verweerder opposante de indruk gegeven dat de bezwaarprocedure nog niet is afgerond en dat de beslissing op bezwaar van 23 september 2019 alsnog kon worden herzien. Opposante heeft daarop mogen vertrouwen. Verweerder heeft opposante ook niet gewezen op de beroepstermijn die bij de rechtbank liep. Opposante is van mening dat de beroepstermijn op 24 december 2049 is gaan lopen, omdat de behandelaar tijdens de hoorzitting van 24 december 2019 een mondelinge mededeling heeft gedaan dat de beslissing op bezwaar van 23 september 2019 wordt gehandhaafd als definitief besluit. Opposante heeft een groot belang bij het ingestelde beroep, want vanwege de stopzetting van de kinderbijslag en het kindgebonden budget in 2018 dient opposante € 11.187,- terug te betalen, aldus opposante.
4. In de telefoonnotitie van 8 november 2019 heeft opposante aangegeven dat ze eerder contact heeft opgenomen met verweerder en dat toen werd aangegeven dat zal worden uitgezocht waarom in de beslissing op bezwaar van 23 september 2019 is opgenomen dat opposante is gehoord, terwijl dat niet het geval was. Volgens verweerder is er niets zichtbaar van een volgens opposante eerdere telefoongesprek. Verweerder heeft aangegeven dat opposante eventueel een herzieningsverzoek kan indienen nu de beroepstermijn al is verstreken. In het gespreksverslag van 27 december 2019 heeft verweerder opgenomen dat opposante alsnog gehoord wilde worden met de intentie een gang naar de rechtbank te vermijden. Verder wordt in deze brief bevestigd dat verweerder aan het einde van de hoorzitting tot de conclusie is gekomen dat hij de beslissing op bezwaar van 23 september 2019 zal handhaven.
5. De rechtbank stelt vast dat opposante pas na de beroepstermijn telefonisch contact heeft gezocht met verweerder. Uit de stukken is niet gebleken dat opposante eerder contact heeft opgenomen met verweerder. Ook blijkt uit de telefoonnotitie van 8 november 2019 en het gespreksverslag van 27 december 2019 dat opposante ervan op de hoogte was dat de beroepstermijn al was verstreken. De rechtbank verwijst in dat verband naar haar uitspraak van 6 februari 2020 waarin is geoordeeld dat het de verantwoordelijkheid van opposante is om tijdig beroep in te stellen of om een pro-forma in te stellen beroep om de beroepstermijn veilig te stellen. Nu vaststaat dat opposante pas na de beroepstermijn contact heeft opgenomen met verweerder is de rechtbank ook van oordeel dat verweerder, door het laten plaatsvinden van een hoorzitting op 24 december 2019, niet de indruk heeft gegeven dat de bezwaarprocedure nog zou lopen. Opposante was immers al op de hoogte van het feit dat de beroepstermijn al is verstreken. Verder merkt de rechtbank op dat opposante op geen enkele manier heeft onderbouwd dat ze ervan uit mocht gaan dat de hoorzitting van 24 december 2019 zou leiden tot een aanvullend besluit of tot een herziening van het besluit van 23 september 2019.
6. Dit betekent dat het verzet ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank van 6 februari 2020 in stand blijft.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2020.
De griffier is niet in staat dezerechter
uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.