ECLI:NL:RBMNE:2020:4934
Rechtbank Midden-Nederland
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Ongegrond verzet tegen eerdere uitspraak inzake bezwaar tegen besluit Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen
Deze uitspraak betreft het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 6 maart 2020, waarin het beroep van de opposant tegen een besluit van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (verweerder) ongegrond werd verklaard. De opposant had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 18 december 2019, maar dit bezwaar werd te laat ingediend. De rechtbank had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat de reden van de opposant, namelijk de behoefte aan overleg met zijn huisarts, geen geldige reden was om de bezwaartermijn te overschrijden. De opposant ging in verzet tegen deze uitspraak, waarbij hij aanvoerde dat hij niet op de hoogte was van de mogelijkheid om een pro-forma bezwaar in te dienen en dat hij geen financiële middelen had om juridische hulp in te schakelen.
Tijdens de zitting op 9 oktober 2020, die via een beeldverbinding plaatsvond, was de opposant aanwezig, terwijl de verweerder zich had afgemeld. De rechtbank overwoog dat de opposant, ondanks zijn situatie, had moeten zorgen voor tijdige juridische bijstand om zijn belangen te behartigen. De rechtbank benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de opposant was om tijdig hulp te zoeken, ook al was zijn huisarts met vakantie. De rechtbank concludeerde dat het verzet ongegrond was en dat de eerdere uitspraak in stand bleef. De opposant werd erop gewezen dat hij recht had op gefinancierde rechtsbijstand indien hij een laag inkomen had, en dat hij ook het Juridisch Loket had kunnen benaderen voor gratis juridisch advies.
De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond en bevestigde de eerdere uitspraak van 6 maart 2020. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken op 29 oktober 2020 door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.