ECLI:NL:RBMNE:2020:4934

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
12 november 2020
Zaaknummer
UTR 20/243
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond verzet tegen eerdere uitspraak inzake bezwaar tegen besluit Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen

Deze uitspraak betreft het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 6 maart 2020, waarin het beroep van de opposant tegen een besluit van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (verweerder) ongegrond werd verklaard. De opposant had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 18 december 2019, maar dit bezwaar werd te laat ingediend. De rechtbank had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat de reden van de opposant, namelijk de behoefte aan overleg met zijn huisarts, geen geldige reden was om de bezwaartermijn te overschrijden. De opposant ging in verzet tegen deze uitspraak, waarbij hij aanvoerde dat hij niet op de hoogte was van de mogelijkheid om een pro-forma bezwaar in te dienen en dat hij geen financiële middelen had om juridische hulp in te schakelen.

Tijdens de zitting op 9 oktober 2020, die via een beeldverbinding plaatsvond, was de opposant aanwezig, terwijl de verweerder zich had afgemeld. De rechtbank overwoog dat de opposant, ondanks zijn situatie, had moeten zorgen voor tijdige juridische bijstand om zijn belangen te behartigen. De rechtbank benadrukte dat het de verantwoordelijkheid van de opposant was om tijdig hulp te zoeken, ook al was zijn huisarts met vakantie. De rechtbank concludeerde dat het verzet ongegrond was en dat de eerdere uitspraak in stand bleef. De opposant werd erop gewezen dat hij recht had op gefinancierde rechtsbijstand indien hij een laag inkomen had, en dat hij ook het Juridisch Loket had kunnen benaderen voor gratis juridisch advies.

De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond en bevestigde de eerdere uitspraak van 6 maart 2020. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken op 29 oktober 2020 door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/243 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 oktober 2020 op het verzet van

[opposant] , te [woonplaats] , opposant.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat opposant heeft ingediend tegen het besluit van de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: verweerder) van 18 december 2019.
In de uitspraak van 6 maart 2020 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
Opposant is tegen deze uitspraak in verzet gegaan. De zitting heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2020 via een beeld- en geluidverbinding (Skype for Business). Opposant is verschenen.
Verweerder is met bericht van verhindering, niet verschenen

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de uitspraak van 6 maart 2020 het beroep ongegrond verklaard, omdat de situatie dat opposant behoefte had aan een overleg met zijn huisarts geen geldige reden is om te laat bezwaar te maken. Omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak, heeft zij de uitspraak gedaan zonder eerst een zitting te houden. Dat mag op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. In deze zaak moet de rechtbank beoordelen of de rechtbank toen terecht heeft geoordeeld dat er geen twijfel over de uitkomst was en dat er dus geen zitting nodig was.
De rechtbank kijkt (nog) niet of opposant gelijk heeft met zijn beroep. Dat gebeurt pas als de rechtbank van oordeel is dat de uitspraak van de rechtbank van 6 maart 2020 niet juist was.
3. Volgens opposant is de uitspraak van de rechtbank van 6 maart 2020 niet juist omdat er nergens bekend is dat hij een pro-forma bezwaar kon indienen. Ook wist opposant niet waar hij anders dan zijn huisarts terecht kon met zijn hulpvraag dus restte hem niets anders dan op zijn huisarts te wachten aangezien hij niet de financiële middelen heeft om een advocaat in te schakelen. Opposant stelt dat hij op dit punt is vastgelopen, omdat hij geen medische of juridische achtergrond heeft. Daarom heeft zijn huisarts geadviseerd om met haar te overleggen. Dit heeft zij ook in een verklaring aan verweerder aangegeven. Ter zitting voert opposant aan dat zijn huisarts echt heeft benadrukt om op haar te wachten. Opposant was zich daarom van geen kwaad bewust.
4. De rechtbank begrijpt dat opposant grote waarde heeft gehecht aan het advies van de huisarts om op haar te wachten omdat zijn rijbewijs erg belangrijk voor hem is. Maar de rechtbank blijft van oordeel dat van een burger mag worden verwacht dat hij (tijdig) juridisch hulp zoekt om de bezwaartermijn veilig te stellen. Opposant had dan de nodige kennis en informatie ontvangen om tijdig bezwaar danwel pro-forma bezwaar in te stellen. Dat opposant op een reactie van zijn huisarts heeft gewacht komt voor zijn risico. De rechtspraak hierover is heel helder en duidelijk. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, dat is de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, heeft beslist dat als iemand niet in staat is om op tijd bezwaar te maken, van diegene kan worden verwacht dat hij iemand inschakelt die zijn belangen kan behartigen. Opposant had, gezien de omstandigheid dat zijn huisarts met vakantie was, elders (juridische) hulp kunnen zoeken.
Ook stelt opposant dat hij niet de financiële middelen heeft om een advocaat in te schakelen. De rechtbank overweegt hierover het volgende. Iedereen in Nederland die geen of een laag inkomen heeft, kan vragen om juridische bijstand van een advocaat die op pro deo basis werkzaamheden verricht. Pro deo betekent dat de overheid grotendeels de kosten van de advocaat betaalt. Dit heet gefinancierde rechtsbijstand. Opposant had zich bijvoorbeeld ook kunnen wenden tot het Juridisch Loket waar men gratis juridisch advies kan inwinnen.
Dat opposant heeft nagelaten elders hulp te zoeken waardoor hij niet wist wat hij moest doen en wat de mogelijkheden zijn, komt voor zijn eigen rekening en risico.
5. Dit betekent dat het verzet ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank van 6 maart 2020 in stand blijft.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2020.
De griffier is niet in staat dezerechter
uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep.