In deze wrakingszaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 10 november 2020 het verzoek tot wraking van mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter-commissaris, ongegrond verklaard. Het wrakingsverzoek werd ingediend door de advocaat mr. Y. Moszkowicz, die stelde dat de rechter-commissaris vooringenomenheid jegens hem koesterde. De aanleiding voor het verzoek was een getuigenverhoor op 29 oktober 2020, waarbij mr. Moszkowicz vroeg om het paginanummer van de getuigenverklaring. De rechter-commissaris weigerde om bepaalde opmerkingen van de advocaat en haar eigen vragen in het proces-verbaal op te nemen, wat volgens de verzoeker een verkeerd beeld van de verdediging zou geven.
De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter-commissaris niet vooringenomen was en dat de vrees voor partijdigheid van de zijde van verzoeker niet objectief gerechtvaardigd was. De rechtbank benadrukte dat de rechter op basis van artikel 172 Sv de vrijheid heeft om te bepalen wat er in het proces-verbaal wordt opgenomen. De weigering om de opmerkingen van de advocaat op te nemen, werd niet als een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid beschouwd. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek tot wraking niet het juiste middel was om de inhoud van het proces-verbaal te wijzigen of buiten beschouwing te laten.
Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking ongegrond verklaard, en de procedure met parketnummer 16/119142-20 diende voortgezet te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de wrakingskamer, bestaande uit de voorzitter en twee leden, bijgestaan door de griffier.