vonnis
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
zaaknummer / rolnummer: C/16/508670 / KL ZA 20-243
Vonnis in kort geding van 10 november 2020
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GEM SPIEGELHOUT BEHEER B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. commanditaire vennootschap
GEM SPIEGELHOUT C.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiseressen, hierna gezamenlijk aangeduid als Gem Spiegelhout (vrouwelijk enkelvoud),
advocaat mr. J.F. de Groot te Amsterdam,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WINDPARK ZEEWOLDE B.V.,
gevestigd te Zeewolde,
gedaagde, hierna te noemen WPZ,
advocaat mr. F.A. Mulder te Utrecht.
Samenvatting en leeswijzer
Deze uitspraak gaat over het windmolenpark in Zeewolde. In het kader van een Europese taakstelling om te komen tot het gebruik van meer duurzame energiebronnen heeft de
rijksoverheid gebieden aangewezen die geschikt zijn voor het realiseren van windmolenparken. Het agrarisch buitengebied van de gemeenten Zeewolde en Almere, in het zuidelijk deel van de provincie Flevoland, is hier een voorbeeld van. Hier staan al windmolens. De bedoeling is dat deze bestaande windmolens worden gesaneerd (verwijderd) en worden vervangen door nieuwe, grotere windturbines die meer energie opwekken. De provincie Flevoland heeft hiervoor een beleid ontwikkeld dat is uitgemond in het Provinciale Regioplan Windenergie Zuidelijk en Oostelijk Flevoland (het Regioplan). Het Regioplan is in juli 2016 door de gemeenteraad van Zeewolde en de Provinciale Staten van Flevoland vastgesteld. In het Regioplan is het zuidelijk deel van de provincie verdeeld in vier gebieden. Volgens het Regioplan moet in ieder gebied één initiatiefnemer het voortouw nemen voor het saneren van de huidige windturbines en het ontwikkelen van een nieuw windpark met minder maar efficiëntere windturbines. In dit kort geding gaat het om het deelgebied Zuid (het gebied ten noordwesten van de dorpskern Zeewolde en ten oosten van Almere), waar 221 bestaande molens moeten worden gesaneerd en worden vervangen door 91 grotere windmolens die meer energie opwekken.
De partijen en de al gevoerde bestuursrechtelijke procedures
Gem Spiegelhout is een samenwerking van AM (onderdeel van de beursgenoteerde onderneming Koninklijke BAM Groep N.V.), Amvest (verbonden met pensioenfondsen), Ymere (een woningcorporatie) en ING Real Estate (onderdeel van de ING Bank). Deze samenwerking heeft als doel om woningbouwontwikkeling in het gebied Oosterwold, gelegen op het grondgebied van de gemeente Zeewolde, te realiseren. Gem Spiegelhout is eigenaar van verschillende percelen grond in het plangebied. (zie r.o. 2.1. en 2.2.)
WPZ is voortgekomen uit een al jarenlang bestaande samenwerking van verschillende eigenaren en gebruikers van percelen en/of van de bestaande windmolens in dit gebied: in 2013 hebben zij zich verenigd in Windvereniging Zeewolde. Daarna heeft Windvereniging Zeewolde in 2015 de Ontwikkelvereniging Zeewolde opgericht en eind 2016 is WPZ opgericht voor de oprichting en exploitatie van het windpark. De leden van de Ontwikkelvereniging Zeewolde zijn certificaathouder geworden van WPZ. Dat betekent dat zij certificaten van aandelen in WPZ hebben. Daarmee hebben ze wel een financieel belang in WPZ maar hebben zij geen stemrecht in de aandeelhoudersvergadering. (zie r.o. 2.4., 2.7. en 2.12.)
WPZ is door de provincie aangewezen als de (hiervoor bedoelde) initiatiefnemer voor de sanering en vervanging van de bestaande windmolens in deelgebied Zuid. WPZ heeft inmiddels de benodigde vergunningen voor oprichtingen en exploitatie van het windpark verkregen. Verder heeft WPZ een procedure op grond van de Belemmeringenwet Privaatrecht gevoerd als gevolg waarvan Gem Spiegelhout moet gedogen dat gebruik wordt gemaakt van haar grond ten behoeve van het windpark. Over deze gedoogplicht van Gem Spiegelhout en de vergunningen van WPZ zijn diverse bestuursrechtelijke procedures gevoerd; deze zijn inmiddels onherroepelijk in het voordeel van WPZ beslist. (uitgebreider beschreven onder het kopje
2. De feiten).
De planologische basis voor de windturbines ligt in het Rijksinpassingsplan (dat is een bestemmingsplan van de rijksoverheid; hierna te noemen: RIP) dat bij besluit van 14 augustus 2017 is vastgesteld.
Bij uitspraak van 19 december 2018 heeft de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State de beroepen tegen dit plan en tegen de omgevingsvergunning gedeeltelijk niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond verklaard (ECLI:NL:RVS:2018:4198). Bij uitspraak van 18 december 2019 heeft de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State de beroepen tegen de gedoogbeschikkingen ongegrond verklaard (ECLI:NL:RVS:2019:4326). In deze bestuursrechtelijke procedures is een principiële rechtsvraag aan de orde gesteld door Gem Spiegelhout. Het betreft de vraag of aan WPZ in deze situatie door de overheid een schaars publiek recht is verleend. Schaarse publieke rechten zijn publieke rechten (zoals vergunningen en subsidies) waarvoor er meer aanvragers dan beschikbare rechten zijn. Als er inderdaad sprake is van het verlenen van schaarse publieke rechten, dan gelden daarvoor bepaalde procedurele eisen, waaraan in dit geval volgens Gem Spiegelhout niet is voldaan. De beantwoording van de vraag of er in het geval van WPZ sprake is van schaarse publieke rechten, is complex. De Staatsraad Advocaat-Generaal mr. R.J.G.M Widdershoven heeft op verzoek van de voorzitter van de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State hierover een advies geschreven (ECLI:NL:RVS:2018:1847). De civielrechtelijke procedure en de rol van dit kort geding daarin
Omdat de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State in de hiervoor genoemde uitspraken van december 2018 respectievelijk 2019 in de visie van Gem Spiegelhout (WPZ denkt daar anders over) uiteindelijk toch niet is toegekomen aan de beantwoording van de vraag of er al dan niet sprake is van schaarse publieke rechten, wil Gem Spiegelhout deze vraag in een civielrechtelijke procedure beantwoord zien. Daartoe heeft zij in mei 2020 een civiele bodemprocedure bij deze rechtbank aanhangig gemaakt. In die bodemprocedure zijn meer partijen betrokken dan in dit kort geding: naast Gem Spiegelhout ook Gebiedsontwikkeling Zeewolde Beheer B.V., Gebiedsontwikkeling Zeewolde C.V., AM Zeewolde B.V., Heijmans Vastgoed B.V. en Stichting De Alliantie aan de eisende kant en naast WPZ ook de Staat der Nederlanden, de provincie Flevoland, Waterschap Zuiderzeeland en de gemeente Zeewolde aan de gedaagde kant.
In die bodemprocedure vordert Gem Spiegelhout – vereenvoudigd samengevat – dat de rechtbank vaststelt (i) dat de overheden onrechtmatig hebben gehandeld en dat WPZ daarvan op onrechtmatige wijze profiteert, (ii) dat de overheden en WPZ de schade moeten vergoeden die Gem Spiegelhout daardoor lijdt, (iii) dat de privaatrechtelijke overeenkomsten tussen de overheden en WPZ niet geldig zijn, (iv) dat de overheden en WPZ het Regioplan niet verder mogen uitvoeren en (v) dat de overheden “het alsnog goed moeten doen”.
Gem Spiegelhout vordert in dit kort geding – eenvoudig gezegd– een bouwstop totdat in de civiele bodemprocedure onherroepelijk over de vorderingen van Gem Spiegelhout is beslist (zie uitgebreider r.o. 3.1.). Gem Spiegelhout tracht door middel van dit kort geding te voorkomen dat WPZ gebruik maakt van de aan haar door de overheden verleende – en inmiddels onherroepelijk geworden – vergunningen. Gem Spiegelhout stelt daartoe dat de betrokken overheden onrechtmatig hebben gehandeld door de besluitvorming niet naar de ‘regelen des rechts’ te laten verlopen. Door de gevorderde bouwstop wenst zij te verzekeren dat bij een gunstig vonnis in de bodemprocedure alsnog de – in haar optiek – juiste verdelingsprocedure kan worden gevolgd, waardoor zij eventueel alsnog zou kunnen participeren in de ontwikkeling van het windpark. Zij is bevreesd dat dit onmogelijk zal zijn zodra WPZ het onherroepelijk vergunde windpark heeft gerealiseerd.
Gem Spiegelhout verwijt WPZ dat zij zelfstandig onrechtmatig handelt door van het onrechtmatig handelen van de overheden mede te profiteren. Ook verwijt Gem Spiegelhout WPZ dat WPZ onverminderd gebruik blijft maken van de inmiddels onherroepelijke publiekrechtelijke besluiten zonder rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van Gem Spiegelhout en in de wetenschap dat een rechtsvraag voorligt waarvan de beantwoording eminente gevolgen kan hebben voor de vraag door wie en op welke wijze het windpark kan worden gerealiseerd. (zie r.o. 4.2. en 4.4.)
De beslissing in dit kort gedingDe voorzieningenrechter wijst de vorderingen af.
Om de door Gem Spiegelhout verlangde bouwstop te kunnen toewijzen is nodig dat op voorhand voldoende aannemelijk is dat Gem Spiegelhout in de bodemprocedure (deels) gelijk zal krijgen. (r.o. 4.1) De voorzieningenrechter kan dat echter niet beoordelen. Dat komt omdat de overheden, die volgens Gem Spiegelhout de besluitvorming niet correct hebben laten verlopen, in deze kortgedingprocedure geen partij zijn waardoor nu onbekend is welke standpunten en verweren zij in de bodemprocedure zullen aanvoeren. (r.o. 4.3.)
Verder komt de voorzieningenrechter tot het voorlopige oordeel dat WPZ zelf niet onrechtmatig tegenover Gem Spiegelhout handelt door nu gebruik te maken van de aan haar verleende vergunningen. De voorzieningenrechter heeft hierbij meegewogen dat Gem Spiegelhout een partij is die zich heeft verzet tegen het project en de komst van dit windpark. In die inmiddels jarenlange strijd heeft Gem Spiegelhout zichzelf niet met concrete plannen gepresenteerd als een potentiële kandidaat voor de realisatie en/of exploitatie van datzelfde windpark. WPZ valt daarom niet te verwijten dat zij met dat belang van Gem Spiegelhout onvoldoende rekening heeft gehouden. (r.o. 4.5. tot en met r.o. 4.9)
Ook een belangenafweging pakt uit in het voordeel van WPZ. (r.o. 4.10. en 4.11.)