ECLI:NL:RBMNE:2020:4882

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 november 2020
Publicatiedatum
11 november 2020
Zaaknummer
16/705358-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling door met auto in de richting van slachtoffer te rijden

Op 11 november 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 16 februari 2018 in Utrecht een poging tot zware mishandeling heeft gepleegd. De verdachte, als bestuurder van een Audi A3, heeft met toenemende snelheid in de richting van het slachtoffer gereden, die ter voorkoming van een aanrijding op de motorkap van de auto is gesprongen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan het slachtoffer, aangezien hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaardde dat het slachtoffer ernstig letsel zou oplopen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 dag, met aftrek van het voorarrest, en een taakstraf van 200 uur, waarvan 80 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij opzet had op de dood van het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de strafzaak, wat leidde tot een lagere strafmaat. De Audi A3, die in beslag was genomen, werd teruggegeven aan de rechthebbende.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/705358-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 november 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1996] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 oktober 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.J.M. Vreekamp en van hetgeen de gemachtigd raadsman van verdachte mr. J. Maalsté, advocaat te Utrecht, naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat verdachte:
op 16 februari 2018 te Utrecht heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door in een auto met een hoge snelheid in de richting van [slachtoffer] te rijden, waarna verdachte door is blijven rijden toen [slachtoffer] , ter voorkoming van een aanrijding, op de motorkap van de auto was gesprongen en [slachtoffer] vervolgens van die auto op de grond is gevallen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde poging tot doodslag niet wettig en overtuigend te bewijzen en vordert verdachte daarvan vrij te spreken. Ten aanzien van de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel (hierna: poging tot zware mishandeling) bevat het dossier voldoende wettig en overtuigend bewijs.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de poging tot doodslag en de poging tot zware mishandeling.
De raadsman heeft bepleit dat er onvoldoende bewijs is dat er een aanrijding heeft plaatsgevonden. Daarnaast is er onvoldoende bewijs om vast te stellen dat verdachte de bestuurder van de auto is geweest. Voorts kan niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet op de dood of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer]:
Op 16 februari 2018 bevond ik mij met mijn vriendin bij de parkeergarage waarvan de ingang ligt gelegen aan de Johan Winnubstlaan te Utrecht. Ik zag dat de Audi naar boven kwam rijden, naar de uitgang. Ik stond bij de uitgang te wachten en pakte mijn telefoon om een foto van de auto te maken. Voor mijn eigen veiligheid nam ik plaats net naast het spoor naar buiten. Ik zag dat de Audi snel op mij af kwam. Ik stond duidelijk in het licht en de bestuurder moet mij gezien hebben. Ik had oogcontact met de bestuurder van de Audi. Ik hoorde dat de auto flink accelereerde. [2] In plaats van dat hij het gebruikelijke spoor naar buiten vervolgde, stuurde hij de Audi in mijn richting. De Audi had duidelijk de mogelijkheid en ruimte om mij aan mijn linkerzijde te passeren, maar hij reed echt recht mijn kant op. Echter op dat moment kon ik niet meer opzij springen. Ik besloot omhoog te springen. Ik sprong en landde op de ruit van de auto. Ik voelde en zag dat de auto flink naar rechts stuurde en ik voelde dat ik van de auto afviel. Ik belandde hard op de grond. U vraagt mij hoeveel inzittenden er in de auto zaten. Ik heb er 2 gezien. U vraagt mij wat het kenteken was van de Audi. [kenteken]. [3]
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] :
Op 16 februari 2018 kwam ik uit mijn werk en parkeerde ik mijn voertuig nabij de ingang van de parkeergarage behorende bij de Albert Heijn, gevestigd aan de Händelstraat te Utrecht. Mijn vriend was bij mij. Ik zag twee Marokkaanse jongens in een Audi voorzien van kenteken [kenteken] de parkeergarage indraaien. Ik zag dat de Audi weg reed en naar boven naar de [4] uitgang reed. Mijn vriend stond daar, want dat had ik gevraagd. Ik ben via een andere uitgang naar buiten gegaan en zag de Audi wegrijden. Ik zag dat dit met hoge snelheid ging. Ik zag dat mijn vriend op de motorkap lag en er verderop in de straat weer vanaf viel. [5]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] :
Vandaag, 17 februari 2018, ben ik op zoek gegaan naar de Audi A3 voorzien van het kenteken [kenteken] . Ik reed over de [straat] te [woonplaats] . Ik zag ter hoogte van huisnummer [nummer] een Audi A3 staan. Ik zag dat het de genoemde Audi betrof. Ik zag dat de Audi schade aan de voorruit had. Ik zag dat de rechterzijde van de voorruit kapot was. Ik zag dat er in het raam een grote ster/beschadiging van ongeveer 30 bij 50 cm zat. Ik zag tijdens het takelen dat er een man aan kam lopen. Ik herkende de man als [verdachte] . Ik zag dat hij er als volgt uit zag [6] : fors/gezet postuur.
Ik hoorde [verdachte] zeggen dat hij niet de eigenaar van de auto was. Hij zei dat de auto overgeschreven zou worden vandaag. Hij was te bereiken op [telefoonnummer] of [telefoonnummer] .
Ik heb de autosleutel van [verdachte] gekregen. [7]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] :
Ik hoorde dat [getuige 2] zei: Ik heb de auto uitgeleend aan mijn broertje [verdachte] . Hij heeft deze auto trouwens al een tijdje in gebruik. Ik heb hem ook al gesproken en hij zou al tegen de politie hebben gezegd dat de auto van hem was. [8]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3]:
1: Meldkamer centralist
2: Meldster
3: Partner van de meldster [9]
1: Hallo. Kunt u een beschrijving geven van de jongens.
3: Ja ik heb eh, ik heb gezien dat het twee mensen waren, twee mannen waren, twee mannen met donker haar. Eh en een heb ik, dat is de bestuurder, heb ik een beter beeld van wat voor type hij is.
Betreft een licht getinte man, Arabische komaf, kort donker haar. Eh kort donker haar, beetje dik bol gezicht.
1: Leeftijd?
3. Eh ik verwacht in de 20. In ieder geval niet ouder dan 35. [10]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] :
In de periode van 17 februari 2018 en 23 februari 2018 is de communicatie gevoerd via het telefoonnummer [telefoonnummer] opgenomen en afgeluisterd. Uit de opgenomen communicatie bleek dat [getuige 2] de gebruiker is van dit telefoonnummer. [11]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] :In de periode van 20 februari 2018 tot en met 26 februari 2018 is de communicatie gevoerd via het telefoonnummer [telefoonnummer] opgenomen en afgeluisterd. Uit de opgenomen communicatie bleek dat [verdachte] , de gebruiker is van dit telefoonnummer. [12]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] :
In de periode van 20 februari 2018 tot en met 26 februari 2018 is de communicatie gevoerd via het telefoonnummer [telefoonnummer] opgenomen en afgeluisterd. Uit onderzoek bleek dat [verdachte] , geboren [1996] te [geboorteplaats] , de gebruiker is van dit telefoonnummer. Dit bleek kort en zakelijk weergegeven uit het navolgende:
Het nummer [telefoonnummer] is middels een vordering verstrekking gebruikersgegevens 126na bevraagd. Het bevraagde nummer is afgegeven voor het adres [adres] te [woonplaats] . Als achternaam staat er vermeld “ [bedrijf] ”. Op het genoemde adres staat [verdachte] , geboren [1996] , ingeschreven. [13]
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 4] , met bijlagen:
Gedurende dit onderzoek zijn er een meerdere telefoongesprekken geïntercepteerd. Het betreffen de volgende telefoonnummers:
[telefoonnummer] [getuige 2]
[telefoonnummer]
[verdachte] [14]
De hierboven genoemde telefoongesprekken zijn als bijlage bij dit proces-verbaal van bevindingen gevoegd. [15]
Datum: 17-02-2018
[telefoonnummer] Men heeft gezegd, het is een hele ernstige aanrijding.
[telefoonnummer] Ernstig.
[telefoonnummer] Jou hele voorruit is kapot.
(…)
[telefoonnummer] Waarom ben je eigenlijk weggereden eigenlijk. [16]
Datum: 19-02-2018
[getuige 2] zegt dat hij morgen met ‘ze’ heeft afgesproken. [getuige 2] vraagt wat die [bijnaam] tegen haar heeft gezegd. Moeder zegt dat hij niks heeft gezegd. Moeder zegt dat ‘hij’ gisteravond aan het trillen en ziek was.
Moeder zegt dat zij dacht dat ‘hij’ door angst was gevangen.
Moeder zegt dat [getuige 2] die auto moet verkopen als hij het terug krijgt. Moeder zegt dat ‘hij’ anders zelf de verzekering en andere kosten moet betalen.
[getuige 2] : Hij is gevlucht, dat wordt een gevangenisstraf. [17]
Datum: 19-02-2018
NN-vrouw vraagt of ‘hij’ vast moet zitten (3e persoon). [getuige 2] zegt dat het kan omdat ‘hij’ weggereden is.
NN-vrouw zegt dat ‘hij’ weet dat de auto op de naam van [getuige 2] staat en vraagt waarom ‘hij’ dat heeft gedaan. [getuige 2] weet het niet en zegt dat ‘hij’ de auto op eigen naam moet zetten. [18]
Datum: 20-02-2018
[getuige 2] zegt dat ‘hij’ iemand met de auto heeft aangereden, dat zij hem vroegen wie dat heeft gedaan (…)
Moeder: heb je niet gezegd dat hij het was?
[getuige 2] antwoordt nee, en dat hij heeft gezegd dat de sleutels in het huis van moeder waren. Moeder zegt dat ‘hij’ ze zelf de sleutels had gebracht.
Moeder zegt dat [verdachte] haar dood zal maken (door problemen etc.).
Moeder zeg dat hij ziek is en dat het te maken heeft met angst/schrik. Moeder bidt dat [verdachte] op het rechte pad komt en problemen zal vermijden.
[getuige 2] zegt dat [verdachte] een oplossing moet zoeken, en dat een strenge gevangenisstraf wel zou kunnen helpen. [19]
Datum 19-02-2018
[getuige 2] zegt dat [verdachte] het heeft verpest.
NNman2001 vraagt waarom.
[getuige 2] zegt dat [verdachte] iemand met de auto heeft aangereden en doorgereden. [20]
Datum 19-02-2018
NNman2001 vraagt of de auto nog op naam van [getuige 2] staat.
[getuige 2] zegt dat zij deze week de auto op ‘zijn naam’ wilden zetten. [21]
Datum 21-02-2018
[telefoonnummer] wat heb ik gehoord, auto in beslag ofzo
[telefoonnummer] ja man (…)
[telefoonnummer] wat gebeurd?
[telefoonnummer] moet ik je over de telefoon vertellen? Ben niet dom
[telefoonnummer] he [bijnaam] ?
NNman7047 noemt Nnman7660 meerdere malen [bijnaam] . [22]
Datum 20-02-2018
[getuige 2] (B) wgd NNman7660 (N)
N: wilde zeggen, ik was met de advocaat aan het praten.
(…)
N: hij zei ‘als je daar naar toe gaat, als ze je vragen over de auto, dan moet je zeggen die auto gebruik ik laatste tijd niet, lange tijd niet gebruikt’.
(…)
N: Je moet zeggen ‘ik heb de sleutel bij mijn ouderlijk huis gelaten’, je moet zeggen als ‘ie zegt wie die dag heeft gereden’? Moet je zeggen ‘ik weet het niet’, je moet zeggen ‘ik weet wel dat [verdachte] af en toe de auto gebruikt, zijn vader en zijn broer, maar wie precies, dat weet ik niet’. Hij zei ‘als je dat zo zegt, dan kunnen ze nooit achterhalen wie heeft gereden’.
(…)
[getuige 2] : jij hebt al vorige keer tegen ze gezegd ‘ik heb gereden’.
N: ik heb niet tegen ze gezegd ‘ik heb gereden’ mongool. Wie heeft dat tegen je gezegd?
[getuige 2] : jij zei ‘die auto is van mij’
N: hij vroeg naar de sleutel, toen zei ik tegen hem ‘hier heb je de sleutel, ik heb de sleutel’. [23]
Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 2] - als verdachte -:
V: Op 16 februari 2018 heeft er een poging doodslag plaatsgevonden waarbij een auto was betrokken die op jouw naam staat. Dit is een Audi voorzien van het kenteken [kenteken] .
(…)
A: Ik heb een nieuwe auto gekocht. Ik denk nu al een maand geleden ongeveer. Deze Audi A3 rij ik al bijna niet meer. De sleutels heb ik daar bij mijn auto’s [de rechtbank begrijpt: ouders] thuis gelaten. Er rijden dus nu verschillende personen in.
V: Je zei tijdens het telefoongesprek dat je broertje [verdachte] de auto had. Wat kan je daar over vertellen?
A: Ja, één van mijn broertjes had hem. Mijn vader rijdt daar ook in. Maar ik denk niet dat mijn vader zoiets had kunnen doen.
V: Wie zijn je broertjes?
A: Ja [verdachte] .
V: Wie nog meer?
A: [A] [24]
(….)
V: Hoe kan je [verdachte] omschrijven qua uiterlijk?
A: Misschien is hij ietsje dikker.
V: Hoe kan je [A] omschrijven qua uiterlijk?
A: [A] is niet dik. [25]
Het proces-verbaal van verhoor verdachte:

Ik heb een eigen bedrijf, [bedrijf] . Ik ben momenteel bezig met afvallen, ik drink nu geen prik meer, ben echt bezig met afvallen. [26]
Bewijsoverwegingen
Wat kan bewezen worden over de feitelijke gang van zaken?
Op basis van de aangifte van [slachtoffer] en de verklaring van getuige [getuige 1] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat op 16 februari 2018 in de parkeergarage aan de Händelstraat/Johan Winnubstlaan te Utrecht het volgende heeft plaatsgevonden:
- een Audi A3 met kenteken [kenteken] reed de helling op bij de uitgang;
- aangever stond op die helling net naast het spoor naar buiten;
- de bestuurder van de Audi accelereerde toen hij de helling op ging en stuurde de auto in de richting van aangever;
- aangever sprong omhoog, waarna hij op de motorkap terecht kwam;
- de bestuurder reed vervolgens door en maakte een stuurbeweging, waarna aangever van de motorkap op de grond viel.
Was verdachte de bestuurder?
De volgende vraag die ter beoordeling voor ligt is of verdachte de bestuurder van de Audi was. Op grond van de hierboven genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte ten tijde van het incident de bestuurder van de Audi was. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
Na onderzoek is gebleken dat de Audi op naam van de halfbroer van verdachte, [getuige 2] , staat. [getuige 2] heeft - in eerste instantie - verklaard dat hij de Audi had uitgeleend aan verdachte en dat verdachte de auto al een tijd in gebruik had. Verdachte is ook degene die aan komt lopen als de auto wordt weggetakeld en die de sleutels van de Audi aan verbalisant [verbalisant 1] overhandigt. Verdachte, die ten tijde van het voorval 21 jaar oud was, past bovendien in het signalement dat aangever van de bestuurder heeft gegeven: leeftijd ‘in de 20’ en ‘beetje dik bol gezicht’. De rechtbank maakt dit op uit:
- de verklaring van [getuige 2] dat verdachte ‘ietsje dikker’ is dan hij en dat [verdachte] niet dik is,
- de omschrijving van verdachte door verbalisant [verbalisant 1] : ‘fors/gezet postuur’,
- de verklaring van verdachte zelf dat hij bezig was met afvallen, en
- het feit dat verdachte in de opgenomen telefoongesprekken meerdere keren en door verschillende personen ‘ [bijnaam] ’ wordt genoemd.
Ten slotte kan uit de tapgesprekken worden opgemaakt dat verdachte de bestuurder van de auto was. In de bewijsoverweging hierna wordt ingegaan op de tapgesprekken en wordt dat nader toegelicht.
Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank voorbij aan de suggestie die in de latere verklaring van [getuige 2] wordt gewekt, dat ook zijn vader of [A] de bestuurder kunnen zijn geweest.
De tapgesprekken
De rechtbank trekt op basis van de bewijsmiddelen de conclusie dat verdachte de gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Verdachte heeft dit telefoonnummer zelf opgegeven aan verbalisant [verbalisant 1] en het nummer staat geregistreerd op het adres van verdachte en op naam van zijn bedrijf, ‘ [bedrijf] ’.
De volgende tapgesprekken wijzen er naar het oordeel van de rechtbank op dat verdachte de bestuurder was van de Audi:
- In het tapgesprek op pagina 80 van het dossier, vraagt [getuige 2] aan verdachte waarom hij eigenlijk is weggereden.
- In het tapgesprek op pagina 81 vraagt [getuige 2] aan zijn moeder wat ‘die [bijnaam] ’ heeft gezegd. Dat met ‘die [bijnaam] ’ verdachte wordt bedoeld volgt, zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, uit het signalement van verdachte en uit het tapgesprek op pagina 87 waar een onbekende man verdachte eveneens meerdere malen ‘ [bijnaam] ’ noemt. Bovendien volgt ook uit de rest van het tapgesprek op pagina 81 dat met deze bijnaam wordt gedoeld op verdachte. Moeder antwoordt dat hij niks gezegd heeft. Ze zegt tegen [getuige 2] dat hij de auto moet verkopen als hij die terug krijgt en dat ‘hij’ anders zelf de verzekering en andere kosten moet betalen. Dit sluit aan op de verklaring van verdachte (pagina 17 van het dossier) die zegt dat auto overgeschreven zou worden en op de verklaring van [getuige 2] (pagina 18 van het dossier) die zegt dat hij nog eigenaar is van de auto, maar dat verdachte de auto in gebruik heeft. De rechtbank maakt hieruit op dat met ‘hij’ verdachte wordt bedoeld. Aan het eind van het gesprek zegt [getuige 2] tegen moeder dat hij - verdachte dus - is gevlucht en dat het een gevangenisstraf wordt.
- In het tapgesprek op pagina 82 wordt wederom gesproken over ‘hij’. ‘Hij’ moet de auto op eigen naam zetten en ‘hij’ kan vast komen te zitten omdat ‘hij’ is weggereden. Ook hier gaat de rechtbank er vanuit dat ‘hij’ verdachte is, omdat er wordt gesproken over het op eigen naam zetten van de auto.
- Op pagina 83 van het dossier staat een tweede tapgesprek tussen [getuige 2] en zijn moeder. Zij bespreken dat ‘hij’ iemand met de auto heeft aangereden en dat ‘hij’ ze de sleutels zelf had gebracht. Uit de bewijsmiddelen (pagina 17) volgt dat verdachte de sleutels van de Audi heeft overhandigd aan verbalisant [verbalisant 1] . De rechtbank trekt daaruit de conclusie dat met ‘hij’ verdachte wordt bedoeld. Later in het tapgesprek spreken [getuige 2] en moeder over ‘ [verdachte] ’, de voornaam van verdachte. Moeder hoopt dat [verdachte] op het rechte pad komt en [getuige 2] zegt dat [verdachte] een oplossing moet zoeken en dat een strenge gevangenisstraf wel zou kunnen helpen.
- In het tapgesprek op pagina 85 van het dossier zegt [getuige 2] tegen [A] dat ‘ [verdachte] iemand met de auto heeft aangereden en is doorgereden’.
- In het tapgesprek op pagina 87 van het dossier zegt een onbekend persoon tegen verdachte dat hij heeft gehoord dat de auto in beslag is genomen en dat er politie voor de deur stond. Deze persoon vraagt vervolgens aan verdachte wat er is gebeurd, waarop verdachte antwoordt: ‘moet ik je dat over de telefoon vertellen? Ben niet dom’.
- Uit het tapgesprek op pagina 89 volgt dat verdachte instructies geeft aan [getuige 2] over wat [getuige 2] tegen de politie moet verklaren.
Uit deze tapgesprekken volgt dat [getuige 2] tegenover diverse personen benoemt dat verdachte de bestuurder van de Audi is geweest. Voorts volgt uit de tapgesprekken dat verdachte voorzichtig is met wat hij over de telefoon vertelt over de reden van de inbeslagname van de auto en de betrokkenheid van de politie en dat verdachte er een belang bij heeft wat [getuige 2] tegenover de politie verklaart. Dit past bij de conclusie dat verdachte de bestuurder van de Audi is geweest en is, bij gebreke van een verklaring van verdachte hierover, ook niet anders te begrijpen. Aldus dragen deze tapgesprekken bij aan het bewijs dat verdachte de bestuurder van de Audi is geweest.
Opzet op de dood of zwaar lichamelijk letsel?
Ter beoordeling staat vervolgens of verdachte met zijn handelen (voorwaardelijk) opzet had op de dood van aangever, dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever.
Partiële vrijspraak ten aanzien van de ten laste gelegde poging tot doodslag
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, dat verdachte de opzet had op de dood van [slachtoffer] , ook niet in voorwaardelijke zin. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de ten laste gelegde poging tot doodslag.
Voorwaardelijk opzet van verdachte op zwaar lichamelijk letsel bij aangever
De rechtbank is van oordeel dat verdachte wel (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever [slachtoffer] . Verdachte heeft namelijk door zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel op zou lopen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan worden vastgesteld dat er een aanmerkelijke kans bestond dat [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel op zou lopen. Een aanrijding van een voetganger door een auto die met meer dan geringe snelheid rijdt - zoals in het onderhavige geval kan worden geconcludeerd op basis van de aangifte (‘ik hoorde dat de auto flink accelereerde’
)en de verklaring van getuige [getuige 1] (die de Audi na de aanrijding met hoge snelheid zag wegrijden) - levert naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt. Daar komt nog bij dat [slachtoffer] daarna op de motorkap belandde, dat de Audi toen met hoge snelheid reed, dat de bestuurder een stuurbeweging maakte en dat [slachtoffer] toen op de grond viel. De positie van het slachtoffer op de motorkap en de risico’s die er bij komen kijken als het slachtoffer onder deze omstandigheden van de motorkap afvalt (lichaamsdelen kunnen onder de auto belanden, het slachtoffer kan verkeerd terechtkomen of tegen/op obstakels vallen (stoepranden en paaltjes)) leveren eveneens een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel op.
Dat verdachte die kans ook heeft aanvaard blijkt uit (de uiterlijke verschijningsvorm) van zijn gedragingen. Verdachte heeft de snelheid van de auto opgevoerd, hij heeft de auto richting [slachtoffer] gestuurd, hij is doorgereden toen [slachtoffer] op de motorkap lag en hij heeft vervolgens een (onverhoedse) stuurbeweging gemaakt waarna [slachtoffer] van de motorkap af viel. Van contra-indicaties waaruit het tegendeel zou kunnen blijken is de rechtbank niet gebleken.
Conclusie
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank de ten laste gelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 16 februari 2018 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet - als bestuurder van een auto (Audi A3)
- met toenemende snelheid is blijven rijden vanuit een parkeergarage op een hellingbaan naar boven en daarbij deels gebruik heeft gemaakt van het deel van die hellingbaan dat bestemd is voor het naar beneden rijdende verkeer terwijl die [slachtoffer] zich bevond op dat voor het naar beneden rijdende verkeer bestemde deel van die hellingbaan en (vervolgens)
- nadat die [slachtoffer] teneinde te voorkomen dat hij overreden zou worden op de motorkap van de door hem, verdachte, bestuurde auto was gesprongen, door is blijven rijden terwijl die [slachtoffer] zich op de motorkap van die auto bevond, waarna die [slachtoffer] vanaf die auto op de grond is gevallen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot zware mishandeling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 200 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 100 dagen hechtenis, waarvan een gedeelte van 80 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar;
- een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging acht de door de officier van justitie geëiste taakstraf passend. Daarnaast verzoekt zijde rechtbank om rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en artikel 63 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). De verdediging verzoekt de rechtbank de door de officier van justitie geëiste ontzegging van de rijbevoegdheid niet op te leggen, nu het feit twee en een half jaar geleden heeft plaatsgevonden en er geen aanleiding is om te veronderstellen dat verdachte nadien gevaarzettend rijgedrag heeft vertoond.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en de ernst van het bewezenverklaarde
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door als bestuurder van een personenauto met toenemende snelheid in de richting te (blijven) rijden van aangever, waarna aangever sprong en op de motorkap belandde. Vervolgens is verdachte met de aangever op zijn motorkap door blijven rijden. Dat is een ernstig feit en het slachtoffer mag van geluk spreken dat hij slechts licht lichamelijk letsel heeft opgelopen. Door zo te handelen heeft verdachte daarnaast het slachtoffer en zijn partner angst aangejaagd. Ook leiden dit soort incidenten tot gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
Persoon van verdachteDe rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 20 oktober 2020 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. Tevens blijkt uit het uittreksel dat verdachte op
4 november 2019 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 weken. Nu deze straf is opgelegd nadat het bewezenverklaarde feit - zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld - is gepleegd, houdt de rechtbank op grond van artikel 63 Sr rekening met deze veroordeling.
Strafoplegging
De rechtbank heeft gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die ontwikkeld zijn door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt ten aanzien van het opzettelijk toebrengen van middelzwaar lichamelijk letsel met behulp van een wapen (niet zijnde een vuurwapen) een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden als uitgangspunt genomen. De rechtbank neemt dit oriëntatiepunt als uitgangspunt omdat verdachte in het onderhavige geval de door hem bestuurde auto als een wapen heeft gebruikt. Gelet op het bepaalde in artikel 63 Sr en de hieronder genoemde omstandigheden ziet de rechtbank echter aanleiding om af te wijken van dit oriëntatiepunt. De rechtbank houdt bij de strafoplegging verder rekening met artikel 22b Sr.
Redelijke termijn
Op grond van vaste jurisprudentie bedraagt de termijn waarbinnen een strafzaak tot een afronding moet komen twee jaar. Als beginpunt van de redelijke termijn neemt de rechtbank de aanhouding van verdachte op 21 mei 2018. Vanaf dat moment kon verdachte verwachten dat hij zou worden vervolgd. Dat betekent dat de redelijke termijn eindigt op 21 mei 2020. Dat is de datum waarop er uiterlijk een eindvonnis gewezen had moeten worden. Dit vonnis wordt meer dan vijf maanden na afloop van de redelijke termijn gewezen. Dat is een overschrijding van de termijn die niet aan de verdediging te wijten is.
Conclusie
Gelet op overschrijding van de redelijke termijn acht de rechtbank een gevangenisstraf van niet langer dan één dag op zijn plaats. De tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, wordt hierop in mindering gebracht. De rechtbank acht voorts een taakstraf voor de duur van 200 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar passend en geboden.
Ten aanzien van de gevorderde ontzegging van de rijbevoegdheid overweegt de rechtbank dat het bewezenverklaarde feit inmiddels bijna drie jaar geleden heeft plaatsgevonden en er geen aanwijzingen zijn dat verdachte daarna nog gevaarlijk rijgedrag heeft vertoond. De rechtbank is daarom van oordeel dat een ontzegging van de rijbevoegdheid niet meer passend is.

9.BESLAG

Er is beslag gelegd op de Audi A3, met kenteken [kenteken] , met goednummer PL0900-2018047270-988l67.
9.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en de raadsman hebben geen standpunt ingenomen ten aanzien van het beslag.
9.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen Audi A3, met kenteken [kenteken] , met goednummer PL0900-2018047270-988l67 teruggegeven dient te worden aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, te weten: [getuige 2] .
De rechtbank zal dan ook de teruggave van de Audi aan [getuige 2] gelasten.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 45, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Partiële vrijspraak
- verklaart de ten laste gelegde poging tot doodslag niet bewezen en spreekt verdachte daarvan partieel vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) dag;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 200 (tweehonderd) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 100 (honderd) dagen hechtenis;
- beveelt dat een gedeelte van deze straf, groot 80 (tachtig) uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 1 (één) jaar vast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de Audi A3, met kenteken [kenteken] , met goednummer PL0900-2018047270-988l67.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.M. van Straalen, voorzitter, mrs. L.M.M. Heppe en N.P.J. Janssens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.E. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 november 2020.
De jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 februari 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet - als bestuurder van een auto (Audi A3)
- met hoge, althans toenemende, in elk gelijk gelijk blijvende snelheid, te blijven rijden vanuit een parkeergarage op een hellingbaan naar boven en/of daarbij deels gebruik te maken van het deel van die hellingbaan dat bestemd is voor het naar beneden rijdende verkeer terwijl die [slachtoffer] zich bevond op dat voor het naar beneden rijdende verkeer bestemde deel van die hellingbaan en/of (vervolgens)
- nadat die [slachtoffer] teneinde te voorkomen dat hij overreden zou worden op de motorkap van de door hem, verdachte, bestuurde auto was gesprongen, door is blijven rijden terwijl die [slachtoffer] zich op de motorkap van die auto bevond, waarna die [slachtoffer] vanaf die auto (hard) op de grond is gevallen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 30 mei 2018, genummerd 2018047270, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 164. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 8.
3.Pagina 9.
4.Pagina 14.
5.Pagina 15.
6.Pagina 16.
7.Pagina 17.
8.Pagina 29.
9.Pagina 30
10.Pagina 31.
11.Pagina 33.
12.Pagina 45.
13.Pagina 56.
14.Pagina 77.
15.Pagina 78.
16.Pagina 80.
17.Pagina 81.
18.Pagina 82.
19.Pagina 82.
20.Pagina 85.
21.Pagina 86.
22.Pagina 87.
23.Pagina 89.
24.Pagina 118.
25.Pagina 121.
26.Pagina 135.