ECLI:NL:RBMNE:2020:4871

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 november 2020
Publicatiedatum
10 november 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 1750
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om registratie als aanvrager van kinderbijslag met terugwerkende kracht afgewezen

In deze zaak heeft eiseres, na een scheiding van derde-partij, verzocht om als aanvrager van kinderbijslag te worden geregistreerd over de periode van 2006 tot en met 2016. Dit verzoek werd door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) afgewezen, waarop eiseres beroep instelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de SVB het verzoek terecht heeft afgewezen, omdat er geen reden was om eiseres met terugwerkende kracht als aanvrager aan te merken. De rechtbank oordeelde dat de SVB correct had gehandeld op basis van de door eiseres en derde-partij doorgegeven wijzigingen en dat er geen onjuiste informatie was verstrekt. Eiseres had aangevoerd dat er een fout was gemaakt bij de registratie van co-ouderschap, maar de rechtbank concludeerde dat dit niet leidde tot een wijziging van de status van aanvrager. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat de wet de terugwerkende kracht van aanvragen beperkt tot maximaal één jaar voorafgaand aan de aanvraag. De uitspraak werd gedaan op 10 november 2020.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/1750

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 november 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
(gemachtigde: R. Machgielsen),
en
de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder
(gemachtigde: mr. N. Zuidersma-Hovers)
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde belanghebbende] te [woonplaats] .

Procesverloop

Bij besluit van 5 februari 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres om het recht op kinderbijslag over de periode van 2006 tot en met 2016 aan haar toe te kennen, afgewezen.
Bij besluit van 10 april 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 september 2020 via Skype. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De derde-partij is verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende feiten als vaststaand aan. Eiseres en derde-partij hebben samen een dochter, [dochter] , geboren op [2003] . Derde-partij was bekend als aanvrager van kinderbijslag bij verweerder. In september 2006 zijn eiseres en derde-partij gescheiden. Zij hebben gezamenlijk een wijziging doorgegeven bij verweerder. Op grond van deze wijziging werd de kinderbijslag met ingang van 4 september 2006 uitbetaald op de bankrekening van eiseres. Derde-partij bleef als aanvrager van de kinderbijslag geregistreerd staan. Op 7 juli 2016 hebben eiseres en derde-partij aan verweerder doorgegeven dat eiseres de aanvrager is in plaats van derde-partij. Deze wijziging is door verweerder verwerkt en bevestigd in brieven van 11 augustus 2016 aan eiseres en derde-partij.
2. Op 20 december 2019 heeft eiseres verweerder verzocht om onderzoek te doen naar een verkeerde melding van co-ouderschap als gevolg waarvan eiseres te weinig kindgebonden budget zou hebben ontvangen.
3. Naar aanleiding van dit verzoek van eiseres heeft verweerder het primaire besluit genomen. Daarin staat dat eiseres geen kinderbijslag krijgt met terugwerkende kracht over de periode van 2006 tot 2016. Eiseres was het met dit besluit niet eens en heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Zij benadrukt dat de kinderbijslag op zich juist is uitbetaald, maar zij wil worden aangemerkt als aanvrager van kinderbijslag, zodat zij over de periode van februari 2014 tot en met juni 2016 alsnog kindgebonden budget kan aanvragen. Het kindgebonden budget is tot en met januari 2014 altijd aan eiseres overgemaakt, maar daarna, tot en met juni 2016, niet meer.
4. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Er is geen reden om eiseres met terugwerkende kracht als aanvrager aan te merken. Er is geen situatie dat verweerder eiseres verkeerd heeft voorgelicht of onjuist heeft geïnformeerd. Onderlinge afspraken zijn voor verweerder leidend en eiseres en derde-partij hebben verklaard dat sprake was van co-ouderschap. Ook bleek uit de doorgegeven wijzigingen hoe de kinderbijslag moest worden uitbetaald. Verweerder heeft de kinderbijslag volgens de wensen van eiseres en derde-partij beoordeeld. Er wordt dus niet voldaan aan de voorwaarde dat verweerder eiseres onjuist heeft geïnformeerd, zodat verweerder geen aanleiding ziet de status van aanvrager met terugwerkende kracht aan te passen. Bovendien is terugwerkende kracht van meer dan een jaar voorafgaand aan de aanvraag niet mogelijk op grond van het beleid.
5. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit aangevoerd dat in 2006 per ongeluk is ingevuld dat sprake is van co-ouderschap. Op het wijzigingsformulier heeft verweerder ten onrechte niet alle criteria vermeld waaraan je moet voldoen om co-ouder te zijn. Zo stond er niet in dat men de zorg van het kind om beurten, even vaak op zich moet nemen. Er is geen sprake van gelijkwaardige verdeling van de zorg en er kan dus ook niet worden gesproken van co-ouderschap. Verweerder heeft een fout gemaakt door niet de volledige informatie te verstrekken. Als eiseres over de juiste en volledige informatie had beschikt, had zij niet bij verweerder gemeld dat zij en derde-partij co-ouders waren. Als verweerder het echtscheidingsconvenant had gelezen, had verweerder ook kunnen zien dat zij en derde-partij geen co-ouders waren. Verweerder heeft als gevolg van die fout ten onrechte het besluit genomen om eiseres en derde-partij aan te merken als co-ouders. Eiseres wil daarom dat verweerder wordt verplicht om de wijziging met terugwerkende kracht tot 2006 toe te passen.
6. Uit wat eiseres heeft aangevoerd en wat ter zitting is besproken, blijkt dat eiseres kindgebonden budget wil kunnen aanvragen over de periode van 2014 tot en met 2016. Daarvoor is één van de voorwaarden dat zij over die periode als aanvrager van kinderbijslag staat geregistreerd. Om die reden wil eiseres met deze procedure bereiken dat zij als aanvrager van de kinderbijslag wordt aangemerkt over de periode voorafgaand aan het derde kwartaal van 2016.
7. Het verzoek om aangemerkt te worden als aanvrager van kinderbijslag over de periode vóór 2016 kan op twee manieren worden beoordeeld:
a. als een aanvraag om kinderbijslag met terugwerkende kracht; en
b. als een verzoek om herziening van het besluit uit 2006.
8. De rechtbank stelt vast dat verweerder het verzoek van eiseres heeft aangemerkt als een verzoek om met terugwerkende kracht over de periode vóór 2016 te worden aangemerkt als aanvrager. Verder stelt de rechtbank vast dat tijdens de zitting duidelijk is geworden dat eiseres, naast een aanvraag om kinderbijslag over een periode in het verleden, ook een verzoek om herziening van het besluit van 2006 heeft willen doen. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder een fout heeft gemaakt waardoor er ten onrechte vanuit is gegaan dat eiseres en derde-partij co-ouders zijn.
9. Uit de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) volgt -kort gezegd- dat een aanvraag om kinderbijslag kan worden ingewilligd tot een jaar voorafgaand aan de aanvraag. Dit staat in artikel 14, derde lid, van de AKW. Eiseres heeft haar verzoek waarover het in deze procedure gaat, ingediend op 20 december 2019. Dit betekent dat haar verzoek zou kunnen worden ingewilligd tot maximaal een jaar daaraan voorafgaand, dus tot en met het laatste kwartaal van 2018. Toen was eiseres al geregistreerd als aanvrager van kinderbijslag. Dit was zij namelijk al vanaf het derde kwartaal van 2016. Eiseres kan via deze weg dus niet bereiken dat zij in de periode voorafgaand aan het derde kwartaal van 2016 wordt aangemerkt als aanvrager.
Dat kan ook niet als het verzoek van eiseres was beoordeeld als een verzoek om herziening van het besluit uit 2006. In het beleid van verweerder [1] staat dat bij een onjuist besluit als gevolg van een fout van verweerder, verweerder het recht op kinderbijslag aanpast met een maximale terugwerkende kracht van een jaar vanaf het moment waarop het verzoek om herziening is ontvangen. Verweerder verwijst hiervoor in zijn beleid naar artikel 14, derde lid, van de AKW. De wet beperkt de terugwerkende kracht tot maximaal één jaar. Het herzieningsverzoek van eiseres dateert van 20 december 2019. Dus zelfs als het klopt dat verweerder een fout heeft gemaakt op grond waarvan het herzieningsverzoek moet worden ingewilligd, zoals eiseres aanvoert, mag verweerder het recht op kinderbijslag niet aanpassen over een periode die ligt vóór het laatste kwartaal van 2018. Eiseres kan met haar (herzienings)verzoek daarom niet bereiken dat zij over de periode vóór het derde kwartaal van 2016 alsnog wordt aangemerkt als aanvrager van kinderbijslag. Dat ligt immers meer dan een jaar voor het herzieningsverzoek dat zij heeft ingediend. De vraag of verweerder een fout heeft gemaakt, hoeft daarom in dit geval niet beantwoord te worden.
10. Verweerder heeft het verzoek van eiseres om over de periode van 2006 tot het derde kwartaal van 2016 aangemerkt te worden als aanvrager van kinderbijslag terecht afgewezen.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. C. ten Klooster, griffier. De uitspraak is uitgesproken en bekend gemaakt op 10 november 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderddeze uitspraak mede teondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Beleidsregel SB1076, te vinden via: https://puc.overheid.nl/svb/doc/PUC_1076_20/11/