Op 10 november 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, een beschikking gegeven inzake een verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van betrokkene, geboren in 1972 in Suriname. Het verzoek is ingediend op 20 oktober 2020 en betreft de Wet zorg en dwang (Wzd) en de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op 27 oktober 2020 gehouden, waarbij de officier van justitie, de raadsman van betrokkene en betrokkene zelf aanwezig waren.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat aan de inhoudelijke criteria voor de machtiging is voldaan en heeft verzocht om de machtiging voor een periode van zes maanden te verlenen. De raadsman van betrokkene heeft het verzoek betwist, stellende dat de medische verklaring niet voldoet aan de formele vereisten en dat de informatie niet actueel is. De rechtbank heeft de medische verklaring beoordeeld en vastgesteld dat deze voldoet aan de vereisten van de Wzd, ondanks de bezwaren van de raadsman.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat betrokkene lijdt aan neurocognitieve stoornissen en dat er ernstig nadeel dreigt zonder opname. De rechtbank heeft de machtiging verleend voor de gevraagde zes maanden, tot en met 10 mei 2021. De beschikking is bij voorraad uitvoerbaar en moet binnen vier weken ten uitvoer worden gelegd. Tegen deze beschikking staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad.