ECLI:NL:RBMNE:2020:4857

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 november 2020
Publicatiedatum
10 november 2020
Zaaknummer
C/16/ 511112 /FA RK 20/6048 16/178613-19
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf op basis van de Wet zorg en dwang

Op 10 november 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, een beschikking gegeven inzake een verzoek van de officier van justitie tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van betrokkene, geboren in 1972 in Suriname. Het verzoek is ingediend op 20 oktober 2020 en betreft de Wet zorg en dwang (Wzd) en de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling op 27 oktober 2020 gehouden, waarbij de officier van justitie, de raadsman van betrokkene en betrokkene zelf aanwezig waren.

De officier van justitie heeft aangevoerd dat aan de inhoudelijke criteria voor de machtiging is voldaan en heeft verzocht om de machtiging voor een periode van zes maanden te verlenen. De raadsman van betrokkene heeft het verzoek betwist, stellende dat de medische verklaring niet voldoet aan de formele vereisten en dat de informatie niet actueel is. De rechtbank heeft de medische verklaring beoordeeld en vastgesteld dat deze voldoet aan de vereisten van de Wzd, ondanks de bezwaren van de raadsman.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat betrokkene lijdt aan neurocognitieve stoornissen en dat er ernstig nadeel dreigt zonder opname. De rechtbank heeft de machtiging verleend voor de gevraagde zes maanden, tot en met 10 mei 2021. De beschikking is bij voorraad uitvoerbaar en moet binnen vier weken ten uitvoer worden gelegd. Tegen deze beschikking staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Rechterlijke machtiging tot opname en verblijf (artikel 2.3, tweede lid, Wet forensische zorg (Wfz) jo. artikel 24 Wet zorg en dwang (Wzd))
Rekestnummer: C/16/ 511112 /FA RK 20/6048
Parketnummer: 16/178613-19
Beschikking van de rechtbank op het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf als bedoeld in artikel 24 Wzd, ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [1972] te distrikt [distrikt] (Suriname),
verblijvende te [verblijfplaats] te [woonplaats] ,
bijgestaan door zijn raadsman mr. J.P.J. Botterblom, advocaat te Nijkerk,
hierna te noemen: betrokkene.

1.Procesverloop

1.1.
De officier van justitie heeft verzocht een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van betrokkene te verlenen. Dit verzoekschrift is op 20 oktober 2020 bij de rechtbank binnengekomen. Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de politiegegevens en de strafvorderlijke en justitiële gegevens van betrokkene, die relevant kunnen zijn voor de beoordeling van het ernstig nadeel;
  • de medische verklaring van J. de Bruin, psychiater, van 28 mei 2020;
  • het advies van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) van 29 juni 2020;
  • een bericht via e-mail van [A] , verpleegkundig specialist, van 26 oktober 2020;
  • een bericht via e-mail van [B] , psychiater en geneesheer-directeur, van 27 oktober 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 27 oktober 2020 in het gebouw van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht.
1.3.
Ter zitting zijn aanwezig en worden gehoord:
  • betrokkene;
  • de raadsman van betrokkene;
  • de officier van justitie.

2.Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht een rechterlijke machtiging te verlenen tot de opname en het verblijf van betrokkene. Ten aanzien van de criteria van de rechterlijke machtiging heeft de officier van justitie verwezen naar het verzoekschrift. Uit het verzoek en de bijgevoegde stukken blijkt dat aan de inhoudelijke criteria wordt voldaan. Ter zitting heeft de officier van justitie het verzoekschrift aangevuld in die zin dat wordt verzocht de duur van de rechterlijke machtiging vast te stellen op 6 maanden.
Wat de formele vereisten betreft is de medische verklaring afkomstig van een onafhankelijk arts. Hoewel de arts is verbonden aan de zorgaanbieder is de arts niet betrokken bij de behandeling van cliënt. De officier van justitie verzoekt de rechtbank te anticiperen op komende wetgeving waarbij artikel 26 lid 7 van de Wzd zal vervallen.

3.Standpunt van betrokkene

De advocaat van betrokkene heeft aangevoerd dat het verzoek moet worden afgewezen. Het verzoek voldoet niet aan de formele vereisten en is inhoudelijk onvoldoende onderbouwd.
De medische verklaring van de psychiater voldoet niet aan de formele vereisten van de Wzd omdat de psychiater is verbonden aan de zorgaanbieder en dus niet onafhankelijk is. Bovendien is de door hem verstrekte informatie niet (meer) actueel omdat die dateert van 28 mei 2020. De nadere toelichting op de actuele omstandigheden, zoals die naar voren komt uit de e-mails van [A] en [B] , is niet afkomstig van de psychiater die de medische verklaring heeft opgesteld en is evenmin afkomstig van onafhankelijke deskundigen. De raadsman heeft aangevoerd dat het uit oogpunt van rechtszekerheid niet wenselijk is dat de rechtbank anticipeert op een komende wetswijziging van artikel 26 van de Wzd.
Er wordt niet voldaan aan de inhoudelijke vereisten van de wet omdat de medische verklaring geen onderbouwing of nadere motivering bevat van het risico op ernstig nadeel door zelfverwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Wat het overmatig alcoholgebruik betreft blijkt uit de informatie van de verpleegkundig specialist dat het de afgelopen tijd betrokkene goed is gelukt geen alcohol te gebruiken. De laatste positieve urinecontrole op alcoholgebruik dateert uit mei 2020. Er is dus een contra-indicatie dat overmatig alcoholgebruik zal leiden tot ernstig nadeel.

4.De ontvankelijkheid

4.1.
De rechtbank ziet zich in de eerste plaats gesteld voor de vraag of het verzoek van de officier van justitie is gebaseerd op een medische verklaring die voldoet aan de formele vereisten van de Wzd.
4.2.
Met ingang van 29 oktober 2020 is de Spoedreparatiewet Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de Wet zorg en dwang (Wvggz/Wzd) in werking getreden, zoals blijkt uit Staatsblad 2020, 404 en Staatsblad 2020, 407. Het betreft de Wet van 7 oktober 2020, houdende wijziging van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten ten einde de uitvoerbaarheid op punten te vergroten en enkele technische onvolkomenheden en omissies te herstellen.
De Spoedreparatiewet Wvggz/Wzd strekt er onder meer toe dat artikel 26 lid 7 van de Wzd vervalt. De arts die de medische verklaring afgeeft mag in dienst zijn van de zorgaanbieder waar cliënt is opgenomen. Wel dient de arts onafhankelijk van de zorgaanbieder te functioneren en mag deze gedurende één jaar geen zorg aan de cliënt hebben verleend.
4.3.
De rechtbank overweegt dat de Spoedreparatiewet Wvggz/Wzd geldende wetgeving is op het moment dat de rechtbank de rechterlijke machtiging verleent (te weten op 10 november 2020).
De vraag of de rechtbank bij het beoordelen van de medische verklaring dient te anticiperen op komende wetgeving is in zoverre niet meer relevant.
De rechtbank overweegt, met inachtneming van de Spoedreparatiewet Wvggz/Wzd, dat de medische verklaring voldoet aan de vereisten van de Wzd. De medische verklaring is opgesteld door een ter zake kundige arts die niet bij de zorg van cliënt betrokken is en onafhankelijk van de zorgaanbieder functioneert. Dat de psychiater in dienst is van de zorgaanbieder waar cliënt is opgenomen is niet meer van belang omdat artikel 26 lid 7 van de Wzd is komen te vervallen. Verder overweegt de rechtbank dat de medische verklaring voldoende actueel is, mede gelet op de aanvullende toelichting van 26 oktober 2020 en 27 oktober 2020. Dat deze aanvullende toelichtingen, die de medische verklaring inhoudelijk onderschrijven, niet door dezelfde psychiater is opgesteld, maakt dit niet anders nu – zo heeft de officier van justitie op de zitting toegelicht – de psychiater langdurig afwezig is.
4.4.
De rechtbank is, op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat het verzoek van de officier van justitie is gebaseerd op een medische verklaring die voldoet aan de formele vereisten van de Wzd.

5.Beoordeling

5.1.
Uit het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene zich verzet tegen de opname en het verblijf. De opname en het verblijf is dan ook onvrijwillig.
5.2.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat betrokkene lijdt aan neurocognitieve stoornissen op basis van niet aangeboren hersenletsel ten gevolge van alcoholgebruik en mogelijk ook hersentrauma. Er is sprake van een verstandelijke beperking, betrokkene functioneert intellectueel op zeer laag niveau.
5.3.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van ernstig nadeel zoals opgenomen in de medische verklaring:
“Betrokkene zal buiten een instelling en dus zonder begeleiding makkelijk terug kunnen vallen in overmatig alcoholgebruik, leidend tot een toename van impulsiviteit en agressief gedrag, in het bijzonder naar ex-partner. Daarnaast dreigt dan zelfverwaarlozing en maatschappelijke teloorgang.”
5.4.
De opname en het verblijf zijn noodzakelijk en geschikt om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden.
5.5.
Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstige nadeel te voorkomen of af te wenden.
5.6.
Wat namens betrokkene als verweer is aangevoerd maakt dit niet anders.
De rechtbank is van oordeel dat de medische verklaring voldoende is onderbouwd en gemotiveerd. Dat de diagnose summier wordt weergegeven doet niet af aan de betrouwbaarheid van de medische verklaring. Daarbij is van betekenis dat de diagnose aansluit bij bevindingen van psycholoog Burck en psychiater Veldman in de (gelijktijdig met dit verzoek behandelde) strafzaak.
Dat betrokkene er sinds mei 2020 in is geslaagd geen alcohol meer te drinken kan op dit moment niet leiden tot afwijzing van het verzoek. Betrokkene verblijft nu in een FPA en heeft buiten de afdeling alleen begeleide verloven, waardoor impulsief gedrag om tot aankoop en gebruik van alcohol over te gaan wordt voorkomen. Betrokkene heeft weliswaar een eerste stap in de goede richting gezet, maar nu de deskundigen hebben verklaard dat hij het risico op terugval in alcoholgebruik onderschat, acht de rechtbank het niet aannemelijk dat betrokkene op dit moment zonder het kader van de gedwongen opname in staat is om abstinent te blijven.
5.7.
De rechtbank komt tot de conclusie dat is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wet zorg en dwang. De rechterlijke machtiging tot opname en het verblijf zal dan ook worden verleend.
5.8.
De rechtbank zal de machtiging verlenen voor de gevraagde zes maanden, en deze geldt aldus tot en met
10 mei 2021.

6.Beslissing

De rechtbank:
- verleent een machtiging tot opname en verblijf ten aanzien van
[betrokkene] , geboren op [1972] te distrikt [distrikt] (Suriname);
- bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
10 mei 2021;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze rechterlijke machtiging is bij voorraad uitvoerbaar. De machtiging is geldig vanaf dagtekening en moet binnen vier weken ten uitvoer worden gelegd.
Deze machtiging is op 10 november 2020 gegeven door
mr. O.P. van Tricht, voorzitter,
mrs. C.S.K. Fung Fen Chung en S.R. van Breukelen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.E. van Wiggen-van der Hoek, griffier,
schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Mr. O.P. van Tricht en mr. S.R. van Breukelen zijn buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
Tegen de beschikking van deze rechtbank staat voor verzoeker beroep in cassatie bij de Hoge Raad open,
in te stellen door een advocaat middels het indienen van een verzoekschrift bij de griffie van de Hoge Raad,
binnen drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking.