4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Met betrekking tot hetgeen onder 1 is tenlastegelegd:
In de aangifte wordt onder meer het volgende vermeld:
“Vanavond, 22 juli 2019, liep ik in de hal bij de voordeur van mijn woning op [adres] te [woonplaats] . Ik zag opeens dat het gezicht van [verdachte] tegen het raam naast de deur gedrukt zat. Ik schrok hier heel erg van. Ik heb hierop de politie gebeld. Ongeveer een minuut later zag ik hem in de achtertuin staan. Ik hoorde hem schreeuwen en ik zag dat hij op het raam bonkte.”
Bij het beluisteren en uitkijken van de opname die aangeefster heeft gemaakt terwijl zij belde met 1-1-2, blijkt onder meer het volgende:
“A = aangeefster;
P = centralist politiemeldkamer;
O = opmerking verbalisant;
O: Verdachte hurkt weer voor deur en schreeuwt weer iets onverstaanbaars waarbij hij enkele malen tegen het raam slaat.
P: Ik hoor dat er op het raam wordt geklopt he?
A: Ja, hij is heel agressief
P: En wat zegt ie allemaal?
A: Hij knalt me neer.”
In een aanvullende verklaring heeft aangeefster onder meer het volgende verklaard:
“Hij heeft letterlijk gezegd "ik knal je neer."
Met betrekking tot hetgeen onder 2 is tenlastegelegd:
In een proces-verbaal van bevindingen van de wijkagent van aangeefster wordt onder meer het volgende vermeld:
“Op 28 maart 2019 omstreeks 15:30 kreeg de politie een melding dat [verdachte] agressief was in de woning [adres] . Er zou tussen [aangeefster] en [verdachte] een woordenwisseling hebben plaatsgevonden. De politie heeft [verdachte] verzocht weg te gaan, hetgeen hij uiteindelijk ook heeft gedaan.
Op donderdag 28 maart 2019 omstreeks 17.14 uur werd de politie wederom gestuurd naar het adres [adres] omdat [verdachte] heel agressief was naar [aangeefster] . Ter plaatse werd [verdachte] aangetroffen. Uit onderzoek bleek dat er sprake was van verbaal geweld.”
In de aangifte wordt onder meer het volgende vermeld:
“Op 29 maart 2019 heb ik [verdachte] uit laten schrijven. Hier is een conflict aan vooraf gegaan waar ik ook melding van gemaakt heb. Ik was helemaal klaar met onze relatie. [verdachte] kon en kan zich niet neerleggen bij de beëindiging van onze relatie. Hij blijft mij op allerlei manieren lastig vallen. Ik heb hier meerdere keren melding van gemaakt. De Politie is gekomen omdat [verdachte] niet weg wilde gaan. Ik heb [verdachte] geblokkeerd op Whats-App en Social Media. Hij valt mij echter ook lastig via andere personen. Ik was zangeres in een band. [verdachte] is op 10 juni 2019 naar een optreden gekomen. Op zaterdag 6 juli 2019 deblokkeerde ik [verdachte] . [verdachte] greep de gelegenheid direct weer om mij 11 keer te bellen.Ik ben doodsbang dat [verdachte] zijn bedreiging uit gaat voeren. Hij accepteert geen nee.“
“Vanavond, 22 juli 2019, liep ik in de hal bij de voordeur van mijn woning op [adres] te [woonplaats] . Ik zag opeens dat het gezicht van [verdachte] tegen het raam naast de deur gedrukt zat. Ik schrok hier heel erg van. Ik heb hierop de politie gebeld. Ongeveer een minuut later zag ik hem in de achtertuin staan. Ik hoorde hem schreeuwen en ik zag dat hij op het raam bonkte.”
Bij de aangifte is onder meer een bijlage gevoegd. Het betreft een scherm print waaruit blijkt dat aangeefster op 6 juli 2019 meerdere spraakoproepen heeft gemist.
Het betreft oproepen op de volgende tijdstippen: 6:38, 6:43, 6:44, 6:45, 6:55, 7:29 en 8:18 en 8:23 uur.
Verdachte heeft ter zitting onder meer het volgende verklaard:
“Het was heel duidelijk dat zij (aangeefster, toevoeging door de rechtbank) geen contact wilde, maar ik had moeite. Ik zocht in die tijd veel contact.”
Verdachte heeft tegenover de politie onder meer het volgende verklaard:
“V: Op welke manieren kom je met [aangeefster] in contact?
A: Whatsappen en bellen. Als ik haar bel dan neemt ze niet op en als ik haar whatsapp dan reageert ze wel. Ze heeft mij wel geblokkeerd en dan bel ik met mijn broertje telefoon of mijn neefje.”
Hoe vaak heb je haar gebeld met de telefoon van je broertje en/of neefje?
A: Iedere week.
V: Hoe vaak is dat in totaal geweest?
A: Dat is soms tien (10), soms twintig (20) of zelfs dertig (30) keer in de week en
doe dit met de telefoon van mijn broertje.
V: Bedoel je dan dagelijks dat je zoveel belt?
A: Nee dit verschilt per week.
V: Heb je [aangeefster] gebeld nadat ze heeft gezegd niet meer te bellen?
A: Toen heb ik haar niet meer gebeld, maar wel geappt.
V: Je hebt eerder verklaard aan dat je wel hebt gebeld, hoe vaak is dit geweest nadat
[aangeefster] heeft gezegd dat je niet moet bellen?
A: Ja dat heb ik met de telefoon van mijn broertje gedaan en ongeveer vijf (5) keer.
Laatste weken niet veel ik heb haar wel geappt en heb haar ongeveer vier (4) a vijf
(5) keer gebeld voor de hele week.
A: Ik heb haar (dochter, toevoeging door de rechtbank) gezien bij
een optreden van [aangeefster] , mijn dochter was er ook. Daar heb ik ze gezien.
C: [aangeefster] verklaarde dat zij op zondag 21 juli 2019 werd gebeld door een Surinaams
nummer, [telefoonnummer] en dat zij jou toen aan de telefoon kreeg.
V: Wat wil je hierover verklaren?
A: Ja dat is van mijn neefje geweest, want hij was met mij.
V: Als ik het goed begrijp bel jij met drie (3) nummer buiten je eigen nummer, klopt
dit?
A: Ja klopt, die van mijn broertje, broer en mijn neefje.”
Bewijsoverwegingen
Bedreiging - voldoende bewijs
Namens verdachte is aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is en/of dat de verklaringen van aangeefster onbetrouwbaar zijn. De rechtbank overweegt daarover als volgt.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar heeft bedreigd met de woorden ‘ik knal je neer’. Deze woorden zijn niet te horen op de camerabeelden omdat aangeefster pas daarna is gaan opnemen. Aangeefster heeft wel direct aangegeven dat verdachte (daarvoor) deze bedreigende woorden had geuit. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van aangeefster voldoende ondersteuning vinden in de context waarin de bedreigende woorden zijn geuit. Uit de camerabeelden blijkt dat verdachte duidelijk kwaad was en meermalen tegen aangeefster heeft gezegd dat hij haar uitdaagt. Ook is te horen dat de dochter van verdachte en aangeefster - die in de woning aanwezig was - erg bang was. Tenslotte blijkt uit het dossier dat verdachte zo hard stond te schreeuwen dat buurtbewoners erop af kwamen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zeker weet dat hij niet tegen aangeefster heeft gezegd dat hij haar neer zal knallen, maar de rechtbank vindt deze verklaring niet aannemelijk. De verklaring ter zitting staat in schril contrast tot zijn eerdere verklaring tegenover de politie die hij kort na het incident heeft afgelegd. Verdachte verklaarde, naar aanleiding van het beluisteren en bekijken van de camerabeelden en de verklaring van aangeefster dat verdachte heeft gezegd ‘ik knal je neer’, dat hij kwaad was en uit kwaadheid niet weet wat hij allemaal heeft gezegd, maar dat hij het niet meende.
De rechtbank is van oordeel dat de bedreiging van dien aard was en onder zodanige omstandigheden heeft plaatsgevonden dat in het algemeen een dergelijke vrees om het leven te verliezen opgewekt kon worden. Bij aangeefster kon de redelijke vrees ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd.
Dwang door een feitelijkheid
De rechtbank overweegt dat artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht ertoe strekt te voorkomen dat iemand op een wederrechtelijke manier in zijn vrijheid van handelen wordt beperkt doordat dwang ten aanzien van hem wordt uitgeoefend.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte, terwijl hij wist dat aangeefster geen contact meer met hem wilde, gedurende een viertal maanden naar haar woning is blijven komen terwijl hij onder invloed van alcohol en (verbaal) agressief was en haar is blijven bellen en haar berichten is blijven sturen. De rechtbank is van oordeel dat aangeefster, die samen met verdachte een dochter heeft, zich door deze handelingen van verdachte gedwongen voelde het contact met hem te dulden.