ECLI:NL:RBMNE:2020:4843

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 oktober 2020
Publicatiedatum
9 november 2020
Zaaknummer
C/16/509671 / FA RK 20-5524
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing zorgmachtiging op basis van Wvggz na beoordeling van plan van aanpak en betrokkenheid van omgeving

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 oktober 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis, met het oog op het verlenen van verplichte zorg. Betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat, heeft zich echter verzet tegen de zorgmachtiging en heeft een plan van aanpak ingediend, waaruit blijkt dat hij vrijwillig aan de zorg kan deelnemen.

Tijdens de mondelinge behandeling zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de mentor en begeleider van betrokkene, die benadrukten dat betrokkene goed meewerkt aan zijn behandeling en dat er voldoende ondersteuning vanuit zijn omgeving is. De rechtbank heeft vastgesteld dat het plan van aanpak voldoende mogelijkheden biedt om zorg op vrijwillige basis te verlenen, waardoor een zorgmachtiging niet noodzakelijk is. De rechtbank oordeelde dat de medische verklaring en de bevindingen van de geneesheer-directeur niet voldoende onderbouwd waren om de zorgmachtiging te rechtvaardigen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging afgewezen, met de overweging dat betrokkene al lange tijd stabiel is en dat zijn omgeving betrokken is bij zijn zorg. De rechtbank heeft de beslissing op 16 oktober 2020 mondeling gegeven en op 5 november 2020 schriftelijk ondertekend. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/509671 / FA RK 20-5524
Betrokkene nummer: [betrokkene nummer]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 16 oktober 2020, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene]
geboren op [geboortedatum] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende en verblijvende te [woon- en verblijfplaats] , [adres] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. A.R. Jaarsma.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 25 september 2020, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring d.d. 22 september 2020;
- de zorgkaart inclusief bijlagen;
- het zorgplan inclusief bijlagen;
- de bevindingen van de geneesheer directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ en de Wvggz;
- strafvorderlijke en justitiële gegevens.
1.2.
Op 8 oktober 2020 heeft de advocaat een opgesteld plan van aanpak van betrokkene aan de rechtbank toegezonden.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2020, in het gebouw van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht.
1.4.
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [A] , mentor en moeder van betrokkene;
- de heer [B] , begeleider van betrokkene;
- mevrouw [C] , psychiater (telefonisch).
1.5.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de
mondelinge behandeling te verschijnen.
1.6.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan.

2.De standpunten en de beoordeling

De standpunten
2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat om:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
j. opnemen in een accommodatie.
De officier verzoekt deze vormen van verplichte zorg voor de duur van zes maanden. De rechtbank leidt uit het verzoek af dat de zorg onder a en h eerst ambulant worden toegepast; de overige vormen van verplichte zorg zullen alleen klinisch worden toegepast.
2.2.
De advocaat pleit voor afwijzing van het verzoek, nu betrokkene zich verzet tegen een zorgmachtiging. Er kan uitvoering worden gegeven aan het opgestelde plan van aanpak. Verplichte zorg is dan ook niet noodzakelijk. Betrokkene heeft zich ten aanzien van de eerste zorgmachtiging in april van dit jaar gerefereerd aan het verzoek, maar dat toen al werd nagedacht over een plan van aanpak.
2.3.
De mentor van betrokkene vertelt dat er in haar ogen door de geneesheer-directeur onvoldoende serieus is gekeken naar het opgestelde plan van aanpak. Het plan van aanpak is op 23 september jl. besproken met de geneesheer-directeur. De geneesheer-directeur vond dat betrokkene te weinig ziektebesef en intrinsieke motivatie voor zijn behandeling had om op basis van het plan van aanpak zonder een zorgmachtiging verder te gaan. De mentor licht toe dat deze indruk echter samenhangt met het autisme van betrokkene. Betrokkene kan hierdoor niet altijd adequaat antwoorden en geeft een wenselijk of kort antwoord op voor hem moeilijke vragen, om daarvan af te zijn. Zo vroeg de geneesheer-directeur of betrokkene het plan van aanpak kende waarop hij antwoordde dat dat niet zo was. Terwijl betrokkene het wel degelijk kende. Het gaat al een hele lange tijd goed met betrokkene. Hij neemt vrijwillig deel aan de behandeling en de medicatie inname verloopt probleemloos. De begeleider ziet betrokkene bijna dagelijks en gaat mee naar alle muzieklessen, maar ook op tournee en op vakantie gaat hij mee. De begeleider van betrokkene voegt hieraan toe dat de omgeving ontzettend betrokken is. Mocht het met de uitvoering van het plan van aanpak toch mis gaan, dan zijn er voldoende mogelijkheden om in te kunnen grijpen. Niemand zal betrokkene aan zijn lot overlaten. Zittingen als deze leveren betrokkene heel veel stress en spanning op, verklaart de begeleider ten slotte.
2.4.
De psychiater vertelt dat betrokkene zijn medicatie goed inneemt en al lange tijd stabiel is, maar dat er in het verleden wel een aantal nadelige ontregelingen zijn geweest. Ten aanzien van het plan van aanpak vertelt de psychiater dat het inhoudelijk goed is en in feite overeenkomt met de manier waarop de zorg op dit moment wordt vormgegeven en zoals die ook vorm moet blijven krijgen. Het doel van de verzochte zorgmachtiging is ook om die zorg te consolideren. Wanneer de zorg daadwerkelijk ook in de toekomst wordt uitgevoerd zoals in het plan van aanpak staat beschreven, kan dit dan ook op zichzelf in plaats van een zorgmachtiging kunnen komen. De psychiater heeft er vertrouwen in dat dat in dit geval ook zal gebeuren. Een bezwaar tegen het plan van aanpak is echter dat de indruk van de geneesheer-directeur was dat het is opgesteld door de omgeving van betrokkene en niet in de eerste plaats door betrokkene zelf. Daarnaast is een plan van aanpak ook voor de instelling nieuw, en is het bij een plan van aanpak en het ontbreken van een zorgmachtiging voor de instelling spannend dat niet meteen kan worden ingegrepen als betrokkene zijn medicatie niet inneemt en het mis dreigt te gaan, aldus de psychiater.
De beoordeling
2.5.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, met name in de vorm van een neurobiologische ontwikkelingsstoornis.
2.6.
Deze stoornis leidt bij betrokkene tot ernstig nadeel, gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang of de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Om ernstig nadeel af te wenden of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
2.7.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het plan van aanpak als volgt.
Op grond van artikel 5:5 Wvggz heeft betrokkene de mogelijkheid om samen met familie of naasten een eigen plan van aanpak op te stellen. Het plan van aanpak bevat een beschrijving van de vrijwillige zorg en ondersteuning die de familie en naasten bereid zijn te geven aan betrokkene, alsmede een eigen inbreng die betrokkene wil dan wel kan leveren om verplichte zorg te voorkomen. De mogelijkheid voor de betrokkene om een eigen plan van aanpak te maken is een concrete uitwerking van de gedachte dat betrokkene zoveel mogelijk, met behulp van de eigen omgeving en het eigen netwerk, de regie kan uitoefenen over zijn/haar eigen leven en dat zo veel als mogelijk zorg op basis van vrijwilligheid wordt geboden en verplichte zorg zo veel mogelijk wordt voorkomen. [1] De rechtbank overweegt dat hieruit volgt dat niet beoogd is dat het plan van aanpak alleen door betrokkene zelf wordt opgesteld, maar dat hij dit samen met zijn familie en naasten doet, wanneer die onderdeel zijn van de in het plan van aanpak op te nemen zorg. Dat zal in de meeste gevallen aan de orde zijn, waardoor in de meeste gevallen het plan van aanpak een gezamenlijk product is van een betrokkene en zijn omgeving. Afhankelijk van de aard en uiting van een stoornis, en afhankelijk van de beoogde betrokkenheid bij en rol van de familie en naasten bij de zorg, zal het zwaartepunt meer of minder bij betrokkene dan wel zijn omgeving komen te liggen. De rechtbank is in dit geval van oordeel dat het plan van aanpak voldoende ‘van betrokkene’ is en dat niet gezegd kan worden dat hij niet de intrinsieke wens heeft om op basis van dat plan de aan hem te verlenen zorg in te richten.
2.8.
De rechtbank constateert dat in de medische verklaring geen beoordeling is gemaakt van het plan van aanpak, zoals artikel 5:9, derde lid, Wvggz, voorschrijft, en in de bevindingen van de geneesheer-directeur wordt niet conform artikel 5:15, eerste lid, Wvggz, beoordeeld of het plan van aanpak voldoet aan het uitgangspunt dat geen ernstig nadeel ontstaat. De geneesheer-directeur, en vervolgens de officier van justitie hebben in het plan van aanpak hoe dan ook onvoldoende aanleiding gezien om de voorbereiding van een zorgmachtiging te staken.
2.9.
Ondanks de ontbrekende beoordeling van het plan in de medische verklaring en in de bevindingen van de geneesheer-directeur is de rechtbank van oordeel dat met het overgelegde plan van aanpak een zorgmachtiging kan worden voorkomen, zoals dat is geformuleerd in artikel 5:5, eerste lid, Wvggz. Daartoe overweegt de rechtbank dat er met het plan van aanpak voldoende mogelijkheden zijn om zorg te verlenen op basis van vrijwilligheid, waardoor geen toepassing kan worden gegeven aan artikel 3:3, eerste lid, Wvggz. Betrokkene neemt zijn medicatie goed in en is hij al lange tijd stabiel. Verder heeft psychiater verklaard dat de zorg zoals die in het plan van aanpak is opgenomen gelijk is aan de zorg die op basis van een zorgmachtiging zou worden verleend. De rechtbank overweegt dat betrokkene deze hulp al lange tijd aanvaardt en heeft geen reden om aan te nemen dat hij dit niet zal blijven doen. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat de moeder (die ook de mentor is) en begeleider van betrokkene hebben aangegeven tijdig aan de bel te zullen trekken als betrokkene zich onverhoopt onttrekt aan de zorg die is beschreven in het plan van aanpak, of als het om andere redenen minder goed gaat met hem. De rechtbank zal het verzoek dan ook afwijzen.

3.Beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Deze beschikking is op 16 oktober 2020 mondeling gegeven door mr. T. Dopheide, rechter en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van mr. L.M.F. Crijns als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 5 november 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Voetnoten

1.Kamerstukken II 2013/2014, 32 399, nr. 10, p. 45.