Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[gedaagde] B.V.,
1.De procedure
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord in conventie en van voorwaardelijke eis in reconventie,
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in voorwaardelijke reconventie,
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in voorwaardelijke reconventie,
- de conclusie van dupliek in voorwaardelijke reconventie.
2.De beoordeling
“Het voertuig was warm en volgens de consument komt het horten en stoten voor bij koude motor. Tijdens de proefrit was er geen sprake van horten of stoten en schakelde de versnellingsbak correct.”[A] beschouwt vervolgens welke versnellingsbak is toegepast in de Dacia van [eiser] (een
“Easy-R”) en schrijft daarover:
“Een dergelijke transmissie is aanzienlijk goedkoper dan een echte automaat, maar is niet zo geraffineerd als de gemiddelde moderne automaat. Vanuit stilstand heeft de transmissie wat bedenktijd nodig om in actie te komen en het schakelen gaat bepaald niet ongemerkt en traag als het gas wat fors bediend wordt.”. [A] concludeert tenslotte:
“Tijdens de proefrit heeft de deskundige geen horten en stoten waargenomen. Het is deskundige bekend dat zeker bij een koude motor het voertuig bij het optrekken wil horten en stoten. Dit is inherent aan de constructie van deze versnellingsbak en koppeling.”. Met andere woorden, [A] beaamt het standpunt van [gedaagde] .
“Tussenadvies”onder
“Het horten en stoten”:
“De deskundige heeft dit niet waargenomen, maar wel vastgesteld dat de gemonteerde gerobotiseerde versnellingsbak een afwijkende werking heeft vergeleken bij een gewone automatische versnellingsbak of een DSG. Van een gebrek is echter geen sprake. De commissie volgt dit oordeel van de deskundige. Dit leidt ertoe dat dit onderdeel van de klacht van de consument wordt afgewezen.”(productie 8 van [eiser] ). De Geschillencommissie blijft bij haar eindadvies voor dit punt bij haar oordeel in het tussenadvies (zie het
“Bindend Advies”van 25 september 2019, productie 9 van [eiser] ).
“Om uit te sluiten dat ondernemer[ [gedaagde] , kantonrechter]
de rijeigenschappen verkeerd heeft beoordeeld, en dus ook uit te sluiten dat het niet om een producteigenschap zou gaan, heeft hij de auto andermaal bij Dacia Nederland aangeboden. Dacia Nederland heeft na een grondig onderzoek vastgesteld dat deze auto geen rijeigenschappen bezit die afwijken van andere Dacia Logan MCV’s. De conclusie was dat een auto van dit merk, type en transmissie zich hoort te gedragen zoals de onderzochte auto. Volgens Dacia Nederland is dit nu eenmaal ‘hoe een Dacia Logan MCV is’.”(zie de brief van [gedaagde] aan de Geschillencommissie van 14 maart 2019, productie 5 van [eiser] ). Dus specifiek de Dacia van [eiser] is door de importeur gezien, en beoordeeld als een producteigenschap (geen gebrek). In redelijkheid heeft dit gegeven kunnen bijdragen aan de conclusie van de Geschillencommissie dat het horten en stoten van de Dacia van [eiser] geen gebrek is.
“Bovendien heeft de ondernemer voor aanschaf van de auto uitdrukkelijk geadviseerd om een proefrit te maken, omdat consument voorheen een Volkswagen Caddy had met DSG-automaat, die wezenlijk andere rijeigenschappen heeft. Daarna heeft consument een (vermoedelijk te korte) proefrit gemaakt, en daarna de auto gekocht. Doordat consument heeft proefgereden, had hij met de eigenschappen van de automaat van de auto bekend kunnen en moeten zijn.”. [eiser] maakt niet duidelijk of hij dit bij de procedure naar behoren heeft tegengesproken, dus de kantonrechter gaat ervan uit van niet. De Geschillencommissie heeft dus in redelijkheid (kennelijk impliciet) kunnen beoordelen dat, gezien het feit dat het horten en stoten een producteigenschap is, [eiser] daarmee bekend was of had moeten zijn.