In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 4 november 2020, staat de afwikkeling van de eindafrekening van een werknemer centraal. De werknemer, aangeduid als [eiser], heeft een arbeidsovereenkomst gehad met de besloten vennootschap [gedaagde] B.V. De procedure is gestart na de beëindiging van het dienstverband, waarbij de werknemer vorderingen heeft ingesteld met betrekking tot de eindafrekening en de verplichtingen van de werkgever. Een belangrijk aspect van de zaak is de wisseling van rechtsvorm van een eenmanszaak naar een vennootschap, en de vraag of de vennootschap ook verantwoordelijk is voor de verplichtingen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst die vóór de oprichting van de vennootschap zijn ontstaan.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een doorlopend dienstverband, waarbij de vennootschap de rechten en verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst heeft overgenomen. Dit betekent dat [gedaagde] ook verantwoordelijk is voor de aanmelding van de werknemer bij het UWV en het pensioenfonds, inclusief de afdracht van de bijbehorende premies. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] in de periode vóór de oprichting van de vennootschap ook als werkgever kan worden aangemerkt, en dat er geen onderbreking in het dienstverband is geweest.
Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat [gedaagde] de vakantietoeslag en verlofuren correct moet afrekenen en dat de jaaropgave over 2017 nog moet worden opgesteld. De rechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot het betalen van een dwangsom bij niet-nakoming van de verplichtingen, en heeft de proceskosten toegewezen aan de eiser. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van werkgevers bij de afwikkeling van arbeidsovereenkomsten, vooral in situaties van rechtsvormwijzigingen.