8.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf en maatregel rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken. Daarnaast heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en bij straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft gedurende een periode van drie maanden deelgenomen aan een criminele organisatie die als oogmerk had het plegen van druggerelateerde misdrijven. Verdachte dealde cocaïne en heroïne en vlak voor zijn aanhouding is ruim 15 gram cocaïne in zijn woning aangetroffen. Daarmee is verdachte medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten van drugshandel en -gebruik op de samenleving. Cocaïne en heroïne zijn stoffen die sterk verslavend werken en schadelijk zijn voor de gezondheid. Daarnaast gaat het dealen van drugs gepaard met een hoop overlast en gevoelens van onveiligheid in de buurt. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich niet heeft bekommerd om deze gevolgen, maar slechts heeft gehandeld uit winstbejag. Daarnaast houdt de rechtbank er in het nadeel van verdachte rekening mee dat verdachte niet enkel een ‘straatdealer’ was, maar dat hij deel uitmaakte van een organisatie die harddrugs leverde aan andere dealers.
Gelet op de ernst van de feiten, alsmede vanuit het oogpunt van generale preventie, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een straf die geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf met zich brengt.
Persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de justitiële documentatie (strafblad) van verdachte van 29 april 2020. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Deze omstandigheid wordt niet in het voor- of nadeel van verdachte meegewogen bij het bepalen van de straf.
De reclassering heeft op 29 mei 2020 gerapporteerd over verdachte. Uit het rapport blijkt dat er zorgen zijn over zijn toekomst, nu verdachte al jaren schulden heeft, maar geen werk of andere structurele dagbesteding. Daarnaast lijkt hij negatief te worden beïnvloed door mensen in zijn sociale omgeving. Enkel praktische ondersteuning is volgens de reclassering niet voldoende om herhaling te voorkomen. De reclassering heeft daarom geadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden onder meer een meldplicht en een CoVa gedragsinterventie. Daarnaast zou verdachte in het kader van de bijzondere voorwaarden moeten meewerken aan een intelligentieonderzoek, schuldhulpverlening en begeleiding gericht op dagbesteding. Verdachte heeft ter terechtzitting te kennen gegeven dat hij bereid is om mee te werken aan alle door de reclassering geadviseerde én door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting meegedeeld dat verdachte in de maanden voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling van de onderhavige zaak meer openheid van zaken heeft gegeven en kenbaar heeft gemaakt dat hij wil stoppen met zijn activiteiten in de drugshandel. Verdachte is daarom ingegaan op het aanbod van de officier van justitie om deel te nemen aan het project ‘Straatwaarde’ van de Veiligheidscoalitie Midden-Nederland. Dit project is onderdeel van het Actieplan tegen ondermijnende drugscriminaliteit in Midden-Nederland en kent twee sporen:
- repressief: het aanpakken van sleutelfiguren in de wijk door het Quick Response Team om zichtbaar te maken dat de cocaïnehandel niet loont;
- preventief: een pakket aan interventies om te voorkomen dat jongeren de cocaïnehandel worden ingezogen.
Verdachte heeft in het kader van dit project in detentie al meerdere gesprekken gevoerd met zijn (project)begeleider. Deze begeleider heeft zowel aan de officier van justitie als aan de reclassering meegedeeld dat hij tijdens die gesprekken de indruk heeft gekregen dat verdachte oprecht en zeer gemotiveerd is om zijn leven een positieve wending te geven en afstand te nemen van het criminele milieu waarin hij zich voor zijn detentie bevond. De rechtbank houdt hier in het voordeel van verdachte rekening mee bij het bepalen van de (hoogte van de) straf.
Straf en maatregel
Zoals reeds overwogen is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf moet worden opgelegd. Gelet op het rapport van de reclassering en de gemotiveerde houding van verdachte zoals gebleken ter terechtzitting, acht de rechtbank het wenselijk om een groot deel van die straf in voorwaardelijke zin op te leggen, zodat hulpverlening en begeleiding zo snel mogelijk kan worden opgestart. De rechtbank zal de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden dan ook aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf verbinden. Daarnaast zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde opleggen dat verdachte zich moet houden aan een dagrooster. Zoals door de officier van justitie betoogd, vindt drugshandel veelal plaats vanaf de namiddag tot diep in de nacht. Het is daarom van belang dat door middel van een dagrooster structuur in het leven van verdachte wordt aangebracht. Op de naleving van deze voorwaarde zal gedurende de eerste zes maanden van de proeftijd toezicht worden gehouden middels elektronische controle (een enkelband). De rechtbank acht deze vrijheidsbeperkende voorwaarde passend en geboden, vanwege de ernst van de feiten en het maatschappelijk en persoonlijk belang van verdachte bij naleving van deze voorwaarde.
Alles afwegende zal de rechtbank verdachte – conform de vordering van de officier van justitie – veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank zal alle door de officier van justitie gevorderde bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf verbinden.
De raadsman heeft de rechtbank verzocht verdachte een lagere gevangenisstraf op te leggen, gelet op de samenhang tussen de feiten 1 en 3. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met het onderlinge verband en de samenhang tussen de bewezen verklaarde feiten. Gelet op al hetgeen hiervoor is afgewogen ziet de rechtbank echter geen aanleiding om een lagere straf op te leggen.
Maatregelen als bedoeld in artikel 38v Sr
Uit het reclasseringsrapport en hetgeen ter terechtzitting is besproken blijkt dat verdachte beïnvloedbaar is en afstand wil nemen van de criminele omgeving waarin hij zich bevond. De verdediging heeft zich daarom ook niet verzet tegen de door de officier van justitie gevorderde contactverboden met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Om te voorkomen dat verdachte opnieuw de fout in zal gaan, zal de rechtbank verdachte contactverboden opleggen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als bedoeld in artikel 38v Sr. Dat betekent dat verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact mag hebben met zijn medeverdachten. Bij het bepalen van de duur van de contactverboden is rekening gehouden met de duur van de gevangenisstraffen die op 23 juni 2020 aan de medeverdachten zijn opgelegd, alsmede met het feit dat medeverdachte [medeverdachte 1] de broer is van verdachte. Het contactverbod met medeverdachte [medeverdachte 2] geldt voor de duur van twee jaren en het contactverbod met medeverdachte [medeverdachte 1] is beperkt tot één jaar.
Voor iedere keer dat verdachte één van deze verboden overtreedt, zal vervangende hechtenis van één week worden toegepast. De rechtbank zal bevelen dat de maatregelen ex artikel 38v dadelijk uitvoerbaar zijn, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen als hij na detentie contact zal opnemen met zijn medeverdachten.