ECLI:NL:RBMNE:2020:4815

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 oktober 2020
Publicatiedatum
6 november 2020
Zaaknummer
16/012007-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel door in slaap vallen achter het stuur

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, stond de verdachte terecht voor het veroorzaken van een verkeersongeval op 11 oktober 2018 te Amerongen, waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank heeft op 15 oktober 2019 uitspraak gedaan na een zitting op 1 oktober 2019. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van het primair ten laste gelegde feit, namelijk het veroorzaken van een ongeval door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, omdat zij in slaap was gevallen achter het stuur. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de vermoeidheid de verdachte plotseling overviel en dat zij geen kans had om haar auto veilig aan de kant te zetten.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet aanmerkelijk onvoorzichtig had gehandeld, omdat niet was gebleken dat zij zich vermoeid voelde voordat zij in de auto stapte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte slechts één moment onoplettend was geweest, wat niet voldoende was om te spreken van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar het subsidiaire feit, het veroorzaken van gevaar op de weg, werd wel bewezen verklaard.

De rechtbank legde een taakstraf op van 80 uren en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden op, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernstige gevolgen van het ongeval voor het slachtoffer, maar ook met het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor een strafbaar feit. De uitspraak benadrukt de nuances in verkeersrecht en de beoordeling van schuld bij verkeersongevallen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/012007-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 oktober 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1960] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 oktober 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen verdachte en mr. D. van den Broek, advocaat te Utrecht, alsmede het slachtoffer [slachtoffer] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:op 11 oktober 2018 op de Bergweg te Amerongen met een motorrijtuig een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt ten gevolge waarvan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen;
subsidiair: met een motorrijtuig gevaar en/of hinder op de weg heeft veroorzaakt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Verdachte heeft een frontale botsing veroorzaakt door op de verkeerde weghelft terecht te komen. Verdachte heeft verklaard dat zij in slaap is gevallen. Op de Bergweg is zij gaan zingen om te voorkomen dat zij helemaal zou wegvallen. Verdachte had echter haar auto langs de kant van de weg kunnen en moeten parkeren en dan had dit ongeval voorkomen kunnen worden. Hierdoor heeft verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend gehandeld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. Verdachte heeft geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat ze in slaap zou kunnen vallen en had hier ook geen rekening mee hoeven houden. De vermoeidheid kwam plotseling opzetten en heeft verdachte totaal overvallen. Verdachte is gaan zingen om wakker te blijven. De auto snel aan de kant zetten was op dat moment geen optie omdat ze al op de Bergweg reed. Daar de auto neerzetten zou ook tot een zeer gevaarlijke situatie hebben geleid. Binnen enkele seconden nadat verdachte overvallen werd door moeheid, vond het ongeval plaats.
De raadsvrouw refereert zich ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak primaire feit (artikel 6 Wegenverkeerswet 1994)
Bij de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.(vergelijk: HR 1 juni 2004, NJ 2005, 252).
Verdachte had de dag voor het ongeval een vermoeiende dag gehad en de nacht voor het ongeval onrustig en slechts twee uur geslapen. Niet is echter gebleken dat verdachte zich vermoeid voelde toen zij in haar auto stapte en het onverantwoord was dat zij ging rijden. De raadsvrouw heeft ten behoeve van de zitting van 1 oktober 2019 een e-mail bericht van 15 juni 2019 van de heer [getuige] overgelegd waarin hij de verklaring van verdachte hierover heeft bevestigd; hij heeft aangegeven dat het hem niet is opgevallen dat er in die ochtend van 11 oktober 2018 sprake was van vermoeidheid of verminderde nachtrust bij verdachte.
De rechtbank heeft voorts niet kunnen vaststellen hoe lang verdachte tegen de slaap heeft gevochten toen ze daardoor overvallen werd en of zij mogelijkheden had om de auto tijdelijk langs de kant van de weg te parkeren. Het is voor de rechtbank aannemelijk dat, zoals de raadsvrouw stelt, deze locatie - de Bergweg/Amerongseberg - zich er niet voor leende om de auto langs de kant te parkeren. Dit geldt te meer nu het slachtoffer mevrouw [slachtoffer] , die in tegenovergestelde richting kwam aanrijden, ook heeft verklaard dat aan de zijde van de weg geen mogelijkheid voor haar was om uit te wijken omdat er een verhoging in de berm zat en er een bomenreeks dicht naast elkaar en dicht aan de zijde van de weg aanwezig was. Dat er wellicht, vanuit verdachte bezien ná de plaats van het ongeval mogelijkheden waren om te parkeren – zoals door de officier van justitie gesteld – doet hier niet aan af.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het proces-verbaal en het verhandelde ter terechtzitting niet méér is komen vast te staan dan dat verdachte één moment onoplettend is geweest doordat zij in slaap is gevallen, waardoor zij op de verkeerde weghelft is geraakt. Deze enkele verkeersfout valt niet als aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend rijgedrag in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 te kwalificeren, hoe ernstig de gevolgen van het ongeval ook zijn voor het slachtoffer. De verdachte moet daarom van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1] ten aanzien van het subsidiaire feit (artikel 5 Wegenverkeerwet 1994)
De rechtbank is, op grond van de volgende bewijsmiddelen, van oordeel dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 1 oktober 2019 verklaard dat zij op 11 oktober 2018 op de Bergweg reed richting Amerongen en dat zij ineens heel moe werd. Zij probeerde de vermoeidheid de baas te worden door te gaan zingen. Voordat zij er erg in had, is zij in slaap gevallen en op de verkeerde weghelft terecht gekomen, waar net mevrouw [slachtoffer] kwam aanrijden, waardoor verdachte een ongeluk heeft veroorzaakt. [2]
Het slachtoffer [slachtoffer] reed een bocht naar links en zag uit de andere bocht een blauwe personenauto van het merk BMW tegemoet komen. Zij zag dat deze BMW vervolgens de bocht nam en daarna rechtdoor reed en niet de bocht instuurde waar zij vandaan kwam. Zij zag dus dat de personenauto van het merk BMW op haar weghelft reed. Op het laatste moment toen de personenauto echt niet meer terug de eigen weghelft op
ging, heeft zij een noodstop gemaakt en heeft daarbij de koppeling met haar linkervoet
ingedrukt. Vervolgens waren haar airbags uit. [3]
Uit het proces-verbaal verkeersongevallen analyse blijkt dat op donderdag 11 oktober 2018, omstreeks 12.52 uur, er een ongeval had plaatsgevonden op de Bergweg te Amerongen, gemeente Utrechtse Heuvelrug. De bestuurster van een BMW rijdende op de Bergweg komende uit de richting van de Dwarsweg en gaande in de richting van de Jan van Zutphenweg was frontaal gebotst op een haar tegemoet komende bestuurster van een Seat. Bij dit ongeval raakten beide bestuursters gewond en werden vervoerd naar het ziekenhuis. [4] De bestuurster van voertuig 1 (de rechtbank leest: verdachte) hield niet zoveel mogelijk rechts en kwam met haar voertuig op het weggedeelte bestemd voor het tegemoetkomende verkeer. Aldaar botste zij frontaal op voertuig 2 (de rechtbank leest het slachtoffer [slachtoffer] ). Beide voertuigen kwamen gezien vanuit de rijrichting van voertuig 1 aan de linkerzijde van de rijbaan en linkerberm tot stilstand. [5]

5 BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
op 11 oktober 2018 te Amerongen, gemeente Utrechtse Heuvelrug als bestuurder van een voertuig, daarmee rijdende op de weg, Bergweg, in slaap
is gevallenen daardoor op de verkeerde weghelft is blijven rijden waardoor haar voertuig in botsing kwam met het
voertuig van het slachtoffer, door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, en het verkeer op die weg werd gehinderd.
Voor zover in de tenlastelegging taal en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
subsidiair: overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN/OF MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde te veroordelen tot:
- een taakstraf van 120 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis;
- een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte erg geschrokken is van het ongeval en dat zij zich vreselijk schuldig voelt. Verdachte wilde graag in contact komen met mevrouw [slachtoffer] en haar excuses aanbieden, maar heeft er respect voor dat het slachtoffer hier geen behoefte aan heeft.
Aangezien verdachte het financieel niet breed heeft, is een taakstraf voor haar minder belastend dan een geldboete. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte haar rijbewijs nodig heeft voor het oppassen bij haar kleinkinderen. Verdachte heeft nooit eerder een verkeersovertreding begaan. De raadsvrouw heeft dan ook verzocht geen ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is met haar personenauto van haar eigen weghelft op die voor tegemoet komend verkeer geraakt en vervolgens in botsing gekomen met haar tegenligger mevrouw [slachtoffer] . Bij [slachtoffer] is ten gevolge van het ongeval een zeer groot nadeel ontstaan. Zij heeft, doordat zij ten gevolge van het verkeersongeval een verbrijzelde voet, een gebroken voet, gebroken nekwervel, gebroken ribben en gebroken knieschijf heeft opgelopen, blijvende beperkingen opgelopen waardoor zij nooit meer kan functioneren zoals voor het ongeval. Van een actieve jonge vrouw is zij – zoals zij dat beschrijft – gedegradeerd tot toeschouwer aan de zijlijn met de mobiliteit van een bejaarde. Dagelijks wordt zij hiermee geconfronteerd. De prognose is dat de situatie, vanwege de artrose in haar voet, binnen 1 à 2 jaar verder zal verslechteren.
Alhoewel de rechtbank heeft geoordeeld dat het ongeval niet aan de schuld van verdachte is te wijten in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, houdt zij met deze ernstige gevolgen wel rekening bij de strafoplegging. Tegelijkertijd houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank acht om deze reden een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen ook niet op zijn plaats. Wel ziet de rechtbank aanleiding deze ontzegging in de voorwaardelijke vorm op te leggen met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is zij van oordeel dat een werkstraf een passende sanctie is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en
  • 5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 80 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis;
- ontzegt verdachte ter zake van het bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden;
- bepaalt dat de ontzegging niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaar gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.S.K. Fung Fen Chung, voorzitter, mrs. G. Perrick en A.A.T. Werner, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Soeteman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 oktober 2019.
Mr. Perrick is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 11 oktober 2018 te Amerongen, gemeente Utrechtse
Heuvelrug als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een
motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Bergweg, zich zodanig
heeft gedragen dat een aan haar schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend te rijden, door niet (voortdurend) de controle over haar
auto te hebben en/of te houden en/of in slaap te vallen en daardoor op
de verkeerde weghelft te (blijven) rijden (waardoor haar voertuig in
botsing kwam met het voertuig van het slachtoffer),
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk
letsel, te weten een gebroken knieschijf, een gebroken voet, een
gebroken ribbeen en/of een gebroken nek, of zodanig lichamelijk letsel
werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
( art 6 Wegenverkeerswet 1994 )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 11 oktober 2018 te Amerongen, gemeente Utrechtse
Heuvelrug als bestuurder van een voertuig, daarmee rijdende op de weg,
Bergweg, in slaap te vallen en daardoor op de verkeerde weghelft te
(blijven) rijden (waardoor haar voertuig in botsing kwam met het
voertuig van het slachtoffer), door welke gedraging(en) van verdachte
gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt,
en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden
gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden,
voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in
dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
( art 5 Wegenverkeerswet 1994 )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 4 januari 2019, genummerd PL0900-2018293305, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 65. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 oktober 2019.
3.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer [slachtoffer] , pagina 18.
4.Proces-verbaal verkeersongevallenanalyse 2018293305-VOA, pagina 30.
5.Proces-verbaal verkeersongevallenanalyse 2018293305-VOA, pagina 63.