ECLI:NL:RBMNE:2020:4814

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 oktober 2020
Publicatiedatum
5 november 2020
Zaaknummer
510756
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 oktober 2020 een beschikking gegeven inzake de voortzetting van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had verzocht om de voortzetting van de op 14 oktober 2020 opgelegde crisismaatregel voor de betrokkene, geboren in 1964 in Suriname. De mondelinge behandeling vond plaats via Skype, conform de coronamaatregelen, waarbij de betrokkene, de behandelend psychiater en de advocaat gehoord werden. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, veroorzaakt door een psychische stoornis, en dat de verzochte vormen van verplichte zorg noodzakelijk waren om dit nadeel af te wenden. De rechtbank verleende een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel voor een periode van drie weken, met specifieke vormen van verplichte zorg, waaronder het toedienen van medicatie en het beperken van de bewegingsvrijheid. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter E.A.A. van Kalveen en is schriftelijk uitgewerkt op 22 oktober 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/510756 / FA RK 20-5913
Betrokkenenummer: [betrokkenenummer]
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 16 oktober 2020naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene]
geboren op [geboortedatum] 1964, te [geboorteplaats] Suriname,
wonende te [woonplaats] ,
verblijvende te [verblijfplaats] , afdeling [naam afdeling] te [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. S.J. Daniels.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 15 oktober 2020, heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 14 oktober 2020 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn (onder meer) de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 14 oktober 2020;
  • de medische verklaring van 14 oktober 2020;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wvgzz.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2020. Vanwege de Coronamaatregelen, heeft de mondelinge behandeling via Skype plaatsgevonden, conform de Algemene Regeling Zaaksbehandeling Rechtspraak. Daarbij zijn gehoord:
- betrokkene,
- de heer [A] , behandelend psychiater,
- de advocaat.
Verder was er een begeleider aanwezig bij betrokkene. Betrokkene zat in de isoleercel en had alleen een geluidsverbinding, omdat het niet mogelijk was om daar ook een beeldverbinding tot stand te brengen. Ook de psychiater en de advocaat hadden alleen een geluidsverbinding, omdat het niet lukte om een beeldverbinding tot stand te brengen. Zij bevonden zich beiden in een afzonderlijke ruimte. De rechter en de griffier bevonden zich in het gerechtsgebouw van de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht.
1.3.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de mondelinge behandeling te verschijnen.
1.4.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en een kennisgeving mondelinge uitspraak aan de advocaat van betrokkene, aan de vertegenwoordiger van de instelling en aan de officier van justitie verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In de crisismaatregel waarvan de officier van justitie voortzetting vraagt, zijn de volgende vormen van verplichte zorg, als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz, opgenomen:
toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
beperken van de bewegingsvrijheid;
insluiten;
uitoefenen van toezicht op betrokkene;
onderzoek aan kleding of lichaam;
onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
j. opnemen in een accommodatie.
2.2.
Betrokkene vertelt dat het goed met hem gaat en dat zijn agressie een beetje minder wordt. Hij is het niet eens met het verzoek. Betrokkene wil niet langer in de instelling blijven, maar hij wil ook niet terug naar waar hij vandaan kwam. Hij zegt dat hij niemand iets heeft aangedaan en zelf wil bepalen wanneer hij naar buiten gaat. De advocaat van betrokkene refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
2.3.
De psychiater licht toe dat betrokkene momenteel op de [naam afdeling] verblijft, een TBS afdeling. Betrokkene wordt daar behandeld op grond van artikel 14 Sr. De psychiater vraagt aan de rechtbank om de beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van toepassing te verklaren, zodat betrokkene op de huidige locatie op grond van de Wvggz kan worden opgenomen. De huidige locatie is immers een instelling als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid of artikel 3.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, met name gelegen in levensgevaar. Vermoed wordt dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van neurocognitieve stoornissen en middel gerelateerde en verslavingsstoornissen. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.5.
De rechtbank is van oordeel dat bij de voortzetting van de crisismaatregel de verzochte vormen van verplichte zorg, noodzakelijk zijn om het nadeel af te wenden. Betrokkene verzet zich tegen deze zorg en er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. Met het oog op de veiligheid van betrokkene, die van zijn medepatiënten en van het personeel kan betrokkene niet in een reguliere GGZ-instelling worden geplaatst. Betrokkene verbleef namelijk al voorafgaande aan de crisismaatregel op strafrechtelijke titel in deze instelling, die passend is qua beveiligingsniveau. De strafrechtelijke titel biedt geen basis voor het toepassen van vormen van verplichte zorg zoals bijvoorbeeld vrijheidsbeperking en insluiten indien betrokkene zich daar tegen verzet. Hoewel de bepaling 6:4 leden 4 en 5 Wvggz geschreven zijn voor de zorgmachtiging, ziet de rechtbank aanleiding ook in de onderhavige situatie deze bepalingen toe te passen.
2.6.
Deze vormen van verplichte zorg zijn evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.7.
Gelet op het voorgaande zal een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel worden verleend, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1964, te [geboorteplaats] Suriname, met voor de duur van de machtiging de volgende vormen van verplichte zorg:
a. toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
c. insluiten;
d. uitoefenen van toezicht op betrokkene;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
f. onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
i. opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat betrokkene wordt opgenomen in een instelling als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, of artikel 3.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg;
bepaalt dat voor de duur van de opname in een instelling als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, of artikel 3.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg, de artikelen 7, eerste en derde lid, 42, vijfde lid, en 44, alsmede de hoofdstukken V, VI en VII van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden van toepassing zijn;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 6 november 2020.
Deze beschikking is op 16 oktober 2020 mondeling gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door mr. Z.E.W. Fuchs als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 22 oktober 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.