ECLI:NL:RBMNE:2020:4807

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 oktober 2020
Publicatiedatum
5 november 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 3690
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing watervergunning voor bouwwerk in waterstaatswerkzone

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 oktober 2020 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een watervergunning door het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Eiseres had een watervergunning aangevraagd voor een bouwwerk dat zij had geplaatst op haar perceel, dat zich binnen de waterstaatswerkzone bevond. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de vergunning gegrond was, omdat het plaatsen van een bouwwerk in deze zone niet is toegestaan volgens de Keur Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009. Eiseres had in 2016 een woning gekocht met een paardenstal, die zij had verwijderd om een nieuw bouwwerk te plaatsen. De rechtbank stelde vast dat de verweerder voldoende gemotiveerd had afgeweken van het advies van de bezwaarschriftencommissie, die eerder had geadviseerd om het bezwaar van eiseres gegrond te verklaren. De rechtbank oordeelde dat de belangen van de waterkering zwaarder wogen dan de belangen van eiseres om dichtbij de molen te wonen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand, omdat de uitkomst voor eiseres niet anders zou zijn geweest bij toetsing aan de nieuwe Keur 2018. Eiseres kreeg het griffierecht vergoed, maar er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3690

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,
en
de dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, verweerder
(gemachtigden: mw. J.W. Schippers en dhr. H. Kosterman).

Procesverloop

Bij besluit van 17 oktober 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een watervergunning voor het hebben van een bouwwerk op het adres aan de [adres 1] in [plaats] afgewezen.
Bij besluit van 25 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres
gegrond verklaard wegens een motiveringsgebrek en de aanvraag van eiser voor de watervergunning opnieuw afgewezen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft op 22 juli 2020 plaatsgevonden via Skype-verbinding. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Voorgeschiedenis
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
Eiseres heeft in 2016 een woning aan de [adres 1] in [plaats] gekocht. Toen eiseres de woning kocht, stond er een paardenstal bij de woning. Na de koop van het huis heeft zij de paardenstal verwijderd en op die plek een gebouw geplaatst (hierna: het bouwwerk). Eiseres bewoont de woning en dit bouwwerk met haar gezin. De woning van eiseres staat dichtbij een molen aan de [adres 2] in [plaats] . De Stichting Utrechts Landschap is eigenaar van deze molen, beheert de molen en verzorgt de belangenbehartiging met betrekking tot de molen.
Op 17 juli 2018 heeft verweerder een controle uitgevoerd op de locatie [adres 1] in [plaats] . Daarbij heeft verweerder geconstateerd dat er een bouwwerk is geplaatst binnen de waterstaatswerkzone. Een waterstaatswerkzone is een zone die voor alle categorieën waterkeringen de gehele waterkering beslaat, inclusief de binnen- en buitendijkse zones die van belang zijn om de waterkerende functie van de waterkering te waarborgen, behalve voor overige waterkeringen en zomerkaden. De waterstaatswerkzone is in het dossier als roze zone vastgelegd in de Legger. Een beschermingszone is een aan een waterstaatswerk grenzende zone, waarin ter bescherming van dat werk voorschriften en beperkingen kunnen gelden. De beschermingszone is als blauwe zone in de Legger vastgelegd.
Bij brief van 11 september 2018 heeft verweerder een bestuurlijke waarschuwing aan eiseres gegeven en haar verzocht om het bouwwerk vóór 15 december 2018 te verwijderen. Op
17 september 2018 heeft eiseres een watervergunning bij verweerder aangevraagd voor het bewuste bouwwerk. Zij heeft het bouwwerk niet verwijderd. Vervolgens heeft verweerder het primaire en het bestreden besluit genomen.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat het plaatsen van een bouwwerk in de waterstaatswerkzone op grond van de Keur Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009 (Keur 2009) niet is toegestaan, omdat dit de stabiliteit van de waterkering mogelijk nadelig kan beïnvloeden.
Vergunningplicht
3.1.
Eiseres voert aan dat zij op grond van informatie van de Stichting Utrechts Landschap in de veronderstelling verkeerde dat zij geen vergunning voor het bouwwerk nodig had. Zij stelt de woning met toestemming van de Stichting Utrechts Landschap te hebben gekocht onder de voorwaarde dat de paardenstal verwijderd zou worden. Verweerder heeft eiseres niet gewaarschuwd dat zij een vergunning nodig heeft voor het bouwwerk.
3.2.
De rechtbank is het met verweerder eens dat het de eigen verantwoordelijkheid van eiseres is om te onderzoeken of zij een watervergunning nodig heeft voor het bouwen / hebben van een bouwwerk in een waterstaatswerkzone. De communicatie tussen eiseres en de Stichting Utrechts Landschap over het plaatsen van het bouwwerk, ontslaat haar niet van de verplichting om bij verweerder een vergunning hiervoor aan te vragen.
De beroepsgrond slaagt niet.
Advies van de commissie behandeling bezwaren Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden
4.1.
Eiseres voert verder aan dat de commissie behandeling bezwaren Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden (de bezwaarschriftencommissie) haar in het gelijk heeft gesteld door geen bezwaar te zien tegen het feit dat het bouwwerk blijft staan en omdat deze extra ruimte nodig voor een groeiend gezin, zodat het gezin permanent vanuit de woning toezicht kan houden op de molen. De Stichting Utrechts Landschap onderschrijft dit volgens eiseres. De woning moet permanent bewoond worden, zodat eiseres in het afgelegen gebied toezicht op de molen kan houden. De oppervlakte van het woonhuis is 30 vierkante meter. Dit is te klein voor een gezin dat bestaat uit één volwassene en twee kinderen.
4.2.
Artikel 7:13, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat verweerder in de beslissing op bezwaar gemotiveerd mag afwijken van het advies van de bezwaarschriftencommissie.
4.3.
De bezwaarschriftencommissie vond de motivering van het primaire besluit onvoldoende en heeft verweerder verzocht te onderzoeken of het belang van eiseres om dichtbij de molen te wonen een uitzonderingsmogelijkheid oplevert die in de beleidsregels wordt geboden.
4.4.
Verweerder heeft bij de heroverweging van het primaire besluit overwogen dat het algemene belang van het verbod op bouwwerken in de waterstaatswerkzone in verband met een veilige waterkering prevaleert boven het belang van het wonen bij de molen in het nieuw geplaatste bouwwerk. Belangrijke aspecten bij een veilige waterkering zijn het in stand houden van de hoogte, de stabiliteit en de erosiebestendigheid van de waterkering. De Stichting Utrechts Landschap heeft aan verweerder aangegeven dat het niet noodzakelijk is dat er bij de molen gewoond wordt, hoewel het prettig is vanwege de sociale controle. Dat de woning bewoonbaar moet zijn door middel van de bouw van een bijgebouw, kan daarom volgens verweerder niet als een zeer groot maatschappelijk belang worden gezien waarvoor een locatie buiten de waterstaatswerkzone (de roze zone) niet mogelijk is. In de beschermingszone van de waterkering, gelegen vlak naast het woonhuis, kan wel een bouwwerk worden geplaatst. Verweerder ziet op basis van deze belangenafweging geen reden om op dit punt van zijn beleid af te wijken.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder door deze overwegingen in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd heeft afgeweken van het advies van de bezwaarschriftencommissie. De beroepsgrond slaagt niet.
Zorgvuldigheid / motivering van het bestreden besluit
5.1.
Uit artikel 7:11, eerste lid, van de Awb volgt dat de heroverweging in bezwaar in beginsel moet geschieden met inachtneming van alle feiten en omstandigheden ten tijde van die heroverweging. Dit betekent dat ook de feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na het indienen van het bezwaarschrift bij de heroverweging moeten worden betrokken.
5.2.
Verweerder heeft het bestreden besluit aan de Keur 2009 getoetst. Ten tijde van het bestreden besluit was echter de Keur Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2018 (Keur 2018) van toepassing. Verweerder had het bestreden besluit daarom aan deze Keur moeten toetsen. Dit betekent dat aan het bestreden besluit een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek kleeft, als bedoeld in de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. Gelet hierop zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren.
5.3.
Verweerder heeft op de zitting toegelicht dat de uitkomst voor eiseres niet anders zou zijn geweest bij toetsing van het bestreden besluit aan de Keur 2018: er blijft sprake van een vergunningplicht en verweerder zou haar de watervergunning ook dan niet hebben verleend. Verweerder heeft dat als volgt toegelicht. Beleidsregel 2 bij de Keur Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden 2018 bepaalt dat voor het plaatsen van nieuwbouw binnen het dijklichaam van een regionale waterkering in principe geen vergunning wordt verleend. Verweerder heeft op de zitting uitgelegd dat het bouwwerk van eiseres nieuwbouw is, omdat er, los van de bestaande bebouwing, een zelfstandige constructie is aangelegd waarbij de fundering is gewijzigd. Volgens verweerder staat het bouwwerk van eiseres geheel binnen de waterstaatswerkzone (de roze zone) en vrijwel geheel binnen het dijklichaam van de regionale waterkering. De beleidsregels schrijven voor dat voor het plaatsen van nieuwbouw binnen het dijklichaam van een regionale waterkering in principe geen vergunning wordt verleend. Verweerder heeft een belangenafweging verricht zoals hiervoor onder 4.4 is besproken, maar ziet ook daarin geen reden om toch een vergunning te verlenen.
5.4.
Eiseres heeft aangevoerd dat er een watervergunning moet worden verleend omdat het bouwwerk voldoet aan de twee in de beleidsregels genoemde voorwaarden, te weten dat sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang én locatiegebondenheid. De rechtbank is het hier niet mee eens. De criteria van zwaarwegend maatschappelijk belang en locatiegebondenheid zijn van belang in andere situaties, bijvoorbeeld bij nieuwbouw buiten het dijklichaam en bij herbouw. Maar het bouwwerk van eiseres is nieuwbouw binnen het dijklichaam en daarvoor worden deze criteria in de beleidsregel niet genoemd. De vraag of sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang en locatiegebondenheid kan daarom buiten beschouwing blijven. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
5.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder door de op de zitting gegeven motivering het geconstateerde zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek hersteld. Nu de beroepsgronden niet slagen en de uitkomst voor eiseres hetzelfde blijft, zal de rechtbank bepalen dat de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven. Concreet betekent dit dat de afwijzing door verweerder van de watervergunning voor het hebben van een bouwwerk op het adres aan de [adres 1] in [plaats] in stand blijft.
Griffierecht
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Bouwman-Everhardus, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2020.
De rechter is niet in de gelegenheid deze uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.