In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1992 te Polen, heeft de rechtbank Midden-Nederland op 12 februari 2020 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag op 29 juni 2019 in Dronten, waarbij hij het slachtoffer [A] zou hebben gestoken. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de terechtzittingen van 2 oktober 2019, 18 december 2019 en 29 januari 2020. Tijdens de inhoudelijke behandeling heeft de officier van justitie, mr. D.C. Smits, vrijspraak bepleit, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.M. dan Dam, ook vrijspraak heeft gevraagd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen overtuigend forensisch bewijs is dat de verdachte met de steekpartij in verband kan worden gebracht. Er waren aanwijzingen, zoals een ruzie tussen de verdachte en het slachtoffer en bloedsporen in de kamer van de verdachte, maar deze waren onvoldoende om tot een veroordeling te komen. Het slachtoffer, [A], heeft verklaard geen herinnering te hebben aan het steekincident en er waren geen getuigen die het incident hebben gezien. De rechtbank concludeert dat het ten laste gelegde niet overtuigend kan worden bewezen, waardoor de verdachte vrijgesproken wordt van alle beschuldigingen. De voorlopige hechtenis van de verdachte is opgeheven.
De rechtbank heeft in haar oordeel benadrukt dat het ontbreken van redengevend forensisch bewijs cruciaal is voor de vrijspraak. De verdachte is integraal vrijgesproken, en de beslissing is genomen in het belang van de rechtszekerheid en de waarborging van de rechtsstaat.