ECLI:NL:RBMNE:2020:4799

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 november 2020
Publicatiedatum
5 november 2020
Zaaknummer
C/16/509477 / KL ZA 20-262
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over erfdienstbaarheid en toegang tot landbouwpercelen

In deze zaak, die op 5 november 2020 door de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een kort geding tussen [eiser sub 1] c.s. en [gedaagde sub 1] c.s. over de uitoefening van een erfdienstbaarheid van weg. [eiser sub 1] c.s. stelt dat [gedaagde sub 1] c.s. herhaaldelijk inbreuk maakt op zijn recht van overpad, ondanks eerdere rechterlijke uitspraken die [gedaagde sub 1] c.s. verplichten om de toegangsweg vrij te houden. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van een spoedeisend belang voor [eiser sub 1] c.s. om zijn recht van erfdienstbaarheid te kunnen uitoefenen zonder hinder. De rechter wijst de vorderingen van [eiser sub 1] c.s. grotendeels toe, inclusief het verbinden van hoge dwangsommen aan de veroordelingen, en machtigt [eiser sub 1] c.s. om de hekwerken te verwijderen indien [gedaagde sub 1] c.s. deze sluit. De vorderingen van [gedaagde sub 1] c.s. in reconventie worden afgewezen. De kosten van de procedure worden toegewezen aan [gedaagde sub 1] c.s.

Uitspraak

.vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/509477 / KL ZA 20-262
Vonnis in kort geding van 5 november 2020
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
eisers 1 en 2 gezamenlijk verder ook te noemen [eiser sub 1] ,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
[eiseres sub 3] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres sub 3] ,
eisers 1, 2 en 3 gezamenlijk verder ook te noemen [eiser sub 1] c.s.,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. A.C. Teeuw te Middelharnis,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
verder ook te noemen [gedaagde sub 1] ,
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
gezamenlijk verder ook te noemen [gedaagde sub 1] c.s.,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J. Doornbos te Groningen.

1.De procedure

1.1.
Bij dagvaarding, met producties, van 14 oktober 2020 is [gedaagde sub 1] c.s. opgeroepen om te verschijnen ter terechtzitting van 22 oktober 2020. [gedaagde sub 1] c.s. heeft op 21 oktober 2020 producties toegezonden en een eis in reconventie ingesteld.
1.2.
Ter zitting zijn [eiser sub 1] en [A] , laatstgenoemde namens [eiseres sub 3] , verschenen met de advocaat. Namens [gedaagde sub 1] c.s. is [gedaagde sub 2] verschenen met de advocaat. Partijen hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van (pleit)aantekeningen.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser sub 1] is eigenaar van de percelen landbouwgrond, kadastraal bekend gemeente Noordoostpolder, sectie [sectie-aanduiding] , nr. [nummeraanduiding 1] en [nummeraanduiding 2] (voorheen: nr. [nummeraanduiding 3] ). [eiser sub 1] exploiteert op deze percelen onder andere een landbouwbedrijf en houdt zich onder meer bezig met de teelt van landbouwgewassen.
2.2.
[eiseres sub 3] is eigenaar van een perceel grond, kadastraal bekend gemeente Noordoostpolder, sectie [sectie-aanduiding] , nr. [nummeraanduiding 4] . [eiseres sub 3] exploiteert een windmolen op zijn perceel.
2.3.
[gedaagde sub 1] c.s. is eigenaar van het perceel kadastraal bekend gemeente
Noordoostpolder, Sectie [sectie-aanduiding] , nr. [nummeraanduiding 5] , dat grenst aan de percelen van [eiser sub 1] c.s.
2.4.
Op het perceel van [gedaagde sub 1] c.s. ligt een toegangsweg (hierna: de toegangsweg) die
leidt naar de percelen van [eiser sub 1] c.s. Op deze toegangsweg is ten gunste van
[eiser sub 1] c.s. een erfdienstbaarheid van weg gevestigd. Ten tijde van de aanschaf van het
perceel met nummer [nummeraanduiding 5] door [gedaagde sub 1] c.s. was deze reeds belast met de erfdienstbaarheid
van weg.
2.5.
Om zijn percelen te bereiken dient [eiser sub 1] c.s. twee hekwerken op de toegangsweg te passeren.
2.6.
Bij vonnis in kort geding van 29 augustus 2019 is [gedaagde sub 1] c.s. onder andere veroordeeld onder 5.1:
- om binnen 48 uur na betekening van het vonnis de toegangsweg over een effectieve breedte van tenminste 4 meter vrij te maken en vrij te houden, door alle aanwezige obstakels op de toegangsweg weg te nemen en weg te houden;
- er zorg voor te dragen dat de twee hekwerken zodanig geopend kunnen worden dat
een doorgang met een effectieve breedte van 4 meter is gewaarborgd;
- er zorg voor te dragen dat de honden geen belemmering vormen bij de uitoefening
van de erfdienstbaarheid,
en onder 5.3:
- om de erfdienstbaarheid ongehinderd te laten gebruiken door [eiser sub 1] c.s. en derden die noodzakelijkerwijze het perceel van [eiser sub 1] c.s. moeten bereiken;
Verder is daarin bepaald dat bij overtreding door [gedaagde sub 1] c.s. van onder andere de veroordelingen onder 5.1 en 5.3 [gedaagde sub 1] c.s. aan [eiser sub 1] c.s. een dwangsom moet betalen van € 1.000.00 voor iedere dag dat hij niet aan de bovenstaande veroordelingen voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt.
2.7.
Bij vonnis in kort geding van 21 februari 2020 is de vordering van [gedaagde sub 1] c.s. om onder andere de executie van het vonnis van 29 augustus 2019 te staken, afgewezen.
2.8.
De in het vonnis van 29 augustus 2019 opgelegde dwangsommen zijn tot het maximum door [gedaagde sub 1] c.s. verschuldigd geworden en voldaan.
2.9.
Bij vonnis in kort geding van 17 juli 2020 is het [gedaagde sub 1] c.s. onder andere verboden (onder 5.1.) om de twee hekwerken op de toegangsweg te sluiten en gesloten te houden vanaf 1 april tot en met 31 oktober tussen 07.00 uur en 22.00 uur, op de dagen dat deze door [eiser sub 1] c.s. zijn geopend ten behoeve van werkzaamheden op de percelen van [eiser sub 1] c.s. die door de toegangsweg worden ontsloten, onder de voorwaarde dat [eiser sub 1] c.s. deze hekwerken iedere dag direct weer afsluit nadat de werkzaamheden zijn beëindigd, ook als dit eerder is dan 22.00 uur.

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1.
[eiser sub 1] c.s. vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair;
I. aan:
- veroordeling 5.1, eerste, tweede en derde gedachtestreepje van het vonnis van 29 augustus 2019;
- veroordeling 5.3. van het vonnis van 29 augustus 2019;
- veroordeling 5.1. van het vonnis van 17 juli 2020;
een dwangsom te verbinden van € 10.000,00 per overtreding met een maximum van
€ 500.000,00;
subsidiair:
II. aan:
- veroordeling 5.1, eerste, tweede en derde gedachtestreepje van het vonnis van 29 augustus 2019;
- veroordeling 5.3. van het vonnis van 29 augustus 2019;
- veroordeling 5.1. van het vonnis van 17 juli 2020;
tenuitvoerlegging bij lijfsdwang te verbinden (art. 585 Rv) alsmede hiervoor (per overtreding) een termijn te bepalen als bedoeld in art. 589 Rv.
primair en subsidiair:
III. [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk, dan wel ieder afzonderlijk, te veroordelen om binnen
14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, de twee hekwerken (zoals aangegeven op productie 13) te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per dag voor elke dag dat zij niet aan deze veroordeling voldoen met een maximum van € 500.000,00, althans [eiser sub 1] c.s. te machtigen om zelf tot het verwijderen van de hekwerken over te gaan met behulp van de deurwaarder en de sterke arm van politie en justitie, een en ander op kosten van [gedaagde sub 1] c.s.;
IV. [gedaagde sub 1] c.s. hoofdelijk te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting
te voldoen aan [eiser sub 1] een bedrag van € 13.805,18, althans een voorschot van
€ 10.000,00, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 juli 2020, althans vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
V. [gedaagde sub 1] c.s. te veroordelen in de kosten van de procedure, te voldoen binnen
14 dagen na de datum van het vonnis, bij gebreke waarvan de proceskosten worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, met ingang van de vijftiende dag na de datum van het vonnis tot de dag van volledige betaling, alsmede in de na dit vonnis ontstane kosten aan de zijde van [eiser sub 1] c.s., begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde sub 1] c.s. binnen 14 dagen na aanschrijving niet aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van de vijftiende dag na de betekening van het vonnis tot aan de dag van de voldoening.
3.2.
[gedaagde sub 1] c.s. vordert in reconventie [eiser sub 1] c.s. te verbieden om op het aan [gedaagde sub 1] c.s. toebehorende (privé)terrein foto’s en/of beeld en/of geluidsopnames te maken, in het bijzonder van [gedaagde sub 1] , dit op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere overtreding van dit verbod. Voorts vordert [gedaagde sub 1] c.s. [eiser sub 1] te gebieden het gebruik van de erfdienstbaarheid te beperken tot maximaal twee keer per dag, dan wel een door de rechtbank te bepalen aantal keren, dit op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere overtreding van dit verbod, onder veroordeling van [eiser sub 1] c.s. in de (na)kosten van de procedure.
3.3.
[eiser sub 1] c.s. voert aan dat [gedaagde sub 1] c.s. zich niet houdt aan de rechterlijke uitspraken van 29 augustus 2019 en 17 juli 2020. Er is sprake van onwil aan de zijde van [gedaagde sub 1] c.s. om de erfdienstbaarheid te respecteren. Op 6 augustus 2020 en 14 september 2020 hebben zich incidenten voorgedaan tussen [eiser sub 1] en [gedaagde sub 1] . De weg wordt door [gedaagde sub 1] versperd, de hekken worden gesloten en de honden van [gedaagde sub 1] c.s. lopen los op de toegangsweg. [gedaagde sub 1] heeft [eiser sub 1] ernstig bedreigd en aangevallen met een honkbalknuppel. [gedaagde sub 1] c.s. parkeert nog steeds auto’s op de toegangsweg. De vonnissen zijn onvoldoende effectief. [eiser sub 1] c.s. is weliswaar gemachtigd om met behulp van de deurwaarder obstakels te verwijderen, maar dit moet vooraf gepland worden terwijl niet zeker is dat [gedaagde sub 1] c.s. [eiser sub 1] c.s. zal belemmeren. Naar het oordeel van [eiser sub 1] c.s. dienen daarom primair hoge(re) dwangsommen aan de veroordelingen te worden verbonden en subsidiair lijfsdwang. Door het sluiten van de hekken belemmert [gedaagde sub 1] c.s. opnieuw de vrije uitoefening van de erfdienstbaarheid. Naar de mening van [eiser sub 1] c.s. dienen de hekken te worden verwijderd. [eiser sub 1] vordert verder schadevergoeding. Doordat [gedaagde sub 1] c.s. het gebruik van de toegangsweg onmogelijk maakte waren zij genoodzaakt een andere onverharde toegangsweg te gebruiken. Om dit mogelijk te maken dienden er rijplaten neergelegd te worden. De kosten voor de huur van deze platen dienen voor rekening van [gedaagde sub 1] c.s. te komen. Daarnaast is schade aan de bietenrooier ontstaan, welke schade voor rekening van [gedaagde sub 1] c.s. dient te komen. [eiser sub 1] c.s. heeft een spoedeisend belang. De percelen die hij in eigendom heeft dienen altijd bereikbaar te zijn. Hij wordt thans gehinderd in de vrije uitoefening van zijn erfdienstbaarheid.
3.4.
[gedaagde sub 1] c.s. voert verweer. Hij is van mening dat [eiseres sub 3] niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. Laatstgenoemde is nimmer gehinderd in de toegang tot haar perceel. Zij heeft in ieder geval geen belang bij haar vordering. Dit geldt evenzeer voor [eiser sub 1] . Het oogstseizoen is (vrijwel) voorbij en de verplichting om de hekken open te houden eindigt op 31 oktober. [eiser sub 1] gaat eraan voorbij dat hij verplicht is het recht van erfdienstbaarheid op de voor [gedaagde sub 1] c.s. minst bezwarende wijze uit te oefenen. De kortste weg voor [eiser sub 1] om zijn land te bereiken is via het onverharde pad. Bij het gebruik van de erfdienstbaarheid overschrijdt [eiser sub 1] de grenzen van het betamelijke, hij maakt oneigenlijk gebruik van laatstgenoemd recht en hij probeert steeds een reactie van [gedaagde sub 1] c.s. uit te lokken. Op 6 augustus 2020 is er geen sprake geweest van een incident. Op 14 september 2020 is een woordenwisseling ontstaan en is er over en weer geduwd en getrokken. [eiser sub 1] probeert [gedaagde sub 1] c.s. uit de tent te lokken en hem het leven zuur te maken. De vordering van [eiser sub 1] is aan te merken als een verkapt hoger beroep tegen de eerdere vonnissen. Voor lijfsdwang als ultimum remedium is geen aanleiding. De honden lopen niet zonder toezicht op de toegangsweg. De andere onverharde weg is veelvuldig door [eiser sub 1] gebruikt en eerder zijn daar nooit rijplaten neergelegd. Noodzaak tot het leggen van deze platen was er dus niet. De schade aan de bietenrooier en de aansprakelijkheid van [gedaagde sub 1] c.s. daarvoor wordt betwist. Bovendien ontbreekt een spoedeisend belang bij de vorderingen tot schadevergoeding.

4.De beoordeling

in conventie

Ontvankelijkheid [eiseres sub 3]
4.1.
De voorzieningenrechter moet eerst beoordelen of [eiseres sub 3] ontvankelijk is in haar vordering. Dat is zij. De stelling van [gedaagde sub 1] c.s. dat [eiseres sub 3] nooit gehinderd zou zijn in de toegang tot haar perceel, althans daarover niet heeft geklaagd, is voor de beoordeling van de ontvankelijkheid niet alleen niet relevant, het is door [eiseres sub 3] betwist en vindt evenmin steun in de eerdere vonnissen in kort geding tussen partijen.
Spoedeisend belang
4.2.
Niet betwist is dat [eiser sub 1] c.s. een recht van erfdienstbaarheid (hierna ook wel aangeduid als recht van overpad) heeft op de toegangsweg. Vast staat echter dat [gedaagde sub 1] c.s. hem herhaaldelijk - laatstelijk nog op 14 september 2020 - hindert in de uitoefening van dat recht, ondanks verschillende rechterlijke uitspraken om dat niet te doen. [eiser sub 1] c.s. heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij de toegangsweg ook na 31 oktober 2020 moet kunnen gebruiken om werkzaamheden op zijn perceel land respectievelijk (voor wat [eiseres sub 3] betreft) bij/aan de windmolen te verrichten. Om te bewerkstelligen dat [eiser sub 1] c.s. zijn recht van erfdienstbaarheid op de toegangsweg ongehinderd kan gebruiken, heeft [eiser sub 1] c.s. naar het oordeel van de voorzieningenrechter een spoedeisend belang bij zijn vorderingen. Van hem kan niet worden gevergd dat hij de uitkomst van een eventuele bodemprocedure afwacht.
(Hogere) dwangsom
4.3.
Voor toewijzing van de vorderingen die [eiser sub 1] c.s. in dit kort geding heeft ingesteld, moet het in hoge mate waarschijnlijk zijn dat een gelijkluidende vordering in een te voeren bodemprocedure zal worden toegewezen, waarbij het kort geding niet de mogelijkheid biedt tot een nader onderzoek naar de feiten en bewijslevering. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter wordt aan dit criterium voldaan.
4.4.
Uit de vonnissen van 29 augustus 2019, 21 februari 2020 en 17 juli 2020 blijkt dat [gedaagde sub 1] c.s. herhaaldelijk inbreuk heeft gemaakt op het recht van [eiser sub 1] c.s. om ongehinderd gebruik te maken van de erfdienstbaarheid van de toegangsweg ofwel het recht van overpad. Ondanks dat [gedaagde sub 1] c.s. in deze vonnissen verschillende keren is veroordeeld om zich te onthouden van dergelijke inbreuken, ging [gedaagde sub 1] c.s. daarmee door. Hij heeft na het eerste vonnis van 29 augustus 2019 ten minste 50 keer in strijd gehandeld met de veroordelingen daarin, nu vast staat dat hij het maximumbedrag aan dwangsommen van
€ 50.000,00 (€ 1.000,00 per overtreding) heeft verbeurd. [gedaagde sub 1] c.s. heeft dit bedrag ook aan [eiser sub 1] c.s. betaald. Van de aan die veroordelingen verbonden dwangsommen is dus duidelijk een onvoldoende prikkel tot nakoming uitgegaan. De voorzieningenrechter is het met [eiser sub 1] c.s. eens dat het niet te verwachten is dat [gedaagde sub 1] c.s. zich in de toekomst vrijwillig, zonder enige serieuze prikkel tot nakoming, aan genoemde veroordelingen zal houden, gezien de incidenten die zich recent, in augustus en september 2020, op de toegangsweg hebben afgespeeld. Daarbij is [gedaagde sub 1] onder meer zelf zonder enig redelijk doel op de toegangsweg gaan staan of zitten en heeft hij geprobeerd de toegangshekken te sluiten waardoor [eiser sub 1] c.s. werd gehinderd om met zijn voertuig van en naar zijn perceel of openbare weg te rijden. Verder heeft [gedaagde sub 1] c.s. zijn honden los op de toegangsweg laten lopen waardoor [eiser sub 1] c.s. niet ongehinderd de beide toegangshekken kon openen. [gedaagde sub 1] c.s. stelt weliswaar dat er op genoemde data niets in strijd met eerdere veroordelingen is gebeurd, maar de door [eiser sub 1] c.s. overgelegde foto’s en filmopnames maken naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk dat [gedaagde sub 1] c.s. [eiser sub 1] c.s. nog steeds hindert in de uitoefening van zijn recht op overpad. Uit de overgelegde opnames blijkt bovendien dat het tot een handgemeen is gekomen, waarvan [eiser sub 1] aangifte bij de politie heeft gedaan. Dat [gedaagde sub 1] c.s. de honden op commando bij zich kan roepen zodat zij geen belemmering meer vormen voor [eiser sub 1] c.s. bij het openen van de toegangshekken, maakt het voorgaande niet anders. Niet gesteld of gebleken is dat [gedaagde sub 1] c.s. dat heeft gedaan of zal gaan doen in de toekomst.
4.5.
Uitgangspunt is dat vonnissen moeten worden nageleefd, ook zonder prikkel tot nakoming. [gedaagde sub 1] c.s. heeft echter bij herhaling laten zien zich daar niet aan te (willen) houden. Tijdens de zitting heeft [gedaagde sub 2] zelfs gezegd dat zij een keer een hangslot op het toegangshek heeft gehangen met het doel om [eiser sub 1] c.s. toegang tot het overpad te onthouden. Zij wilde [eiser sub 1] c.s. daarmee een (citaat) ‘lesje leren’. In het licht van het voorgaande, waaronder de 50 eerdere overtredingen, zijn de twee meest recente incidenten er naar het oordeel van de voorzieningenrechter twee te veel. [gedaagde sub 1] c.s. moet hiermee onmiddellijk stoppen. Hij moet het recht van overpad van [eiser sub 1] c.s. respecteren.
4.6.
Beoordeeld moet nu worden of de door [eiser sub 1] c.s. gevorderde nieuwe hogere dwangsommen wel een voldoende prikkel daarvoor vormen of dat daarnaast ook de beide hekwerken moeten worden verwijderd. [gedaagde sub 1] c.s. stelt dat [eiser sub 1] c.s. dit niet in deze procedure kan vragen omdat dit een verkapt hoger beroep zou zijn. De voorzieningenrechter is het daar niet mee eens. Het is niet de inhoud van de vonnissen die [eiser sub 1] c.s. tot de onderhavige kort gedingprocedure heeft gebracht - [eiser sub 1] c.s. is het met die inhoud immers eens - het is de niet-naleving daarvan door [gedaagde sub 1] c.s. Daarop strandt ook het beroep van [gedaagde sub 1] c.s. op het ne bis in idem-beginsel. Het incident van 14 september 2020 vond bovendien plaats nadat de beroepstermijn van het kort gedingvonnis (van 17 juli 2020) al was verstreken. Het gaat verder niet aan dat [gedaagde sub 1] c.s. [eiser sub 1] c.s. verwijt zich opnieuw tot de rechter te wenden wanneer het [gedaagde sub 1] c.s. zelf is die zich niet houdt aan datgene waartoe hij door de vorige rechters is veroordeeld.
4.7.
Ter zitting heeft [gedaagde sub 1] c.s. gesteld dat hij niet zonder meer in staat was om de eerder verbeurde dwangsommen te voldoen. Hij heeft daarvoor een stuk grond moeten verkopen. De voorzieningenrechter vindt het aannemelijk dat er grenzen zitten aan wat [gedaagde sub 1] c.s. bereid is aan dwangsommen te betalen en verwacht dat een (flinke) verhoging van de dwangsommen [gedaagde sub 1] c.s. wel zal bewegen om de eerdere vonnissen na te leven en [eiser sub 1(-s)] c.s. recht van overpad te respecteren. Dat deel van de vordering van [eiser sub 1] c.s. wijst zij dan ook toe.
Hekwerken
4.8.
Ten aanzien van de gevorderde verwijdering van beide hekwerken (het grote en het kleine hek) overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Zoals reeds eerder door de voorzieningenrechter is overwogen, heeft [gedaagde sub 1] c.s. in beginsel het recht om op zijn perceel hekwerken te plaatsen en zijn perceel daarmee af te sluiten. Hij moet er wel voor zorgen dat [eiser sub 1] c.s. door die hekwerken niet wordt gehinderd in de uitoefening van zijn recht van overpad. [eiser sub 1] c.s. moet op elk moment en zonder afhankelijk te zijn van de medewerking van [gedaagde sub 1] c.s. zich toegang tot het overpad kunnen verschaffen. Wat daarom uitdrukkelijk niet is toegestaan is onder meer, maar niet daartoe beperkt, het ophangen van een hangslot aan het hekwerk. Evenmin is toegestaan dat de honden de opening en sluiting van de hekken door [eiser sub 1] c.s. verstoren. Omdat [gedaagde sub 1] c.s. ondanks eerdere veroordelingen recent wederom de hekken heeft geprobeerd te sluiten om [eiser sub 1(-s)] c.s. recht van overpad te verstoren, zal de voorzieningenrechter [eiser sub 1] c.s. machtigen om (op kosten van [gedaagde sub 1] c.s.) de hekwerken te verwijderen indien en zodra [gedaagde sub 1] c.s. de hekwerken opnieuw geheel dan wel deels sluit wanneer [eiser sub 1] c.s. de toegangsweg wil gebruiken en waardoor [eiser sub 1] c.s. niet ongehinderd en zonder medewerking van [gedaagde sub 1] c.s. toegang tot het overpad heeft.
Schadevergoeding
4.9.
[eiser sub 1] c.s. vordert verder betaling van (een voorschot op) schadevergoeding, onder andere voor de huur van rijplaten voor gebruikmaking van de onverharde weg en voor schade aan een bietenrooier. Met betrekking tot een vordering in kort geding tot betaling van een geldsom is terughoudendheid op zijn plaats. De voorzieningenrechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van die vordering voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiser sub 1] c.s. zijn spoedeisend belang bij deze vordering echter op geen enkele wijze gesteld. Ook los daarvan heeft [eiser sub 1] c.s. zijn vordering niet voldoende aannemelijk gemaakt. Hij heeft de vordering voor wat de rijplaten betreft weliswaar onderbouwd met facturen, maar niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat het overpad gedurende alle maanden dat hij rijplaten heeft gehuurd ontoegankelijk was en het dus noodzakelijk was die kosten te maken. Een onderbouwing van de schade aan de bietenrooier ontbreekt geheel. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.10.
Nu [gedaagde sub 1] c.s. grotendeels in het ongelijk is gesteld, zal hij in de kosten worden veroordeeld, gevallen aan de zijde van [eiser sub 1] c.s. De kosten aan de zijde van [eiser sub 1] c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 83,38
- griffierecht € 656,00
- salaris advocaat €
980,00
totaal € 1.719,38
De rente en de nakosten worden als onderstaand toegewezen.
in reconventie
Geen beperking erfdienstbaarheid
4.11.
[gedaagde sub 1] c.s. vordert [eiser sub 1] te gebieden het gebruik van de erfdienstbaarheid te beperken tot maximaal twee keer per dag, op straffe van een dwangsom. [gedaagde sub 1] c.s. stelt dat [eiser sub 1] te pas en te onpas en zonder redelijk doel gebruik maakt van de toegangsweg, terwijl hij een alternatieve weg naar en van zijn perceel kan gebruiken. Daarmee maakt [eiser sub 1] een oneigenlijk gebruik van de erfdienstbaarheid, terwijl hij verplicht is op de minst bezwarende wijze gebruik te maken van de erfdienstbaarheid.
4.12.
De voorzieningenrechter wijst deze vordering af. De erfdienstbaarheid houdt het recht in van [eiser sub 1] om via de toegangsweg te komen en te gaan van en naar zijn landbouwpercelen en de openbare weg. Dat recht heeft hij in beginsel onvoorwaardelijk. Het bestaan van een alternatieve weg doet daar niets aan af en [eiser sub 1] kan niet verplicht worden gebruik te maken van die alternatieve weg in plaats van de toegangsweg waar de erfdienstbaarheid op ziet. De door [gedaagde sub 1] c.s. gewenste wijziging van het erfdienstbaarheidsrecht is verder alleen onder bijzondere omstandigheden mogelijk, maar de beoordeling of vaststelling daarvan kan niet in kort geding plaatsvinden. [gedaagde sub 1] c.s. heeft, ten slotte, op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat [eiser sub 1] misbruik maakt van de uitoefening van de erfdienstbaarheid of deze op meer bezwarende wijze gebruikt dan nodig, zodat een onmiddellijke voorziening op dit punt niet aan de orde is.
Foto- en filmopnames
4.13.
Verder vordert [gedaagde sub 1] c.s. om [eiser sub 1] c.s. te verbieden op het aan [gedaagde sub 1] c.s. in eigendom toebehorende (privé)terrein foto’s en/of beeld- en/of geluidsopnames te maken, in het bijzonder van [gedaagde sub 1] c.s., op straffe van een dwangsom. [gedaagde sub 1] c.s. stelt daartoe dat [eiser sub 1] c.s. hem en [gedaagde sub 2] zonder toestemming filmt en fotografeert en daarmee een inbreuk maakt op hun privacy en op hun portretrecht.
4.14.
Ook deze vordering wijst de voorzieningenrechter af. Niet gesteld of gebleken is dat [eiser sub 1] c.s. met een ander doel fotografeert of filmt, of de opnames daarvan op een andere manier gebruikt, dan ter onderbouwing van zijn vorderingen in rechte. Dat is een legitiem doel. [eiser sub 1] c.s. filmt of fotografeert ook alleen situaties waarin van een belemmering van het erfdienstbaarheidsrecht sprake is of kan zijn. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [eiser sub 1] c.s. dan ook een gerechtvaardigd belang bij het maken van deze opnames. Zonder nadere uitleg, die [gedaagde sub 1] c.s. niet heeft gegeven, ziet de voorzieningenrechter niet in op welke wijze deze opnames inbreuk maken op [gedaagde sub 1(-s)] c.s. recht op privacy. Evenmin is gesteld of gebleken dat de opnames door [eiser sub 1] c.s. worden of zijn gepubliceerd, waardoor evenmin sprake is van schending van enig portretrecht.
4.15.
[gedaagde sub 1] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser sub 1] c.s. worden begroot op nihil.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie
5.1.
bepaalt dat aan:
- de veroordeling 5.1, eerste, tweede en derde gedachtestreepje van het vonnis van 29 augustus 2019;
- de veroordeling 5.3. van het vonnis van 29 augustus 2019;
- de veroordeling 5.1. van het vonnis van 17 juli 2020;
een dwangsom wordt verbonden van € 10.000,00 per overtreding met een maximum van
€ 500.000,00;
5.2.
machtigt [eiser sub 1] c.s., indien [gedaagde sub 1] c.s. de hekwerken geheel dan wel deels sluit wanneer [eiser sub 1] c.s. de toegangsweg wil gebruiken, waardoor [eiser sub 1] c.s. niet ongehinderd en zonder medewerking van [gedaagde sub 1] c.s. zijn recht van overpad kan gebruiken, om zelf over te gaan tot het verwijderen van de twee hekwerken op de toegangsweg (op kosten van [gedaagde sub 1] c.s.) met behulp van de deurwaarder en van de sterke arm van justitie en politie;
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. in de kosten gevallen aan de zijde van [eiser sub 1] c.s., tot op heden begroot op € 1.719,38, waarin begrepen € 980,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. in de kosten die zijn ontstaan na dit vonnis, begroot op:
  • € 131,00 aan salaris advocaat, als niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis is voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na die aanschrijving tot de dag van betaling en
  • € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van dit vonnis, als er vervolgens betekening heeft plaatsgevonden, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na de betekening van dit vonnis tot de dag van betaling;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.7.
wijst de vorderingen af;
5.8.
veroordeelt [gedaagde sub 1] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van [eiser sub 1] c.s. tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.M. Staal en in het openbaar uitgesproken door mr. S.C. Hagedoorn op 5 november 2020.