ECLI:NL:RBMNE:2020:4798

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
5 november 2020
Zaaknummer
UTR 20/62
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van geslachtsnaam door derde-partij met betrekking tot de aanvraag en het bezwaar van eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil over de wijziging van een geslachtsnaam. De eiser, vertegenwoordigd door mr. P.M. Bueters, had beroep ingesteld tegen een besluit van de Minister voor Rechtsbescherming, die de aanvraag van derde-partij [A] om zijn geslachtsnaam te wijzigen in [Achternaam] had toegewezen. De aanvraag was eerder op 6 september 2019 goedgekeurd, maar de eiser betwistte de wenselijkheid van deze wijziging, met de stelling dat deze mogelijk niet de eigen wens van [A] was, maar ingegeven door de moeder van [A]. Tijdens de zitting op 28 oktober 2020 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. De rechtbank oordeelde dat de Minister de aanvraag van [A] terecht had goedgekeurd, aangezien deze voldeed aan de voorwaarden van het Besluit geslachtsnaamwijziging en [A] meerderjarig was. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de wens van [A] om zijn naam te wijzigen, ondanks de bezwaren van de eiser. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees ook het verzoek om proceskostenvergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. M.C. Verra, in aanwezigheid van griffier mr. L.M. Janssens-Kleijn, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/62
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 oktober 2020 in de zaak tussen
[eiser] , te [plaats] , eiser
(gemachtigde: mr. P.M. Bueters),
en
De Minister voor Rechtsbescherming, verweerder
(gemachtigde: mr. C.M.A.V. van Kleef).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [A] , te [plaats] .

Procesverloop

Bij besluit van 6 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van derde-partij ( [A] ) om zijn geslachtsnaam te wijzigen in [Achternaam] toegewezen.
Bij besluit van 27 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2020. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. [A] is verschenen, vergezeld door zijn begeleider [B] van Stichting MEE .
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verweerder heeft de aanvraag van [A] getoetst aan de voorwaarden in het Besluit geslachtsnaamwijziging. De aanvraag van [A] voldoet aan die voorwaarden en [A] is bovendien meerderjarig, zodat verweerder er vanuit mocht gaan dat hij ook in staat is om zelfstandig beslissingen te nemen. Het is duidelijk dat eiser betwijfelt of de naamswijziging wel de eigen wens van [A] is en niet is ingegeven door de wens van de moeder van [A] . Verweerder heeft in zijn besluit gereageerd op die twijfel en toegelicht waarom hij geen aanleiding heeft om eraan te twijfelen dat het de wens van [A] zelf is om een naamswijziging aan te vragen. Verweerder is daarbij niet op ieder argument van eiser even uitgebreid ingegaan, maar de strekking van verweerders besluit is duidelijk; verweerder ziet geen reden tot twijfel. Verweerder heeft dat in het verweerschrift en tijdens de zitting nog verder toegelicht.
Ook de rechtbank ziet geen aanleiding tot twijfel. [A] heeft in de toelichting bij de aanvraag en tijdens de zitting geprobeerd om uit te leggen wat voor hem de reden is geweest voor het indienen van de aanvraag. Hoewel niet kan worden getoetst of dit ook echt zo is, heeft de rechtbank geen concrete reden om te betwijfelen dat [A] de wijziging wel zelf wil. [A] heeft ter zitting bovendien nogmaals bevestigd dat hij de naamswijziging wenst.
Dat [A] eventuele negatieve gevolgen van de naamswijziging mogelijk niet volledig kan overzien en dat de familienaam wellicht dreigt uit te sterven, zijn geen redenen voor verweerder om de aanvraag af te wijzen. Ook wat eiser verder heeft aangevoerd maakt niet dat het besluit van verweerder onjuist zou zijn.
Het beroep van eiser slaagt dus niet. Het verzoek om een proceskostenvergoeding wordt daarom ook afgewezen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M. Janssens-Kleijn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.