ECLI:NL:RBMNE:2020:4797

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 november 2020
Publicatiedatum
5 november 2020
Zaaknummer
16-004077-20; 16-214473-14 (TUL); 16-266182-18 (TUL) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en poging tot diefstal in woning met gebruik van braak

Op 5 januari 2020 heeft de rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal en poging tot diefstal. De verdachte heeft op die datum ingebroken in een woning in Utrecht, waar hij twee afstandsbedieningen en een beveiligingscamera heeft gestolen, en heeft geprobeerd een televisie te stelen. De rechtbank heeft het verweer van de raadsman, die vrijwillige terugtred aanvoerde, verworpen. De reclassering heeft een uitgebreid advies over de verdachte uitgebracht, waar de rechtbank rekening mee heeft gehouden bij het bepalen van de straf. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur, waarvan 30 uur voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal door middel van braak en poging tot diefstal, en heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van eerdere veroordelingen behandeld. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere straf afgewezen vanwege onduidelijkheid over de proeftijd, maar heeft de proeftijd van een andere veroordeling verlengd. De rechtbank heeft ook beslist over de teruggave van in beslag genomen goederen aan de rechthebbenden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16-004077-20; 16-214473-14 (TUL); 16-266182-18 (TUL) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 5 november 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1995 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 oktober 2020.
Verdachte is niet verschenen. De raadsman van verdachte, mr. Y. Bouchikhi, advocaat te Utrecht, heeft verklaard dat hij door verdachte bepaaldelijk is gemachtigd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. H.C. van Ooijen en van wat de raadsman namens verdachte naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 5 januari 2020 heeft ingebroken in de woning aan de [adres 2] te [plaatsnaam 1] en een afstandsbediening en/of een beveiligingscamera heeft weggenomen;
feit 2: primair: op 5 januari 2020 heeft ingebroken in de woning aan de [adres 2] te [plaatsnaam 1] en heeft geprobeerd om een televisie weg te nemen;
subsidiair: die televisie heeft vernield.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit van de onder feit 2 ten laste gelegde poging tot diefstal van de televisie, nu uit de verklaring van verdachte blijkt dat sprake is geweest van vrijwillige terugtred. De raadsman heeft ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde vernieling gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken, nu verdachte de tv alleen van de muur heeft gehaald.
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat de diefstal wettig en overtuigd kan worden bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De bewijsmiddelen [1]
feit 1:
Verdachte is op 7 januari 2020 door de politie over de woninginbraak op 5 januari 2020 gehoord. Verdachte heeft tegenover de politie bekend dat hij 2 afstandsbedieningen en een camera uit de woning mee heeft genomen. De raadsman van verdachte heeft op de terechtzitting van 22 oktober 2020 niet verzocht om verdachte van dit feit vrij te spreken. Op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering hoeft de rechtbank de bewijsmiddelen in dat geval niet uit te werken. Volstaan kan worden met het opsommen van de bewijsmiddelen. De rechtbank heeft voor het bewijs de volgende bewijsmiddelen gebruikt:
- proces-verbaal van aangifte van 5 januari 2020 [2] ;
- proces-verbaal van bevindingen van 5 januari 2020 [3] ;
- proces-verbaal van verhoor verdachte van 7 januari 2020 [4]
feit 2:
Proces-verbaal aangifte van 5 januari 2020, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , inhoudende - zakelijk weergegeven - het volgende:
Op 5 januari 2020 verscheen voor mij, een persoon die mij opgaf te zijn: [A] , geboren op [geboortedatum 2] 1982. Hij deed aangifte namens [onderneming 1] , [adres 3] te [plaatsnaam 2] en namens [onderneming 2] , [adres 4] te [plaatsnaam 1] . Hij verklaarde het volgende.
Ik ben werkzaam als uitvoerder bij onderhoudsbedrijf [onderneming 1] . Wij verzorgen renovatiewerkzaamheden in de wijk [naam wijk] te Utrecht in opdracht van woningcorporatie [onderneming 2] . Vanwege meerdere inbraken in de woningen die wij renoveren hebben wij bewakingscamera’s opgehangen in een aantal woningen. Een van de woningen betreft een hoekwoning gelegen aan de [adres 2] te [plaatsnaam 1] . [5]
Op zondag 5 januari omstreeks 18.19 uur kreeg ik op mijn mobiele telefoon een melding. Ik zag dat de verdachte door het huis liep. Ik zag dat hij een foto maakte van de televisie. Daarna zag ik hem naar boven lopen.
Ik ging de schade opnemen bij de woning. Ik zag dat het openslaande raam bij de woonkamer aan de voorzijde kapot was. Ik zag dat het raam open stond. Binnen in de woning zag ik dat de flatscreen-televisie van het merk JVC op de bank lag. Ik zag dat aan de achterkant de pluggen er nog uit staken. Hieruit maakte ik op dat de televisie met geweld van de muur was getrokken. Ik zag door de woonkamer en op de bank allemaal glasscherven liggen. Ik zag op de bank een stuk steen liggen. [6]
Proces-verbaal van verhoor verdachte van 7 januari 2020, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , inhoudende - zakelijk weergegeven - het volgende:
M : Je wordt verdacht van een woninginbraak in de woning aan de [adres 2] te [plaatsnaam 1] .
V : Wat kun jij over die woninginbraak vertellen?
A : Dat ik er binnen ben geweest.
V : Hoe ben je binnengekomen?
A : Door een baksteen door het raam te gooien en toen naar binnen geklommen.
V : Wat heb je in die woning allemaal gedaan?
A : Ik heb een paar rondjes gelopen en de televisie van de muur gehaald.
V : Waarom heb je hem niet meegenomen?
A : Weet ik niet. [7]
Bewijsoverweging
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat verdachte, na een steen door de ruit van de woning te hebben gegooid, de woning is binnengegaan, een foto van de televisie heeft gemaakt, daarna de trap naar boven op is gelopen en vervolgens weer naar beneden is gegaan, waar verdachte het toestel van de muur heeft getrokken. Op grond hiervan acht de rechtbank feit 2 primair wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1: hij op 5 januari 2020 te [plaatsnaam 1] , met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, uit een woning gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen twee afstandsbedieningen en een beveiligingscamera, geheel of ten dele toebehorende aan “ [onderneming 2] ” en/of “ [onderneming 1] ”, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
feit 2: hij op 5 januari 2020 te [plaatsnaam 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres 2] weg te nemen een televisietoestel, geheel of ten dele toebehorende aan ” [onderneming 2] ” en/of “ [onderneming 1] ”, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door middel van braak en verbreking,
- een steen door een ruit van die woning heeft gegooid en
- die woning is binnengegaan en dat televisietoestel van de muur, waaraan dat
toestel door middel van pluggen bevestigd was, heeft afgetrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Beroep op vrijwillige terugtred
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van vrijwillige terugtred. De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit de bewezen verklaarde gedragingen van verdachte blijkt dat deze waren gericht op het wegnemen van het televisietoestel. Dat verdachte niet weet waarom hij vervolgens de televisie heeft laten staan, maakt niet dat het voorgenomen misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden afhankelijk van de wil van de verdachte.
Er is verder ook geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 2: poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 40 uur, met aftrek.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde taakstraf passend is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich op 5 januari 2020 schuldig gemaakt aan twee nare feiten, te weten het wegnemen van twee afstandsbedieningen en een beveiligingscamera en het proberen weg te nemen van een televisietoestel uit een woning. Verdachte heeft zich de toegang verschaft tot de woning door een steen door de ruit te gooien. Vervolgens is verdachte door de woning gelopen, heeft de tv van de muur getrokken, waarna hij de woning heeft verlaten met de goederen. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij op deze wijze inbreuk heeft gemaakt op het eigendomsrecht van de eigenaren van de goederen. Daarnaast levert dit soort feiten ook overlast op voor de eigenaar, nu aangifte moet worden gedaan en de schade aan de woning moet worden gerepareerd.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een uittreksel Justitiële Documentatie van 22 oktober 2020. Daaruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaar herhaaldelijk onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van diefstallen.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 7 juli 2020, opgesteld door mw. [B] , reclasseringswerker. Daarin staat - samengevat weergegeven - het volgende. Het adviesrapport heeft betrekking op zowel de onderhavige zaak, in welke zaak verdachte is geschorst onder bijzondere voorwaarden als op een andere zaak uit 2017 (jihadisme). Verdachte voldoet aan de ISD-criteria, maar hij heeft met zijn schorsing van het Openbaar Ministerie een laatste kans gekregen.
Verdachte staat bekend als een veelpleger en staat op de Top-x lijst en verdachte komt volgens het OM en het Veiligheidshuis inmiddels in aanmerking voor de ISD-maatregel. De in 2012 gestelde diagnose - ADHD, ODD, beperkte intellectuele vermogens en hechtingsproblematiek - is verouderd. Enkele van de kenmerken die verdachte tot op heden vertoont (boosheid, wantrouwen, gevoel van krenking en pro-criminele houding) lijken daarmee in lijn te liggen, en mogelijk ook door te werken op het delictgedrag. Om daarover zekerheid te verkrijgen is eerst nieuwe diagnostiek door deskundigen nodig. Daarnaast lijken de aanhoudende financiële problemen, in combinatie met onvoldoende oplossingsvaardigheden een beslissingspatroon te vormen bij verdachte, wat leidt tot criminele activiteiten voor eigen gewin en uitingen van verbale agressie naar anderen.
De delicten waar de verdenkingen op zien liggen qua uiting uiteen, maar lijken beiden gepleegd te zijn vanuit een gevoel van frustratie, machteloosheid en het gebrek aan (toekomst)perspectief. Een door verdachte ervaren gevoel van discriminatie (wat in het licht van de actualiteit rondom dit thema niet onaannemelijk geacht kan worden) zorgt tevens voor het aannemen van een zekere ‘slachtofferrol’ door verdachte.
Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat en verdachte zou waarschijnlijk gebaat zijn bij meer inzicht in en controle over zijn persoonlijkheidskenmerken( -problematiek), maar verdachte wordt onvoldoende ontvankelijk geacht voor het aangaan van een behandeltraject. Voor praktische hulp lijkt verdachte daarentegen wel open te staan. Dat biedt enige ‘strohalm’ om met hem (aansluitend bij zijn wensen) een toekomst op te kunnen bouwen. Gezien het dossier van verdachte staat hij al jarenlang bekend als een zelfbepalende, moeilijk te sturen, agressieve jongeman. Anderzijds ziet de reclassering iemand die zich onbegrepen voelt en worstelt met het leven en alle ervaren teleurstellingen daarin. Verdachte lijkt maar weinig (meer) te reageren op straf en correctie. Vanwege het (hardnekkige) wantrouwen dat verdachte koestert tegenover de hulpverlening en het justitiële systeem in Nederland, zal samenwerking met hem en begrenzing van zijn gedrag vermoedelijk zeer moeizaam zijn, maar worden resultaten -met verlaagd recidiverisico- niet onmogelijk geacht als een positieve, outreachende benadering met een lange adem wordt toegepast. De laatste kans die verdachte kreeg met het huidige opgelegde schorsingstoezicht (als alternatief voor de ISD-maatregel) wil de reclassering hem bieden bij een eventuele veroordeling voor de onderhavige zaken.
De recidiverisico's worden ingeschat als hoog gezien het delictverleden van betrokkene, de immer ervaren frustratie/boosheid en de vermoedelijk -inmiddels gerijpte- persoonlijkheids-problematiek, in combinatie met instabiele leefomstandigheden en onvoldoende cognitieve- en copingvaardigheden. Op basis van de geschiedenis lijkt de kans op onttrekking aan voorwaarden tevens hoog te zijn, ware het niet dat hij nu nog wel in beeld is en de slaagkansen wellicht vergroot kunnen worden door (tot op zekere hoogte) aan te sluiten bij de wensen die betrokkene zelf heeft.
De reclassering adviseert om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden:
- meldplicht bij de reclassering,
- meewerken aan financiële hulpverlening,
- meewerken aan ambulante begeleiding,
- met opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte daarbij te begeleiden.
De reclassering wil benadrukken dat verdachte hoogstwaarschijnlijk binnen drie maanden (september 2020) een eigen woning zal kunnen krijgen. Een detentieperiode zal in dit stadium betekenen dat zijn gestarte uitkering en aanmelding bij bewindvoering doorbroken zullen worden, waardoor de kans groot wordt dat verdachte de woning niet zal kunnen betrekken.
De op te leggen straf
Bij de bepaling van de straf, en de hoogte daarvan, heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die doorgaans op basis van de LOVS-richtlijnen in soortgelijke zaken worden opgelegd. Op basis hiervan komt verdachte, mede gezien het veelvuldig recidiveren, in beginsel in aanmerking voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank ziet in het advies van de reclassering gegronde redenen om hiervan af te wijken. De rechtbank acht het op dit moment van groot belang dat de mogelijkheden, die op dit moment door de reclassering worden gezien en benut in het kader van begeleiding van verdachte, ten volle worden benut en niet worden doorkruist door de oplegging van een gevangenisstraf. Om die reden volstaat de rechtbank met de oplegging van een (deels voorwaardelijke) taakstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis, waarvan 30 uur, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis, voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. De rechtbank zal de proeftijd bepalen op twee jaar.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij uitspraak van de politierechter van 9 januari 2019 van deze rechtbank (parketnummer: 16-266182-18) is verdachte een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 30 dagen, met aftrek, waarvan 17 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
Bij uitspraak van de meervoudige strafkamer van 15 september 2017 van deze rechtbank (parketnummer: 16-214473-14) is verdachte een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 4 weken, met aftrek, waarvan 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
9.1
Het standpunt van de officier van justitieDe officier van justitie heeft gevorderd om de vordering tot tenuitvoerlegging van de zaak met parketnummer 16-214473-14 af te wijzen vanwege gebreken aan het dossier. Volgens de officier bestaat er namelijk onvoldoende zekerheid over de datum waarop de proeftijd is aangevangen.
De officier van justitie heeft gevorderd om de vordering tot tenuitvoerlegging van de zaak met parketnummer 16-266182-18 toe te wijzen en de 17 dagen gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf van 34 uur.
9.2
Het standpunt van de verdedigingDe raadsman heeft verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging van de zaak met parketnummer 16-214473-14 af te wijzen. In de zaak met parketnummer 16-266182-18 heeft de raadsman verzocht om primair de proeftijd te verlengen en subsidiair de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
9.3
Het oordeel van de rechtbankDe rechtbank zal de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van 16-214473-14 afwijzen gelet op de onduidelijkheid over het moment waarop de proeftijd is aangevangen.
De rechtbank zal in de zaak met parketnummer 16-266182-18 de vastgestelde proeftijd met één jaar verlengen, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals uiteengezet in de motivering van de strafmaat.

10.BESLAG

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen goederen retour kunnen aan de rechthebbende.
De raadsman heeft niets opgemerkt ten aanzien van beslag.
De rechtbank zal teruggave gelasten van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Camera, (Omschrijving: Overige Realink Go),
  • 1 STK Bouwmateriaal, (Omschrijving: 2643423 camerahouder),
  • 1 STK Afstandsbediening, (Omschrijving: Jvc Rm-C3312),
  • 1 STK Afstandsbediening, (Omschrijving: Euroview),
aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van deze voorwerpen kan worden aangemerkt, zijnde [onderneming 2] en/of [onderneming 1] .
De rechtbank zal teruggave gelasten van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Jas, (Omschrijving: ib 6-1-2020),
  • 1 STK Telefoon, (Omschrijving: A4121171),
aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende van deze voorwerpen kan worden aangemerkt, zijnde verdachte.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 60 uur;
- beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
- beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag;
- beveelt dat een gedeelte van deze straf,
groot 30 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast;
- beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 15 dagen.
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt:
stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
de tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien verdachte gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
verdachte meldt zich op afspraak na het ingaan van de proeftijd bij zijn toezichthouder van de reclassering [organisatie 1] op de [adres 5] te [plaatsnaam 1] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
Meewerken aan financiële hulpverlening
verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering en bewindvoering inzicht in zijn financiën en schulden;
Meewerken aan ambulante begeleiding
Verdachte werkt mee aan de ambulante begeleiding door stichting [organisatie 2] . Verdachte blijft zich melden bij zijn begeleiders, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer: 16-214473-14
- wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer: 16-266182-18
- verlengt de bij uitspraak van de politierechter van deze rechtbank aan verdachte opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf verbonden proeftijd met één jaar;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
  • 1 STK Jas, (Omschrijving: ib 6-1-2020),
  • 1 STK Telefoon (Omschrijving: A4121171),
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende voorwerpen:
  • 1 STK Camera, (Omschrijving: ibg 5-1-20, Overige Realink Go),
  • 1 STK Bouwmateriaal, (Omschrijving: ibg 5-1-2020, 2643423 camerahouder),
  • 1 STK Afstandsbediening, (Omschrijving: ibg 5-1-2020, Jvc Rm-C3312),
  • 1 STK Afstandsbediening, (Omschrijving: ibg 5-1-2020, Euroview);
- heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mrs. A. Blanke en I.L. Gerrits, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Troostheide, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 november 2020.
Mr A. Blanke is buiten staat dit vonnis te tekenen
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 5 januari 2020 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (in/uit een
woning gelegen aan de [adres 2] ) heeft weggenomen twee, althans een,
afstandsbediening(en) en/of een (beveiligings)camera, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan” [onderneming 2] ” en/of “” [onderneming 1]
””, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of
die/dat weg te nemen goederen/geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 5 januari 2020 te Utrecht ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
(in/uit een woning gelegen aan de [adres 2] ) weg te nemen een
televisietoestel, geheel of ten dele toebehorende aan naam “” [onderneming 2] ”
en/of “ [onderneming 1] ”, in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik te brengen door
middel van braak en/of verbreking,
- een steen door een ruit van die woning heeft gegooid en/of
- die woning is binnengegaan en/of dat televisietoestel van de muur (waaraan dat
toestel door middel van pluggen en/of schroeven bevestigd was), heeft
afgetrokken, althans los heeft gemaakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht,
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 januari 2020 te Utrecht
opzettelijk en wederrechtelijk
een televisietoestel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te
weten aan ” [onderneming 2] ” en/of “” [onderneming 1] ”
toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 7 januari 2020, genummerd 20200005824, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 106. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.proces-verbaal aangifte, p. 38
3.proces-verbaal van bevindingen, p. 50
4.proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 18 en 19
5.proces-verbaal aangifte, p. 38
6.proces-verbaal aangifte, p. 39
7.proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 18