ECLI:NL:RBMNE:2020:4789
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging arbeidsongeschiktheidsuitkering op basis van WIA na herbeoordeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 26 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiser ontving sinds 2007 een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) vanwege 80-100% arbeidsongeschiktheid. Echter, na een herbeoordeling op verzoek van het werkbedrijf, heeft verweerder op 8 januari 2019 de uitkering van eiser beëindigd per 9 maart 2019. Dit besluit werd later herroepen, maar de uitkering werd opnieuw beëindigd per 30 september 2019. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat zijn beperkingen zijn onderschat en dat de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) niet correct is vastgesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen zorgvuldig hebben gehandeld en dat hun rapporten voldoen aan de gestelde eisen. Eiser heeft geen overtuigende medische onderbouwing gepresenteerd die de conclusies van de verzekeringsartsen kan weerleggen. De rechtbank oordeelt dat de medische rapporten van de verzekeringsartsen geen tegenstrijdigheden bevatten en dat de conclusies logisch voortvloeien uit de rapporten. Eiser heeft verzocht om een deskundige te benoemen, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat er geen reden was om te twijfelen aan de medische beoordeling door de verzekeringsartsen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering door verweerder terecht was. De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier M.H.A. Willems, en is openbaar uitgesproken, hoewel niet in een openbare zitting vanwege coronamaatregelen.