ECLI:NL:RBMNE:2020:4788

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
UTR 20/2116
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar AOW-pensioen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 oktober 2020 uitspraak gedaan in een beroep dat eiser heeft ingesteld tegen een besluit van de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. Het betreft een bezwaar dat eiser heeft ingediend tegen een besluit van 31 mei 2019, waarin verweerder het bedrag dat eiser te veel aan AOW-pensioen heeft ontvangen, heeft teruggevorderd. Eiser heeft op 14 januari 2020 bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar verweerder heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het na afloop van de bezwaartermijn is ingediend. De rechtbank heeft geoordeeld dat de bezwaartermijn is aangevangen op 5 juni 2019, na de elektronische bekendmaking van het besluit in de Berichtenbox van eiser. Eiser was op de hoogte van het besluit en had tijdig bezwaar kunnen maken, maar heeft dit pas op 14 januari 2020 gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen geldige redenen zijn voor de termijnoverschrijding en heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser krijgt geen gelijk en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/2116

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 oktober 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. G.J. de Kaste),
en
de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld tegen het besluit van verweerder van 17 april 2020. Verweerder heeft in dit besluit het bezwaar van eiser tegen het besluit van 31 mei 2019 niet-ontvankelijk verklaard.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Met het besluit van 31 mei 2019 heeft verweerder het bedrag dat eiser te veel aan AOW-pensioen heeft ontvangen teruggevorderd. Eiser heeft op 14 januari 2020 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 31 mei 2019. Dit bezwaar is door verweerder niet-ontvankelijk verklaard omdat het na afloop van de bezwaartermijn is ingediend en de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. De bezwaartermijn is gaan lopen nadat het besluit in de digitale Berichtenbox van eiser is geplaatst via MijnOverheid.nl
3. Eiser voert aan dat hij tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 31 mei 2019. Eiser was namelijk sinds 29 januari 2020 op de hoogte van het besluit en heeft vervolgens op 10 februari 2020 per post en op 11 februari 2020 per fax bezwaar ingesteld. Eiser heeft dus conform de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep binnen twee weken na bekendmaking van het bestreden besluit bezwaar gemaakt. Weliswaar is het besluit ook in de Berichtenbox geplaatst, maar dat betekent nog niet het besluit daadwerkelijk aan eiser bekend is gemaakt.
4. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit is gedagtekend 31 mei 2019. Verweerder heeft het bestreden besluit bekend gemaakt via de elektronische weg, namelijk door het op 4 juni 2019 te plaatsen in de Berichtenbox van eiser.
5. In artikel 2:14, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat een bestuursorgaan een bericht dat tot een of meer geadresseerden is gericht, elektronisch kan verzenden voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is.
6. Verweerder heeft medegedeeld dat eiser zijn Berichtenbox op 4 februari 2016 heeft geactiveerd, wat betekent dat verweerder berichten, waaronder besluiten naar de Berichtenbox van eiser mag sturen en dit niet meer per post hoeft te doen. Dit betekent dat het bestreden besluit op 4 juni 2029 op de juiste wijze bekend is gemaakt.
7. Nu het bestreden besluit op 4 juni 2019 via de elektronische weg bekend is gemaakt, is de bezwaartermijn aangevangen op 5 juni 2019 en geëindigd op 16 juli 2019. Het bezwaarschrift van eiser is pas op 14 januari 2020 bij verweerder binnengekomen. Het bezwaarschrift is dus gelet op artikel 6:9, eerste lid, van de Awb niet tijdig ingediend. De hoofdregel is dan dat verweerder het bezwaar niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders, bijvoorbeeld als er een geldige reden is waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kon doen. De rechtbank is van oordeel dat van dergelijke omstandigheden geen sprake is. Eiser had vanaf 4 juni 2019 op de hoogte kunnen zijn van het bestreden besluit door in zijn Berichtenbox te kijken. Het is eigen de verantwoordelijkheid van eiser om tijdig over zijn (digitale) post te beschikken. Bovendien blijkt uit een door verweerder overgelegde telefoonnotitie van 4 juni 2019 dat eiser op die datum contact met verweerder heeft gehad over het bestreden besluit. Naar aanleiding van dat telefoongesprek is een formulier ter vaststelling van de aflossingscapaciteit aan eiser verzonden, welke op 6 juni 2019 door eiser is ingevuld en vervolgens is geretourneerd aan verweerder. Gelet daarop acht de rechtbank het voldoende aannemelijk dat eiser op de hoogte was van het besluit van 31 mei 2019 en dus ook tijdig bezwaar had kunnen maken.
8. Verweerder heeft dus terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond (artikel 8:54 van de Awb).
9. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 29 oktober 2020 door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vranken, griffier.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven. Deze uitspraak heeft geen gevolgen zolang er nog verzet kan worden ingediend, of zolang er nog niet op het verzet is beslist.