In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 november 2020 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de zorgtoeslag. Eiser had een aanvraag voor zorgtoeslag over het berekeningsjaar 2017 ingediend, welke door de Belastingdienst op 11 januari 2020 werd afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit I van 6 april 2020. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit. Echter, op 16 september 2020 heeft de Belastingdienst het bezwaar alsnog gegrond verklaard en vastgesteld dat eiser recht heeft op zorgtoeslag vanaf 1 juni 2017, wat resulteerde in het bestreden besluit II.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep van eiser tegen het bestreden besluit I van rechtswege ook betrekking heeft op het bestreden besluit II, conform artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tijdens de zitting op 23 september 2020, die via Skype for Business plaatsvond, is eiser niet verschenen, terwijl de Belastingdienst zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. De rechtbank heeft overwogen dat, aangezien het bestreden besluit II het bestreden besluit I introk, eiser geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het eerste besluit. Daarom werd dit beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Aangezien eiser geen gronden heeft ingediend tegen het bestreden besluit II, heeft de rechtbank dit beroep ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, maar heeft wel bepaald dat de Belastingdienst het door eiser betaalde griffierecht van € 48,- dient te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.