Op 4 november 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. De zaak betreft een verzoek van de verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten na de intrekking van een voorlopige voorziening. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, genomen op 21 augustus 2020. Na het indienen van het bezwaar heeft verweerder op 18 september 2020 medegedeeld dat hij het eerdere besluit introk, waarmee hij voldeed aan de wens van de verzoeker. Hierop heeft de verzoeker zijn verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De voorzieningenrechter overweegt dat op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van de proceskosten van verzoeker en de voorzieningenrechter heeft deze vastgesteld op € 525,-. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht van € 178,- aan verzoeker vergoeden. De voorzieningenrechter heeft verweerder veroordeeld tot betaling van deze bedragen aan verzoeker. De uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, in aanwezigheid van griffier mr. B.L. Meijer, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.