ECLI:NL:RBMNE:2020:4750

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 november 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
20_3122
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten na intrekking voorlopige voorziening

Op 4 november 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen. De zaak betreft een verzoek van de verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten na de intrekking van een voorlopige voorziening. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, genomen op 21 augustus 2020. Na het indienen van het bezwaar heeft verweerder op 18 september 2020 medegedeeld dat hij het eerdere besluit introk, waarmee hij voldeed aan de wens van de verzoeker. Hierop heeft de verzoeker zijn verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De voorzieningenrechter overweegt dat op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van de proceskosten van verzoeker en de voorzieningenrechter heeft deze vastgesteld op € 525,-. Daarnaast moet verweerder ook het griffierecht van € 178,- aan verzoeker vergoeden. De voorzieningenrechter heeft verweerder veroordeeld tot betaling van deze bedragen aan verzoeker. De uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, in aanwezigheid van griffier mr. B.L. Meijer, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3122

uitspraak van de voorzieningenrechter van 4 november 2020 in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. L.P. Kabel),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft op 25 september 2020 gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verweerder heeft op 21 augustus 2020 een besluit genomen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en om een voorlopige voorziening gevraagd. Op 18 september 2020 heeft verweerder medegedeeld dat hij terugkomt op het besluit van 21 augustus 2020 en dat hij dit besluit intrekt. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoeker wilde. Verzoeker heeft daarna het verzoek om een voorlopige voorziening ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor zijn proceskosten.
2. De voorzieningenrechter kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft gereageerd op het verzoek van verzoeker en heeft er geen bezwaar tegen om de proceskosten van verzoeker conform het Besluit proceskosten bestuursrecht te betalen.
4. De voorzieningenrechter stelt de proceskosten van verzoeker die verweerder moet betalen vast op € 525,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).
5. Verweerder moet ook het griffierecht van € 178,- aan verzoeker betalen (artikel 8:82 van de Awb).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 525,- aan proceskosten. Verweerder moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
- bepaalt dat verweerder aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht van € 178,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. O. Veldman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.L. Meijer, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 4 november 2020 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
De voorzieningenrechter is
verhinderd de uitspraakte ondertekenen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak kunt u niet in hoger beroep of in verzet