ECLI:NL:RBMNE:2020:4749

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 november 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
16/706948-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van MDMA/amfetamine en cocaïne met vrijspraak voor gewapende overval

Op 4 november 2020 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van MDMA/amfetamine en cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf dagen, met aftrek van het voorarrest, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn. De verdachte was eerder in 2016 aangehouden en de zaak heeft tot 2020 geduurd, wat resulteerde in een aanzienlijke vertraging in de procedure.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 17 oktober 2016 in Leiden 4,36 gram MDMA/amfetamine en 2,19 gram cocaïne voorhanden had. De verdachte heeft dit feit bekend, terwijl hij voor de andere tenlastegelegde feiten, waaronder een gewapende overval, is vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de gewapende overval die op 30 januari 2016 zou hebben plaatsgevonden.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier jaar geëist, maar de rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de lange duur van de procedure. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste als gevolg van de gewapende overval, niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte van dit feit was vrijgesproken. De benadeelde partij kan zijn vordering alleen bij de burgerlijke rechter indienen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/706948-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 4 november 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1989] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 5 juni 2019, 10 juli 2019, 22 april 2020, 7 oktober 2020 en
4 november 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. E. van der Zee, van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. S.P. Koerselman, advocaat te Zoetermeer, en van hetgeen de benadeelde partij de heer [benadeelde] en zijn raadsman mr. J.J.G.M. Buijs, advocaat te Vught, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
op 30 januari 2016 te Almere zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een gewapende overval op een koerier waarbij onder meer 20 mobiele telefoons zijn weggenomen;
feit 2
op 17 oktober 2016 te Leiden 4,36 gram MDMA/Amfetamine en 8,5 gram cocaïne aanwezig heeft gehad;
feit 3
op 17 oktober 2016 te Leiden pepperspray aanwezig heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 3 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1
Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij niets wist van de gewapende overval zoals onder 1 ten laste is gelegd. Uit het dossier volgt onvoldoende dat verdachte één van de daders is die de gewapende overval hebben gepleegd. Dat maakt dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verdachte wordt van dit feit dan ook vrijgesproken.
Vrijspraak feit 3
Verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij niet wist dat de pepperspray zich in de woning bevond. Uit het dossier volgt onvoldoende dat pepperspray op 17 oktober 2016 is aangetroffen in de woning te Leiden.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2
Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend en zijn raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 oktober 2020;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van
  • 19 oktober 2016, genummerd PL0900-2016032069-125, opgemaakt door politie Midden-Nederland dienst regionale recherche, afdeling specialistische ondersteuning, team forensische opsporing, houdende de bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , pagina 5171 tot en met 5174 van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, met onderzoeksnummer 2016032069, opgemaakt door Politie Midden-Nederland, districtsrecherche Flevoland, Roofteam, doorgenummerd 1 tot en met 11023;
  • een schriftelijk bescheid, te weten een rapport

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 2
op 17 oktober 2016 te Leiden opzettelijk aanwezig heeft gehad 4,36 gram MDMA/amfetamine en 2,19 gram cocaïne, zijnde MDMA/amfetamine en cocaïne middelen als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3e van die wet.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 2
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat rekening gehouden dient te worden met de redelijke termijn omdat alle de feiten uit 2016 zijn. Voorts dient rekening te worden gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafvordering en het feit dat verdachte sinds 2016 niet meer met politie en justitie in aanraking is geweest. Tot slot heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat de persoonlijke omstandigheden van verdachte op dit moment stabiel zijn.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van MDMA/amfetamine en cocaïne. Het is algemeen bekend dat harddrugs een verwoestende werking hebben op mensen die daarvan afhankelijk worden en op de samenleving als geheel, mede door de criminaliteit die verbonden is aan en voortvloeit uit het gebruik van harddrugs. Verdachte draagt er aldus aan bij dat die drugs beschikbaar blijven en de daarmee gepaard gaande overlast in stand blijft.
Persoon van verdachteDe rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 26 augustus 2020 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld. Nu uit het uittreksel tevens blijkt dat verdachte meermalen een straf opgelegd heeft gekregen, nadat het bewezenverklaarde feit -zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld- is gepleegd, houdt de rechtbank op grond van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening met deze straffen.
De straf
Gelet op de aard en ernst van het bewezen verklaarde feiten gelet op verdachtes justitiële documentatie, waaruit blijkt dat aan verdachte eerder al geldboetes, werkstraffen en een voorwaardelijke gevangenisstraf is op gelegd, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week op zijn plaats.
Redelijke termijn
In strafmatigende zin houdt de rechtbank rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. Het heeft namelijk te lang geduurd voordat er uitspraak wordt gedaan in deze zaak. Daardoor heeft verdachte onnodig lang in onzekerheid gezeten over de afdoening van de zaak. Ter compensatie van die onzekerheid krijgt hij een korting op de op te leggen straf.
In beginsel moet een strafzaak binnen twee jaar tot een afronding komen. Als beginpunt van de redelijke termijn neemt de rechtbank de aanhouding van verdachte en de doorzoeking van zijn woning op 17 oktober 2016. Vanaf dat moment kon verdachte verwachten dat hij zou worden vervolgd. De zaak had dus in beginsel uiterlijk twee jaar later, op 17 oktober 2018, afgerond moeten zijn met een eindvonnis van de rechtbank. De rechtbank doet pas op
4 november 2020 uitspraak. De redelijke termijn is dus met ongeveer 24 maanden overschreden. Dat is een forse overschrijding die niet aan de verdediging te wijten is. De rechtbank houdt anderzijds rekening met het feit dat, vanwege de uitbraak van het coronavirus en de daarmee samenhangende gevolgen voor het zittingsrooster van de rechtbank, de zaak niet eerder (inhoudelijk) op zitting kon worden gepland. De rechtbank noch het Openbaar Ministerie heeft daar geen invloed op gehad. De rechtbank zal een korting van twee dagen op de gevangenisstraf toepassen.
Conclusie – De straf
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van vijf dagen met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

9.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 32.181,31. Dit bedrag bestaat uit € 19.681,31 materiële schade en € 12.500,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het voorstelbaar dat [benadeelde] ten gevolge van de overval niet meer heeft kunnen werken. Het verlies aan inkomen van 1 februari 2017 tot 1 februari 2018 komt volgens de officier van justitie dan ook voor vergoeding in aanmerking. Voor wat betreft het verlies aan inkomen vanaf de periode van 1 februari 2018 refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank. Mocht de beoordeling daarover te ingewikkeld worden voor deze strafprocedure, dan verzoekt de officier van justitie de vordering voor dat deel niet-ontvankelijk te verklaren. De officier van justitie acht de hoogte van de gevorderde immateriële schade passend en verzoekt om deze schade volledig toe te wijzen. Tot slot verzoekt de officier van justitie bij een toewijzing deze hoofdelijk op te leggen en de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, omdat ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit vrijspraak dient te volgen. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu verdachte van het onder 1 ten laste gelegde gewapende overval zal worden vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De benadeelde partij kan de vordering alleen bij de burgerlijke rechter aanbrengen. De benadeelde partij en verdachte zullen de eigen kosten dragen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2 en 10 van de Opiumwet,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart de ten laste gelegde feiten 1 en 3 niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van vijf (5) dagen;
- beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Crouwel, voorzitter, mrs. W.S. Ludwig en M.C. Danel rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.E. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 november 2020.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 30 januari 2016 te Almere in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een koffer met daarin een scanapparaat, een pinautomaat, een mini-PC en/of
- een personenauto (merk: Volkswagen, type: Caddy , kenteken [kenteken] ), en/of
- 20, althans een groot aantal, mobiele telefoons, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
en
- een mobiele telefoon en/of
- een tas en/of
- huissleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat dat hij, verdachte en / of een of
meer van zijn mededader(s),
- gekleed met een masker/bivakmuts over zijn/hun hoofd en/of een capuchon over zijn/hun hoofd dragend die [benadeelde] heeft/hebben gedwongen een (vrijwel leegstaand) appartement aan de [adres] te [woonplaats] binnen te gaan en/of
- een pistool, althans een vuurwapen, op het voorhoofd van die [benadeelde] heeft/hebben gedrukt en/of
- die [benadeelde] heeft/hebben gezegd dat hij op de grond moest gaan liggen en (vervolgens) een knietje in diens rug heeft/hebben gegeven en/of
- die [benadeelde] bij de armen en/of schouder heeft/hebben gepakt en hem een verdieping omhoog heeft/hebben getrokken/gesleurd en/of gebracht en/of die [benadeelde] heeft/hebben gefouilleerd en/of
- een pistool, althans een vuurwapen, op het hoofd van die [benadeelde] heeft/hebben gericht en tegen zijn hoofd heeft/hebben gehouden en/of
- het hoofd van die [benadeelde] naar achteren heeft/hebben getrokken en/of
- tape over/om het hoofd van die [benadeelde] heeft/hebben gewikkeld en/of
- de handen van die [benadeelde] heeft/hebben geboeid met handboeien en/of
- die [benadeelde] aan zijn armen en nek omhoog heeft/hebben getrokken en hem een (inbouw)kast in heeft/hebben geduwd en de kast van de deur dicht heeft/hebben gedaan en/of
- ( meermalen, althans eenmaal, terwijl die [benadeelde] zich in een/die kast bevond) een pistool op die [benadeelde] heeft/hebben gericht en/of
- die [benadeelde] gezegd: “je moet je mond houden, anders word je neergeschoten” en/of “liggen jij, ik schiet je kapot, niet verroeren” en/of “stil zijn”, althans woorden van dergelijke (dreigende) aard en/of strekking;
feit 2
hij op of omstreeks 17 oktober 2016 te Leiden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 4,36 gram van een materiaal bevattende MDMA/amfetamine (ongeveer) 8,5 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA/amfetamine en/of cocaïne (een) middel(en) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
feit 3
hij op of omstreeks 17 oktober 2016 te Leiden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten een gasbusje Pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het, treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen, voorhanden heeft gehad.