4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen feit 1 primair
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] :
‘De diefstal met geweld heeft plaatsgevonden op 30 januari 2016 te Almere. Ik ben al 8 jaar werkzaam bij [bedrijf]
(hierna: [bedrijf] ).Vandaag had ik een witte Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] meegekregen. De werkwijze is dat ik 10 minuten van te voren bel dat ik er binnen 10 minuten ben. Ik belde naar het opgegeven nummer van [adres] . Op het pakket stond de naam [B] .Achterin mijn auto stonden alle pakketjes die ik nog moest bezorgen. Ik had een koffer bij mij. In de koffer zat een scanapparaat, een pinautomaat, een mini PC en een tablet.
Ik klopte aan en heel kort daarop kwam een man naar beneden lopen. Ik zei dat ik zijn ID-kaart nodig had. Hij vroeg of ik mee wilde naar boven en ik zei dat dat niet kon omdat ik mijn auto in de gaten moest houden. De man zei vervolgens dat hij zijn spullen ging halen. De man moest nog 203,23 betalen.
Deze man zag er als volgt uit:
- licht getinte huidskleur, ik denk van Marokkaanse afkomst. Ik zal hem dader 1 noemen.
De jongen ging vervolgens perceelnummer [nummer] binnen. Vervolgens zag ik dat er twee gemaskerde mannen naar buiten kwamen. Dader 1 ging naar binnen en zij kwamen naar buiten. Ik zag dat de gemaskerde mannen ook capuchons over hun hoofd droegen.Er werd een pistool op mijn voorhoofd gedrukt. Er werd tegen mij gezegd dat ik moest liggen. Ik kwam op de grond terecht en kreeg een knie in mijn rug. Ik lag op mijn buik. Vervolgens werd ik door beide mannen omhoog getrokken en ik werd meegesleurd naar boven. Ik werd ondertussen gefouilleerd en de autosleutel werd uit mijn broekzak weggenomen. De mannen hielden mij vast en trokken mij mee. Ik werd via de trap meegesleurd naar de eerste verdieping. De persoon met het vuurwapen richtte het vuurwapen op mijn hoofd. Het werd zelfs tegen mijn hoofd gehouden. Ik moest van de mannen mijn mond houden en anders zou ik worden neergeschoten. Mijn hoofd werd vervolgens naar achteren getrokken. Vervolgens voelde ik dat er bruine tape meerdere keren rondom mijn hoofd werd geplakt. Mijn handen werden vervolgens geboeid met handboeien. Ik lag inmiddels op de grond en er werd een knie in mijn rug gezet. Ik werd aan mijn armen en nek omhoog getrokken en werd een inbouwkast ingeduwd. Er werd geroepen “liggen jij, ik schiet je kapot, niet verroeren”. Ik zag dat de kastdeur dicht werd gedaan. Er werd gezegd dat ik stil moest zijn.Ik zag dat de koffer en het pakketje weg waren. Ik zag dat de auto was weggenomen. In de auto lagen mijn telefoon, mijn tas en mijn huissleutels. Achterin het voertuig lagen de pakketten die nog bezorgd moesten worden.’
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] :
‘Op 30 januari 2016 reden wij op de Zandwierde te Almere-Haven. Ter hoogte van de [straat] nummer [nummer] zagen wij een witte Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] staan.’
Emailbericht van [bedrijf] van 30 januari 2016 met gegevens van de 20 weggenomen telefoons.
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
‘Wij zagen dat het een wit Volkswagen bestelbusje betrof voorzien met kenteken [kenteken] . Wij zagen dat de laadruimte, geheel leeg was.’
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] met betrekking tot de zakelijke telefoon van [slachtoffer]:
‘In de telefoon zit een simkaart voorzien van telefoonnummer [telefoonnummer] .’
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 7]:
‘Op 30 januari 2016 belde ik met [bedrijf] Ik sprak met [C] . Ik hoorde hem zeggen dat het telefoonnummer dat [slachtoffer] had gebeld voordat hij het pakketje afleverde op de [adres] te [woonplaats]
[telefoonnummer]is. Hij vertelde dat de naam van de besteller [B] , geboren op [1978] is. Bij de bestelling is rekeningnummer [rekeningnummer] opgegeven. Op mijn vraag vertelde [C] dat de bestelling op 25 januari 2015 (
de rechtbank leest: 2016) te 16:15 uur is binnengekomen.’
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6]:
‘Blijkens gegevens van [bedrijf] werd de bestelling besteld middels het IP-adres [IP-adres] .’
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6]:
‘Blijkens gegevens op het internet blijkt dat het IP-adres [IP-adres] behoort bij provider EDPnet.nl.’
Proces-verbaal van gevorderde gegevens van [verbalisant 6]:
‘Op 29 februari 2016 zijn door het bedrijf EDPnet de gegevens verstrekt van het IP-adres [IP-adres] . Blijkens deze gegevens is eerder genoemd IP-adres sinds
7 september 2015 in gebruik bij Smartphonecity, [adres] te [woonplaats] .’
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6]:
‘Op 30 januari 2016 te 09:57 uur wordt er middels telefoonnummer [telefoonnummer] gebeld naar [telefoonnummer] . Het gesprek duurt 69 seconden.’
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] :
‘De identificerende gegevens van bankrekeningnummer [rekeningnummer] opgevraagd. Ik ontving de gegevens van ABN Amro van het eerdere genoemde bankrekeningnummer. [B] , [adres] , geboortedatum [1978] ’.
Proces-verbaal van verhoor van verdachte van 17 oktober 2016:
‘V: We hebben begrepen dat je de bijnaam [bijnaam] hebt?
A: Ja sommige mensen noemen me zo.
V: Van welke telefoonnummers maak jij gebruik?
A: Mijn nummer is [telefoonnummer] . Ik heb nog een nummer.
V: Uit onderzoek komt naar voren dat jij gebruik maakt van [telefoonnummer] . Hoe lang gebruik jij dit telefoonnummer?
A: Ik heb dit nummer al een tijdje.’
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6]:
‘In het onderzoek 13Kloes is het telefoonnummer [telefoonnummer] onderschept. Dit telefoonnummer was in gebruik bij [A] . [A] heeft contact met een nog onbekend gebleven persoon die gebruik maakt van meerdere telefoonnummers. Namelijk [telefoonnummer] en [telefoonnummer] . Uit onderzoek in de telefoon van [A] is gebleken dat de telefoonnummers gekoppeld staan aan de naam “ [bijnaam] ” en “ [bijnaam] ”.’
Overzicht van gesprekken met betrekking tot het nummer [telefoonnummer] in het onderzoek 13KLOES:
‘Dit gesprek, gevoerd in het Surinaams is op 17 juni 2015 vertaald door een tolk(00180) naar het Nederlands.
[A] bn nnman8679.
NN-man: ik ben opzoek naar een auto.
[A] : oke, maar voor welk werk.
[A] : hoeveel koppen geeft het (een kop= duizend).
NN-man: zeg maar drie dubbeltje als alles eruit is wat eruit moet.
NN-man: alleen maar een man nog, als je de auto regelt…
NN-man: twee mannen zijn er al, alleen een drieman missie.
[A] : heb je een driver nodig?
NN-man: als de auto er is dan is het geen probleem. Ik zal zelf rijden.
NN-man: je weet dat soort dingen toch. Dus is over laden, hoge tempo.
NN-man: dit is half in huis. De mannen zullen. Ik heb al één geregeld. Je kent dat model tovch. Als de man binnen komt dan wordt hij gewurgd en vastgepakt.
[A] : oke, is een bestelling
NN-man: ja
[A] : waarom neem je niet een ander adres? Is een adres dat je nodig hebt of niet?
NN-man: ja dat heb ik al. Ik heb wat gecreëerd. Ik heb een mooie plek gezien waar ik het kan regelen.
NN-man: maar je moet rekenen als de man de bel drukt dan moet de man binnen getrokken worden en gewurgd (in bedwang houden) worden. Dat zal haar in paniek brengen. Daarom heb ik een soort model geregeld waar er gebeld kan worden en de mannen trekken hem daar, andere mannen rijden weg of halen het eruit.
NN-man: we gaan de man wurgen.
[A] : eigenlijk heb je geen auto nodig. Je kan met de auto van de man wegrijden toch.
NN-man: daar had ik het over met mijn broertje, maar de manier waarop hij het wou doen is als de man aangekomen is en de auto voor de deur heeft geparkeerd, dan wil hij alvast een auto daar zetten en als de man wordt vastgehouden dan willen ze alles overzetten.
NN-man: feitelijk moeten we de man vast houden, één of twee mannen rijden weg met de auto van de man, ergens naartoe.
NN-man: we hebben dit met twee mannen besproken, maar de derde man is er nog niet. Ik ben er zelf ook in en het moet goed gaan.
[A] : ik kan je zeggen dat je geen auto nodig hebt. Je kan met het werk van de man weggaan. Je moet rekenen dat de mannen het werk(auto) op de GPS zullen zetten.
NN-man: dat denk ik ook hoor. Die auto’s zijn vervelend. Daarom had de man gezegd dat het ter plekke weggehaald moet worden. Als de man binnen komt is wurgen en de sleutel van de man afnemen.
[A] : je kan ook de sleutel nemen en het werk(auto) ergens anders brengen om de lading eruit te halen.
NN-man: ja, zo had ik het zelf gedacht.
NN-man: ik zal het rijden en weghalen.
Dit gesprek, gevoerd in het Surinaams is op 18 juni 2015 vertaald door een tolk(00180) naar het Nederlands.
[A] bv nnman8679.
NN-man: sowieso zal de man vol met biesjes zijn. De man heeft een volle auto. De man zit vol business. Als de man vroeg komt en de mannen zeggen ook hoe laat ze komen en je belt een kwartier eerder, dat hij eraan komt, de man zal vol zijn en dat is garantie.’
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat deze telefoongesprekken tussen hem en [A] niet goed zijn vertaald.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [B] van 1 oktober 2016:
‘V: Wie is foto 1?
A: Dat is [verdachte] . [verdachte] wordt ook wel eens [bijnaam] genoemd. [verdachte] was heel lang mijn drugsdealer. [verdachte] dealt al sinds 2011 cocaïne aan mij. Ik hoefde [verdachte] maar te bellen dat ik cocaïne nodig had en hij kwam het brengen. [verdachte] dealt aan huis maar ook op straat.
A: Zowel mijn identiteitskaart als mijn bankpas heeft [verdachte] wel eens van mij geleend. Dit moest ik als onderpand geven als ik drugs wilde en geen geld had.
A: Dit is meerdere keren gebeurd, ook voor 30 januari 2016.
V: We laten je een telefoongesprek horen van 24 mei 2016 tussen jou en een andere man. Tijdens het gesprek zeg jij dat de man met geld is geweest maar dat de gebelde ( [bijnaam] ) er niet was. Een andere man neemt het telefoongesprek over en zegt dat die man zijn bankpasje weer heeft meegenomen. We laten je een tweede gesprek horen van 1 juni 2016. Het gesprek is tussen jou en [bijnaam] . Tijdens het gesprek is [bijnaam] heel boos, hij brengt nu die man naar je huis en die gaat jou kapot slaan.Het pasje van jou is geblokkeerd en het pasje is niet goed. Jij zegt dat het niet kan. [bijnaam] probeert er geld vanaf te halen en toen moest er contact worden opgenomen. Jij zegt dat [bijnaam] zijn geld wel krijgt.
O: De opgenomen gesprekken zijn afgespeeld.
V: Wie is deze man?
A: Dat is [verdachte] . Ik ben die andere man. Deze telefoongesprekken gaan over mijn bankpas die [verdachte] had. Ik had de bankpasjes toen weer als onderpand meegegeven. Ik had drugs gekocht bij [verdachte] , cocaïne. Omdat ik niet kon betalen heeft [verdachte] mijn bankpas genomen.’
Foto 1: ( [verdachte] )’
Proces-verbaal van verhoor van verdachte van 17 oktober 2016:
‘V. Tijdens de tapgesprekken die we eerder hebben laten lezen zeg jij dat je een adresje moet regelen. Het pand op de [adres] te [woonplaats] stond al een tijdje leeg. Uit gevraagde gegevens blijkt dat er met jouw telefoonnummer contact is met het telefoonnummer van onderbuurman [contact] .
A: Ja, die ken ik vanuit de buurt ja.’
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 8] :
‘Uit opgevraagde telecomgegevens blijkt dat er vanaf 31 januari 2016 inzicht is in de tegencontacten van [verdachte] . Daaruit blijkt dat er contact is met [contact] , welke verblijft op de [adres] te [woonplaats] . Dit betreft een woning in hetzelfde portiek als de plaats delict. Toegang tot het portiek kan alleen vanuit een aldaar gelegen woning of middels een sleutel.’
Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] :
‘In de periode van de bestelling (25 januari 2016) was er dagelijks telefonisch contact tussen het telefoonnummer van [B] en [bijnaam] (van 17 januari t/m/ 25 januari 2016)
Op 25 januari 2016 te 15:45 uur (datum bestelling) heeft er een telefoongesprek plaatsgevonden van 571 seconden tussen [telefoonnummer] ( [bijnaam] ) en telefoonnummer [telefoonnummer] (prepaid). Telefoonnummer [telefoonnummer] straalt dan aan op de zendmastpaal [adres] te [woonplaats] . Om 16:15 uur heeft de bestelling plaatsgevonden en dit vond plaats in belhuis Phonehousecity op de [adres] te [woonplaats] . De zendmastpaal [adres] te [woonplaats] en Phonehousecity liggen nabij elkaar (<500 meter).
Uit onderzoek blijkt dat telefoonnummer [telefoonnummer] op verschillende dagen en tijdstippen dezelfde zendmastpaal aanstraalt als telefoonnummer [telefoonnummer] (het telefoonnummer waarmee de bestelling is gedaan en waarmee de koerier contact had).
Datum
Tijd
[telefoonnummer]
[telefoonnummer]
30 januari 2016
08:50
[adres] [woonplaats]
30 januari 2016
09:04
[adres] [woonplaats]
Op 30 januari 2016 heeft het volgende telefoonverkeer tussen telefoonnummer [telefoonnummer] en telefoonnummer [telefoonnummer] plaatsgevonden.
Soort
Tijd
Duur
Zendmastpaal [telefoonnummer]
Gesprek
08:50
16
[adres] [woonplaats]
SMS
09:56
[straat] [woonplaats]
Gesprek
10:01
49
[straat] [woonplaats]
Gesprek
10:19
6
[straat] [woonplaats]
Uit de netwerkmeting blijkt dat de zendmastpaal [straat] [woonplaats] een zendmastpaal is bij de plaats delict.
Uit de historische gegevens blijkt dat telefoonnummer [telefoonnummer] op
30 januari 2016 op de volgende zendmastpalen aanstraalt.
Soort
Tijd
Duur
Zendmastpaal
Tegencontact
Gesprek
04:04
164
[straat] te [woonplaats]
[telefoonnummer]
Gesprek
07:15
116
[straat] te [woonplaats]
[telefoonnummer]
Gesprek
08:03
22
[adres] te [woonplaats]
[telefoonnummer]
Gesprek
08:37
21
[straat] te [woonplaats]
[telefoonnummer]
Gesprek
08:50
16
[straat] te [woonplaats]
[telefoonnummer]
SMS
09:56
[straat] te [woonplaats]
[telefoonnummer]
Gesprek
10:01
49
[straat] te [woonplaats]
[telefoonnummer]
Gesprek
10:01
49
[straat] te [woonplaats]
[telefoonnummer]
Gesprek
10:01
49
[straat] te [woonplaats]
[telefoonnummer]
Gesprek
10:19
6
[straat] te [woonplaats]
[telefoonnummer]
Gesprek
10:19
6
[straat] te [woonplaats]
[telefoonnummer]
Gesprek
10:19
6
[straat] te [woonplaats]
[telefoonnummer] ’
Bewijsoverwegingen feit 1 primair
De gewapende overval
Op basis van de aangifte van [slachtoffer] en de bevindingen die de politie ter plaatse heeft gedaan, stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] op 30 januari 2016 een bestelling, op naam van [B] , wilde bezorgen bij de [adres] te [woonplaats] . Nadat [slachtoffer] aanbelde bij deze woning, werd opengedaan door een man, die hem vroeg mee naar boven te gaan. Toen [slachtoffer] dat weigerde omdat hij zijn auto in de gaten wilde houden, nam de man de trap naar boven en ging perceelnummer [nummer] binnen. Vanuit dat pand kwamen ineens twee gemaskerde mannen naar buiten rennen. [slachtoffer] werd door hen naar boven gesleurd. Eén van de mannen hield een pistool tegen het hoofd van [slachtoffer] . De twee mannen hebben bruine tape om het hoofd van [slachtoffer] gewikkeld en handboeien aangelegd. [slachtoffer] werd vervolgens een inbouwkast ingeduwd waarna geroepen werd “liggen jij, ik schiet je kapot, niet verroeren”. Toen de politie ter plaatse kwam, is in de woning aan de [adres] de koffer die [slachtoffer] bij zich had geopend aangetroffen. Iets verderop heeft de politie de Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] , dat was de auto van [slachtoffer] , leeg aangetroffen. Gelet daarop en op de bestellijst van de werkgever ( [bedrijf] ) van [slachtoffer] , stelt de rechtbank vast dat alle 20 telefoons die [slachtoffer] nog ging bezorgen toen zijn weggenomen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de hierboven door de rechtbank vastgestelde gewapende overval in vereniging heeft gepleegd en overweegt daartoe als volgt.
Modus operandi gesprek [A] juni 2015
In de eerste plaats acht de rechtbank van belang dat verdachte in juni 2015 de modus operandi op detailniveau met [A] heeft besproken. Verdachte is in die gesprekken de persoon die die modus operandi voorstelt, waarbij specifieke deelonderwerpen en praktische aspecten worden besproken. De rechtbank acht hierbij onder meer van belang dat verdachte spreekt over een ‘model’ waarbij het gaat om een ‘driemansmissie’, een ‘bestelling’ en ‘als de man op de bel drukt dan moet de man binnen getrokken worden en gewurgd (in bedwang houden)’. Tevens spreekt verdachte over ‘als de man wordt vastgehouden dan willen ze alles overzetten’. Verdachte vertelt dat hij hiervoor al een adres heeft gevonden. Er wordt zelfs benoemd dat het ‘half in huis’ is.
Een en ander komt vrijwel exact overeen met wat er op 30 januari 2016 in Almere heeft plaats gevonden.
Het gesprek heeft plaats gevonden in de Surinaamse taal. Het gesprek is vertaald op papier gezet en opgenomen in het dossier. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zich het gesprek niet kan herinneren maar wel dat de vertaling van dit gesprek niet goed is. Kennelijk is verdachte dus ook bekend met de oorspronkelijke Surinaamse tekst. Ten overstaan van de rechter-commissaris, bij gelegenheid van zijn voorgeleiding d.d. 20 oktober 2016, verklaarde verdachte nog [A] helemaal niet te kennen. Verdachte heeft noch bij de politie, noch op de zitting uitleg gegeven over de inhoud van dit gesprek. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte al in de zomer van 2015 het gedetailleerde plan had opgevat en besproken om een overval als de onderhavige op een koerier te plegen. Dat er een aantal maanden tussen het bespreken van het plan en de uitvoering zit maakt dit element niet minder belastend, temeer nu verdachte in het geheel niet aangeeft hoe zijn gesprek met [A] anders zou moeten worden uitgelegd.
Portiek [adres] te [woonplaats] – contact [contact]
[adres] te [woonplaats] betreft het adres dat is opgegeven bij de bestelling en waar de overval (deels) is gepleegd. Die op dat moment leegstaande woning bevindt zich in hetzelfde portiek als de woning van [contact] (nummer [nummer] ). De deur tot het portiek kan alleen vanuit een aldaar gelegen woning of met een sleutel worden geopend. Verdachte heeft verklaard dat hij [contact] kent en uit telecomgegevens blijkt dat verdachte en [contact] kort na de overval contact hebben met elkaar. Hier valt uit af te leiden dat verdachte mogelijk toegang had tot de woning aan de [straat] .
Voorts acht de rechtbank het contact van verdachte met [B] van belang.
Gegevens bestelling – [B]
Uit de gegevens die [bedrijf] heeft verstrekt volgt dat de bestelling die [slachtoffer] kwam bezorgen, op 25 januari 2016 gedaan is op naam van [B] . Hierbij is het bankrekeningnummer van [B] opgegeven. [B] heeft verklaard dat hij niets weet van de betreffende bestelling, dat verdachte zijn drugsdealer is en dat hij in dat kader – ook vóór
30 januari 2016 – wel eens zijn bankpas heeft afgegeven aan verdachte. Verdachte gebruikte de bankpas dan als onderpand als [B] niet direct de drugs kon betalen. De rechtbank acht deze verklaring aannemelijk, nu uit het dossier blijkt dat dit een werkwijze van verdachte is waarover meerdere getuigen verklaren (onder andere [getuige 1] en [getuige 2] ). De rechtbank verwijst hierbij naar de getuigenverklaringen die bij feit 2 zijn opgenomen.
Op basis van voornoemde stelt de rechtbank vast dat verdachte contact had met [B] en beschikte over zijn bankpas en zijn rekeningnummer.
Gegevens bestelling – telefoonnummer [telefoonnummer]
Op basis van door [bedrijf] verstrekte gegevens staat vast dat het telefoonnummer [telefoonnummer] opgegeven is bij de betreffende bestelling. Uit de historische gegevens blijkt dat [slachtoffer] op 30 januari 2020 om 09:57 uur heeft gebeld naar dat telefoonnummer om door te geven dat hij binnen 10 minuten bij de [adres] te [woonplaats] zou zijn.
Nagenoeg dezelfde locatie – telefoonnummer [telefoonnummer]en Phonehousecity
Op basis van het onderzoek naar het IP-adres waarmee de betreffende bestelling is gedaan, stelt de rechtbank vast dat de bestelling geplaatst is op 25 januari 2016 om 16:15 uur vanuit belhuis Phonehouscity, aan de [adres] te [woonplaats] . Een half uur daarvoor, om 15:45 uur, heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen het telefoonnummer van verdachte, [telefoonnummer]
,en telefoonnummer [telefoonnummer] . Het telefoonnummer [telefoonnummer] straalt dan de zendmastpaal [adres] te [woonplaats] aan. De afstand tussen de zendmastpaal [adres] en Phonehousecity is minder dan 500 meter. Uit vorenstaande maakt de rechtbank op dat verdachte een half uur voordat de betreffende bestelling is geplaatst contact heeft gehad met een telefoonnummer dat vlakbij de locatie was waar vanuit de betreffende bestelling is geplaatst.
Telefoonnummer [telefoonnummer]op dezelfde locaties als[telefoonnummer]
De rechtbank acht voorts van belang dat het telefoonnummer [telefoonnummer] op de datum van de bestelling en de datum van de overval, meerdere keren, telkens min of meer gelijktijdig dezelfde zendmastpaal aanstraalt als het telefoonnummer [telefoonnummer] , het nummer waarmee de bestelling is geplaatst en dat door [slachtoffer] is gebeld om te zeggen dat hij er aan kwam.
Contact verdachte en [telefoonnummer]
De rechtbank neemt in haar oordeel voorts mee dat verdachte (met zijn telefoonnummer [telefoonnummer]
)op verschillende dagen en tijdstippen rondom de overval contact heeft met het telefoonnummer [telefoonnummer] . Zo ook op 30 januari 2016 rond het tijdstip van de overval, namelijk op de tijdstippen 08:50 uur, 10:01 uur en 10:19 uur. Om 09:56 uur wordt er een sms-bericht verstuurd tussen beide telefoonnummers, terwijl het telefoonnummer [telefoonnummer] tijdens die contacten aanstraalt op de zendmastpaal [straat] te Almere, de zendmastpaal nabij de [adres] te [woonplaats] .
Conclusie
Gelet op het gesprek tussen verdachte en [A] in juni 2015, de contacten die verdachte heeft met [contact] en [B] , en de beschikbaarheid over diens gegevens, zoals hierboven uiteengezet en gelet op de verbanden tussen het telefoonnummer waarmee de bestelling is geplaatst ( [telefoonnummer] ), het telefoonnummer [telefoonnummer] en het telefoonnummer van verdachte ( [telefoonnummer] ), alles in samenhang met elkaar bezien, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte in nauwe en volledige samenwerking met anderen de overval op [slachtoffer] op 30 januari 2016 te Almere heeft gepleegd. Over dat medeplegen het volgende.
Medeplegen
Niet is komen vast te staan wie de mededaders van verdachte zijn. Ook kan uit het dossier niet onomstotelijk worden vastgesteld wie het telefoonnummer [telefoonnummer] in gebruik heeft gehad in de dagen voor en tijdens de overval. Wel staat vast dat verdachte een initiërende rol heeft gehad bij de overval; hij heeft het plan van aanpak maanden daarvoor al besproken met [A] . Tijdens dat gesprek heeft verdachte gezegd dat hij wel een adres wist waar de overval zou kunnen plaatsvinden. Uit de historische telefoongegevens blijkt dat verdachte de dag na de overval telefonisch contact heeft met [contact] , wiens woning het trapportaal deelt met de woning van de overval. De rechtbank gaat er daarom van uit dat verdachte het adres waarop de overval zou plaatsvinden, heeft bepaald. Verdachte had de beschikking over de (bank)gegeven van [B] , die zijn gebruikt voor het plaatsen van de bestelling. Uit de historische telefoongegevens blijkt tot slot dat verdachte rondom het tijdstip van de bestelling en rondom de overval zelf, in contact stond met de vermoedelijke uitvoerders van zijn plan. Voor de rechtbank staat daarmee vast dat verdachte een belangrijke en sturende rol heeft gehad bij zowel de voorbereiding als de uitvoering van de overval en dat hij daarbij nauw en bewust heeft samengewerkt met de andere (onbekend gebleven) overvallers.
Partiële vrijspraak
Uit het dossier volgt dat de koffer met daarin een scanapparaat, een pinautomaat en een mini-pc door de politie in de woning aan de [adres] in [woonplaats] is aangetroffen, zodat daaruit volgt dat deze goederen door verdachte en zijn mededaders niet zijn weggenomen. Dat die goederen als gevolg van toegepast geweld in die woning zijn beland is op zich niet voldoende om van wegnemen te kunnen spreken, aangezien aangever die goederen bij zich droeg. Van dat deel van de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte vrijspreken.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 2
Proces verbaal van verhoor van verdachte van 17 oktober 2016:
‘V: Van welke telefoonnummers maak jij gebruik?
A: Mijn nummer is [telefoonnummer] . Ik heb nog een nummer.
V: Uit onderzoek komt naar voren dat jij gebruik maakt van [telefoonnummer] . Hoe lang gebruik jij dit telefoonnummer?
A: Ik heb dit nummer al een tijdje.’
Uitwerking tapgesprekken als bijlagen bij proces verbaal van bevindingen van [verbalisant 6] :
‘
Beller: [telefoonnummer] Datum: 24-05-2016 Gebelde: [telefoonnummer]
Beller wil graag nu voor een tientje. Gebelde kot niet nu. Hij wil eerst eten en komt later. Gebelde komt naar beller.
Beller: [telefoonnummer] Datum: 24-05-2016 Gebelde: [telefoonnummer]
Naam: papa9436 Naam: zoon4117
Beller zegt dat de man met geld is geweest, maar dat hij er niet was. Een andere man neemt de telefoon over en zegt dat die man zijn bankpasje weer heeft meegenomen. Hij kan morgen op het werk langskomen en het ophalen. Dan gaat gebelde hard praten en zegt “papa, als je morgen niet betaalt, heb je een probleem”.
Beller: [telefoonnummer] Datum: 04-06-2016 Gebelde: [telefoonnummer]
Naam: [B]
Beller vraagt of [B] voor hem kan pakken, bellen. Hij heeft veel en [B] kan 25 gram krijgen als hij wil.
Beller: [telefoonnummer] Datum: 19-06-2016 Gebelde: [telefoonnummer]
[D] zegt dat hij wat lekkers heeft.
[bijnaam] vraagt wat hij heeft.
[D] zegt dat hij dat niet over de telefoon kan zeggen.
[bijnaam] vraagt hoeveel hij heeft.
[D] zegt 7-8 gram.
[bijnaam] zegt dat hij gaat bellen.
[D] vraagt of [bijnaam] komt.
[bijnaam] komt straks kijken.
[telefoonnummer] zegt : hoeveel wil je verkopen?
[D] zegt: 140-5 puur
[telefoonnummer] zegt dat hij dat te duur vindt en vraagt of [D] meer heeft.
[D] zegt “ja”.
[telefoonnummer] zegt dat hij [D] straks gaat bellen.’
Proces verbaal van verhoor verdachte [B] van 1 oktober 2016:
‘V: Wie is foto 1?
A: Dat is [verdachte] . [verdachte] wordt ook wel eens [bijnaam] genoemd. [verdachte] was heel lang mijn drugsdealer. [verdachte] dealt al sinds 2011 cocaïne aan mij. Ik hoefde [verdachte] maar te bellen dat ik cocaïne nodig had en hij kwam het brengen. [verdachte] dealt aan huis maar ook op straat.
V: We laten je een telefoongesprek horen van 24 mei 2016 tussen jou en een andere man. Tijdens het gesprek zeg jij dat de man met geld is geweest maar dat de gebelde ( [bijnaam] ) er niet was. Een andere man neemt het telefoongesprek over en zegt dat die man zijn bankpasje weer heeft meegenomen.
O: De opgenomen gesprekken zijn afgespeeld.
V: Wie is deze man?
A: Dat is [verdachte] . Ik ben die andere man. Deze telefoongesprekken gaan over mijn bankpas die [verdachte] had. Ik had de bankpasjes toen weer als onderpand meegegeven. Ik had drugs gekocht bij [verdachte] , cocaïne. Omdat ik niet kon betalen heeft [verdachte] mijn bankpas genomen.’
Foto 1: ( [verdachte] )’
Proces-verbaal van bevindingen informatie met betrekking tot het dealen van drugs door [verdachte] van 13 oktober 2016:
‘Van een drietal telefoonnummers werden gesprekken opgenomen en uitgeluisterd vanaf de datum 12 september 2016. Deze telefoonnummers zijn in gebruik bij [verdachte] . De betreffende nummers zijn:
Opmerkelijk is dat er gesprekken, met het telefoonnummer
[telefoonnummer]en
[telefoonnummer], gevoerd worden waaruit blijkt dat [verdachte] meerdere malen korte afspraken/ontmoetingen regelt met zijn belcontacten. Zo worden er afspraken gemaakt op de openbare weg zoals onder andere bij een bushalte, Sporthal of in straten in Almere Haven. In deze gesprekken wordt veelal gevraagd naar hoeveelheden of vermoedelijk geld. Ambtshalve is bekend dat het hier gaat om dealers handelingen. In de gesprekken wordt [verdachte] ook wel [bijnaam] of [bijnaam] genoemd.
Proces verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 17 oktober 2016:
‘O: Ik toonde 1 foto van de verdachte, [verdachte] . Ik hoorde [getuige 3] mij het volgende verklaren.
A: Dat is de drugsdealer die mij drugs verkoopt.’
Proces verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 7 december 2016::
‘O: Ik toonde foto 1 van de bijlage van [verdachte] .
V: Wie is dit?
A: Ja [verdachte] .
V: Voor hoeveel kocht je bij [verdachte] aan coke?
A: Meestal een tientje of twee tientjes.
V: Hoe lang koop je al coke bij [verdachte] ?
A: Een jaar of vijf denk ik.
O: Jouw rijbewijs is aangetroffen in een woning op de [adres] te [woonplaats] .
V: Hoe zit dat?
A: Ik heb hem een keer mijn rijbewijs gegeven om voor op de Pof wat Coke te kopen.’
Proces verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] van 12 december 2016:
‘O: Ik toonde een foto van de bijlage van [verdachte] .
V: Wie is dit?
A: [verdachte] , die ken ik wel.
V: Waarom had [verdachte] jouw identiteisbewijs?
A: Ik had toen wat van hem geleend met mijn dronken hoofd.
V: Wat is er gebeurd met dit paspoort?
A: Het is als onderpand gegeven met mijn dronken hoofd.
V: Hoe lang koop je al bij [verdachte] ?
A: 2012-2013
V: Wanneer heb je voor het laatst bij [verdachte] of [verdachte] cocaïne gekocht?
A: Volgens mij van de zomer was dat.
V: Hoe bestelde je dan?
A: Ik belde hem.
V: Wat, hoe veel heb je vanaf 2012 tot heden bij [verdachte] of [verdachte] aan cocaïne gekocht?
A: 6-8 keer maal een grammetje per keer.’
Proces verbaal van onderzoek inbeslaggenomen goederen van verbalisant [verbalisant 6] :
‘Op 17 oktober 2016 heeft er een doorzoeking plaatsgevonden in de woning op de [adres] te [woonplaats] , betreffende de woning waar [verdachte] verbleef. Daarbij werd onder andere een doos met goederen aangetroffen.In de doos zaten een mesje en een weegschaal. Op het mesje zat een witkleurig poeder, gelijkend op cocaïne.’
Bewijsoverwegingen feit 2
Uit de verklaring van [B] blijkt dat verdachte de dealer is van [B] en dat [B] verschillende keren cocaïne van verdachte heeft gekocht. [getuige 3] , [getuige 1] en [getuige 2] verklaren alle drie dat verdachte hen meermalen en gedurende een lange tijd cocaïne heeft verkocht. Op grond van hun verklaring acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ten minste in de ten laste gelegde periode van 1 januari 2013 tot en met 16 oktober 2016 te Almere meermalen cocaïne heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3
Verdachte heeft het onder 3 ten laste gelegde feit bekend en zijn raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 oktober 2020;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 20 december, genummerd 201612201419, opgemaakt door politie Midden-Nederland districtsrecherche Flevoland, houdende de bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] , pagina 5198 van het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, met onderzoeksnummer 2016032069, opgemaakt door Politie Midden-Nederland, districtsrecherche Flevoland, Roofteam, doorgenummerd 1 tot en met 11023;
- een schriftelijk bescheid, te weten een rapport